Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 februari 2021
Tijdens het ordedebat van 20 januari jongstleden (Handelingen II 2020/21, nr. 46, Stemmingen) heeft de heer De Jong (PVV) verzocht om uw Kamer nader te informeren
over hoe de aangenomen motie van mevrouw Agema (Kamerstuk 31 016, 327) (PVV) over verbeterpunten om een ongecontroleerd ziekenhuisfaillissement te voorkomen
uitgevoerd gaat worden. Met deze brief kom ik tegemoet aan het verzoek van de heer
De Jong (PVV).
Achtereenvolgens zal ik ingaan op de motie van mevrouw Agema en mijn appreciatie daarbij
tijdens het Notaoverleg Medisch zorglandschap van 14 januari 2021 (Kamerstuk 31 016, nr. 335) en vervolgens hoe ik uitvoering geef aan de motie.
Motie Agema: Onderzoek naar genomen verbeteringen n.a.v. ziekenhuisfaillissementen
Met de aangenomen motie wordt de regering verzocht te laten onderzoeken of de in de
gebundelde beleidsreactie geformuleerde verbeterpunten de conclusies uit de rapporten
naar aanleiding van de faillissementen van de MC-groep voldoende ondervangen en of
met de genomen maatregelen een ongecontroleerd ziekenhuisfaillissement voldoende voorkomen
kan worden.
Tijdens het Notaoverleg Medisch zorglandschap van d.d. 14 januari 2021 heb ik als
appreciatie van de motie aangegeven, dat ik het eens ben met mevrouw Agema om aan
het einde van dit jaar (vierde kwartaal 2021) een brief aan uw Kamer te sturen waarin
ik inga op de effectiviteit van de genomen maatregelen, zoals weergegeven in de «Gebundelde
beleidsreactie op rapporten faillissementen MC-groep»1. Zoals ik ook tijdens het debat heb aangegeven, vind ik het van belang voor het vertrouwen
van mensen in het zorgstelsel dat de lessen die we met elkaar moeten leren ook daadwerkelijk
worden opgepakt en om te bekijken of de genomen maatregelen ook hebben gewerkt. Een
ongecontroleerd faillissement vanwege het ontbreken van randvoorwaarden voor goede
en veilige zorg, mag nooit meer voorkomen in de zorg.
Uitvoering motie
Ik zal in de brief aan het einde van het jaar de stand van zaken toelichting op de
maatregelen zoals genoemd in de gebundelde beleidsreactie en ingaan op in ieder geval
de volgende punten.
Ten eerste zal ik een stand van zaken geven van de aanbevelingen en maatregelen uit
de gebundelde beleidsreactie, met name die maatregelen nog in uitvoering zijn, zoals
de aanpassing van het faillissementsrecht, een duurzame oplossing voor de medische
dossiers en de medische aansprakelijkheidsverzekering voor toekomstige gevallen, het
opzetten van een leergang voor en pool van ervaren curatoren in de zorg en de verkenning
naar een meldplicht en financiële drempelbedragen voor het early warning systeem.
Ten tweede zal ik reflecteren op de werking van reeds geïmplementeerde maatregelen
zoals de aanscherping van de zorgplicht, de afspraken met zorgverzekeraars over het
beschikbaar stellen van overbruggingskrediet voor afbouw en overdracht van zorg in
geval van faillissement, de aangescherpte afspraken binnen het early warning systeem,
de amvb acute zorg2 en het creëren van governance en tegenmacht.
Toezegging verkenning werkgeversrol Raad van Toezicht
Met betrekking tot het creëren van governance en tegenmacht, heb ik uw Kamer in de
Kamerbrief van 14 december 20203 toegezegd om in het eerste kwartaal uw Kamer de uitkomsten te sturen van een verkenning
naar een wettelijke maatregelen en aanpassing van de Governancecode Zorg omtrent de
werkgeversrol door de Raad van Toezicht van grote zorginstellingen. Aangezien deze
verkenning ziet op de wenselijkheid en haalbaarheid van nieuw beleid, acht ik het
niet opportuun hier als demissionair Minister uitspraak over te doen. De uitkomsten
van de verkenning zullen dan ook betrokken worden in de brief die eind dit jaar aan
uw Kamer wordt toegestuurd ter uitvoering van de motie Agema.
Tot slot
Ik zal de brief die ik u aan het einde van het jaar toestuur uiteraard afstemmen met
Zorgverzekeraars Nederland (ZN), de NZa, de IGJ en andere betrokken partijen.
Ik hoop u met deze brief voldoende geïnformeerd te hebben ten aanzien van de uitvoering
van de motie van mevrouw Agema (Kamerstuk 31 016, nr. 327).
De Minister voor Medische Zorg,
T. van Ark