31 015 Kindermishandeling

Nr. 92 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 september 2013

Hierbij bied ik u het rapport «Meldcode: Stap 0» aan van Samenwerkend Toezicht Jeugd (STJ) over vroegsignalering van risico’s en aanpakken van beginnende problemen om kindermishandeling te voorkomende1. Binnen STJ is het rijkstoezicht, dat betrekking heeft op de zorg voor jongeren, van vijf inspecties georganiseerd.

Rapport Meldcode: Stap 0

In 2012 heeft STJ in vier gemeenten onderzoek gedaan naar het beleid gericht op preventie van kindermishandeling. Het betrof onderzoek in Amsterdam- Oost, Apeldoorn, Breda en Arnhem. Voor iedere afzonderlijke gemeente heeft STJ een rapport uitgebracht. Op basis hiervan is door STJ bijgaand rapport opgesteld. Gekeken is op welke wijze organisaties in de leefomgeving van kinderen en ouders samenwerken om in een zo vroeg mogelijk stadium risicofactoren te signaleren en hier gevolg aan te geven om mishandeling te voorkomen.

In elk van de onderzochte gemeenten hebben de inspecties goede voorbeelden gezien, maar ook knelpunten geconstateerd die een goede preventie van kindermishandeling belemmeren. Om op deze punten verbetering aan te brengen doet STJ een aantal aanbevelingen die vooral gericht zijn op lokale overheden en op organisaties die met kinderen en hun ouders in aanraking komen. Daarnaast heeft STJ voor de rijksoverheid enkele aandachtspunten.

De samenwerkende inspecties bevelen organisaties en/of gemeenten aan om:

  • Breed en gezamenlijk te kijken door alle risico’s en beginnende problemen bij een gezin in beeld te brengen. Er wordt op deze manier als het ware een Meldcode stap 0 toegevoegd door organisaties in de directe leefwereld van kinderen en professionals die ouders als cliënt hebben. Gemeenten hebben een rol om te zorgen voor een goede aansluiting tussen voorzieningen.

  • Een integrale aanpak te ontwikkelen voor beginnende problemen door bij gezinnen aandacht te besteden aan achterliggende oorzaken en risicofactoren en hierbij buiten de grenzen van de eigen organisaties of professionaliteit te kijken. Gemeenten en organisaties zouden een gezamenlijke visie en aanpak moeten ontwikkelen voor gezinnen waarin sprake is van een cumulatie van risicofactoren en (beginnende) problemen.

  • Het bereik van een preventieve aanpak te vergroten doordat betrokken organisaties weten welke kinderen een verhoogd risico lopen en professionals weten wat ze moeten doen. Met behulp van een sociale kaart weten organisaties elkaar te vinden. Gemeenten kunnen het gebruik van de verwijsindex risicojongeren (VIR) stimuleren en zorgen voor een herkenbaar toegankelijk, laagdrempelig punt (op wijkniveau) waar ouders en zorgverleners terecht kunnen.

De onderzochte gemeenten hebben aangegeven naar aanleiding van het toezicht verbeteringen door te zullen voeren. STJ zal de uitvoering gedurende twee jaar volgen.

Beleidsreactie

Het rapport van STJ onderstreept het beleid dat de rijksoverheid in gang heeft gezet. Preventie is een belangrijk speerpunt uit het actieplan aanpak kindermishandeling Kinderen Veilig. De gemeenten hebben hierbij een sleutelrol vanwege hun taken op het terrein van maatschappelijke ondersteuning en opvoedondersteuning. De uitkomsten van het onderzoek en de aanbevelingen uit dit rapport zijn waardevol voor alle gemeenten. STJ zal alle gemeenten een exemplaar van het rapport «Meldcode Stap 0» toesturen en ik zal het rapport plaatsen op www.voordejeugd.nl en www.meldcode.nl .

