31 016 Ziekenhuiszorg

Nr. 217 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 april 2019

Op 5 april 2019 heeft de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) mij verzocht om te reageren op het bericht «Ziekenhuis weigert bloed prikken bij patiënt van concurrent» (Trouw, 1 april 2019).1 Met deze brief kom ik aan dat verzoek tegemoet.

Berichtgeving

In het artikel in Trouw wordt ingegaan op de aankondiging door Ziekenhuis St. Jansdal dat het ziekenhuis geen diagnostisch onderzoek verricht voor patiënten van zelfstandige behandelcentra (zbc’s) voor zorg die ook in St. Jansdal wordt aangeboden. Op haar website licht Ziekenhuis St. Jansdal toe dat samenwerking met deze zbc’s naar hun oordeel ten koste gaat van de mogelijkheden voor St. Jansdal om een compleet zorgaanbod voor Lelystad te realiseren.2 Volgens St. Jansdal betekent dit concreet dat patiënten van deze zbc’s niet in St. Jansdal terecht kunnen voor diagnostiek op het gebied van bijvoorbeeld bloed- en urineonderzoek (lab), beeldvormende onderzoeken van radiologie zoals echo's en onderzoeken van de functieafdeling (vaatonderzoek, longfunctieonderzoek, hartfunctieonderzoek).

Beleidsreactie

Het staat zorgaanbieders in beginsel vrij om de inrichting van hun organisatie en zorgverlening te bepalen en daarbij ook keuzes te maken over welke zorg zij wel en welke zorg zij niet aanbieden. Voor mij staat het belang van de patiënt voorop. Voor patiënten is essentieel dat zij de zorg krijgen waar ze recht op hebben. Daartoe bestaan er verschillende waarborgen. Zo moeten zorgverzekeraars aan hun zorgplicht voldoen en ervoor zorgen dat iedereen die dat nodig heeft op tijd noodzakelijke zorg krijgt binnen een redelijke reisafstand. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) houdt toezicht op de naleving van de zorgplicht.

Indien er echter onvoldoende alternatieve opties in de regio bestaan kan een keuze om geen diagnostisch onderzoek voor andere partijen te verrichten als gevolg hebben dat de keuzemogelijkheden voor patiënten effectief worden uitgeschakeld. Er kan dan een risico spelen dat misbruik wordt gemaakt van een machtspositie. Indien daarvan sprake zou zijn, kan worden opgetreden door de NZa met het instrument van aanmerkelijke marktmacht op grond van de Wet marktordening gezondheidszorg of door de Autoriteit Consument en Markt (ACM) op grond van de Mededingingswet.

Zoals in het artikel in Trouw wordt opgemerkt, is de casus onder de aandacht gebracht van de NZa en de ACM. De toezichthouders hebben dit aan mij bevestigd. Ook hebben de NZa en de ACM toegelicht de situatie op dit moment te bestuderen en op te treden indien daartoe aanleiding is.

De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins

Naar boven