31 015 Kindermishandeling

Nr. 80 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR IMMIGRATIE, INTEGRATIE EN ASIEL EN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 mei 2012

Hierbij bieden wij u het Rapport «Inventariserend onderzoek naar signalen van kindermishandeling in de sociale leefomgeving» aan, vergezeld van de bijbehorende aanbiedingsbrief van GGD Nederland.1

In januari 2011 is onder coördinatie van GGD Nederland een inventariserend onderzoek gestart in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het ministerie van VROM (nu Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) naar signalen van kindermishandeling in de sociale leefomgeving van kinderen, niet zijnde de thuis- en formele schoolsituatie. De aanleiding voor het onderzoek waren verontrustende aanwijzingen van kindermishandeling die door de GGD Den Haag eind 2008 werden gesignaleerd in de sociale leefomgeving van kinderen. Om te inventariseren of elders in Nederland sprake was van dergelijke aanwijzingen, werd besloten om naast een vervolg in Den Haag ook in twee andere gemeenten een inventariserend onderzoek uit te voeren (Rotterdam en Eindhoven).

Het doel van het inventariserende onderzoek was om meer inzicht te krijgen in signalen van kindermishandeling in de sociale leefomgeving2 van kinderen. Voor het onderzoek is in drie gemeenten gedurende een half jaar (januari tot juli 2011) bij het reguliere contactmoment van de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) voor 9- en 10- jarigen systematisch navraag gedaan naar situaties van onveiligheid in de sociale leefomgeving, naast de structurele aandacht die er is voor deze signalen in de thuis- en formele schoolsituatie. Om signalen die daaruit voortkomen in kaart te brengen is gebruik gemaakt van de werkwijze die de GGD Den Haag heeft ontwikkeld.

In Den Haag, Rotterdam en Eindhoven is bij een groep van respectievelijk 1935, 443 en 969 kinderen navraag gedaan naar de veiligheid in de sociale leefomgeving. In Den Haag zijn 12 en in Rotterdam 5 signalen geregistreerd van vormen van kindermishandeling in de sociale leefomgeving. In Eindhoven zijn geen signalen geregistreerd. Vijftien van de geregistreerde signalen hebben betrekking op «non-formeel koranonderwijs». In Rotterdam zijn ook twee signalen over karateles geregistreerd. Tweederde van de signalen betreffen lichamelijke mishandeling. Eenmaal is psychische mishandeling geregistreerd. De overige signalen betreffen het getuige zijn van mishandeling van andere kinderen.

Conform protocol heeft de JGZ vervolgacties uitgevoerd afhankelijk van de geregistreerde signalen. Door de ingezette vervolgacties of omdat de mogelijk onveilige situatie niet meer actueel was hebben de geregistreerde signalen in beide gemeenten niet geleid tot een melding bij het AMK of de Verwijsindex.

De gemeente Den Haag heeft als onderdeel van de nieuwe werkwijze specifieke afspraken vastgelegd hoe in het vervolg om te gaan met dergelijke signalen. Uitgangspunt is daarbij dat ouders in eerste instantie verantwoordelijk zijn voor de veiligheid van hun kind. De JGZ moedigt ouders daarom aan het kind weg te halen uit de onveilige situatie of de onveilige situatie op te heffen. Wij vinden dit een goede werkwijze: het is zaak om de verantwoordelijkheid van ouders te benadrukken en te versterken en hen indien nodig te stimuleren aangifte te doen. Uiteraard kan de JGZ zelf ook bij veelvuldige signalen contact zoeken met bijvoorbeeld de gemeente om te bezien welke stappen gezet moeten worden.

Op basis van het inventariserende onderzoek kan niet geconstateerd worden dat kindermishandeling in de sociale leefomgeving grootschalig voorkomt in Nederland. Daarmee willen wij nadrukkelijk niets afdoen aan de ernst van de signalen van kindermishandeling die bij dit inventariserende onderzoek aan het licht zijn gekomen.

Uit het onderzoek concluderen wij dat de gehanteerde werkwijze een toegevoegde waarde kan hebben om zicht te krijgen op kindermishandeling. De gehanteerde werkwijze in het onderzoek kan daarmee een goede aanvulling zijn op de reeds bestaande JGZ-richtlijn Secundaire preventie kindermishandeling. Het is in eerste instantie aan de beroepsorganisaties om te beoordelen of de gehanteerde werkwijze een plek moet hebben in deze richtlijn. De staatssecretaris van VWS zal daarom het rapport van GGD Nederland doen toekomen aan de relevante beroepsorganisaties.

Zolang de werkwijze geen plek heeft gekregen in deze richtlijn vinden wij het aan gemeenten om te bepalen of zij de werkwijze implementeren bij de organisatie die in hun gemeente de JGZ uitvoert. De staatssecretaris van VWS zal de uitkomsten van het onderzoek bij gemeenten onder de aandacht brengen via de website samenwerkenvoordejeugd.nl.

Buiten discussie staat dat iedereen die professioneel met kinderen omgaat oog moet hebben voor signalen die duiden op de mogelijkheid van kindermishandeling, ongeacht de plek waar zich dat voordoet. In het kader van de aanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties is het actieplan aanpak kindermishandeling 2012–2016 «kinderen veilig» opgesteld, waarin een groot aantal acties is opgenomen gericht op slachtoffers, daders en het doorbreken van intergenerationele overdracht. In dat actieplan staat tevens beschreven dat de staatssecretaris van VWS de verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling wil invoeren. Het wetsvoorstel is in oktober 2011 ingediend bij de Tweede Kamer. Met de verplichte meldcode worden professionals ondersteund met een stappenplan zodat ze weten hoe te handelen bij signalen van kindermishandeling. Ook moeten organisaties de kennis en het gebruik van de meldcode bevorderen. De communicatie en implementatie zal zich niet alleen richten op professionals, maar ook op vrijwilligers(organisaties) die een belangrijke rol kunnen spelen bij het signaleren van kindermishandeling.

De minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, G. B. M. Leers

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. L. L. E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
2

Sociale leefomgeving is al het intermenselijk contact in de maatschappij bijvoorbeeld sportclub, buurthuis, moskee, kerk etc. (definitie GGD Den Haag).

Naar boven