De aanbevelingen van STJ over de belangrijke rol van de gemeenten bij preventie en het stimuleren van het gebruik van de VIR sluit aan bij de decentralisatie van de jeugdhulp. Hiermee wordt nog meer ingezet op preventie en het versterken van het opvoedkundig klimaat in gezinnen en wijken. De ontschotting van geldstromen biedt gemeenten meer mogelijkheden voor integrale en daarmee effectievere hulp. In handen van de gemeente kan de jeugdhulp beter aansluiten op de problematiek zoals die zich concreet voordoet. Verschillende vormen en instrumenten van ondersteuning, hulp en zorg kunnen (vroegtijdig) worden ingezet. De inspectie beveelt aan een integrale aanpak te ontwikkelen. Gemeenten leggen in een beleidsplan vast hoe ze invulling geven aan hun nieuwe verantwoordelijkheid voor het beleid en uitvoering rond preventie en jeugdhulp.

Naast de rol van gemeenten op het gebied van preventie is het belangrijk dat professionals goed toegerust zijn om tijdig signalen en risicofactoren te herkennen en weten hoe te handelen. De Wet verplichte meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld, die 1 juli jl. in werking is getreden, verplicht organisaties en zelfstandigen over een meldcode te beschikken en schrijft voor dat de kennis en het gebruik van de meldcode bevorderd moet worden. Op 3 september jl. heb ik u het rapport van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) over de «Invoering van meldcode(s) huiselijk geweld en kindermishandeling binnen een aantal gezondheidszorgsectoren nog onvoldoende» aangeboden samen met mijn reactie daarop.

Daarnaast wil ik samen met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de aandacht voor geweld in afhankelijkheidsrelaties in opleidingen structureel verankeren. Wij hebben u 15 juli jl. het plan van aanpak toegezonden.

STJ vraagt de rijksoverheid aandacht te hebben voor het effect van een aantal maatregelen, zoals de invoering van de eigen bijdragen voor de eerstelijns GGZ en de kraamzorg en het afschaffen van de tolkenvergoeding. Volgens STJ kunnen deze maatregelen de toegang tot de hulp en zorg bemoeilijken.

  • Per 1 januari 2014 wordt de generalistische basis GGZ ingevoerd. De huidige eerstelijns psychologische zorg wordt onderdeel van deze Generalistische Basis GGZ. Dit betekent dat eerstelijns psychologen met dit nieuwe bekostigingssysteem zullen gaan werken.

    Voor de Generalistische Basis GGZ zal geen eigen bijdrage gaan gelden. De eigen bijdragen die nu gelden voor de eerstelijns-psychologische zorg (zowel internetbehandeltraject als de zittingen) komen dan ook te vervallen. De drempel die in het rapport wordt genoemd voor ouders om bij lichte psychische problematiek professionele hulp in te schakelen, is met het vervallen van de eigen bijdrage maatregel per 2014 weggenomen.

  • In de Zorgverzekeringswet is verder aan de ene kant ruimte gecreëerd om de toegankelijkheid van de kraamzorg te waarborgen, door kraamzorg (evenals huisartsenzorg) niet onder het eigen risico te laten vallen. Anderzijds is er een mechanisme ingebouwd om overmatig gebruik tegen te gaan. Dit is geregeld in de vorm van een eigen bijdrage per uur kraamzorg. Veel zorgverzekeraars bieden aanvullende verzekeringen aan waarin deze eigen bijdrage niet verschuldigd is. De NZa heeft het onlangs mogelijk gemaakt dat zorgverzekeraars meer ruimte hebben om specifieke afspraken te maken over het verlenen van extra kraamzorg in achterstandswijken.

  • Wat betreft de tolkenvergoeding wordt momenteel uitvoering gegeven aan de motie Voortman van 4 juni 2013 over het afschaffen van de regeling voor tolken en vertalers. U wordt hierover voor de begrotingsbehandeling van VWS geïnformeerd.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven