31 015 Kindermishandeling

Nr. 222 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 februari 2021

Tijdens het debat over het eindrapport van de commissie-De Winter over het onderzoek naar geweld in de jeugdzorg van 16 december jl. (Handelingen II 2020/21, nr. 38, debat over onderzoek naar geweld in de jeugdzorg) is een motie ingediend door de leden Kuiken (PvdA)1 en Westerveld (GroenLinks). In reactie hierop heb ik toegezegd met een schriftelijke reactie op deze motie te komen. Met de motie wordt de regering verzocht te onderzoeken op welke momenten en plekken, zoals bij UWV en de bedrijfsarts, een arts expliciet kan informeren naar een mogelijk verleden van seksueel, fysiek of psychisch geweld, zodat personen goed kunnen worden doorverwezen en ondersteund.

Tijdens het debat is gesproken over het taboe dat rust op geweld en seksueel misbruik. Dit taboe kan er voor zorgen dat slachtoffers van geweld en/of seksueel misbruik zich tijdens een consult of behandeling door een medische professional of hulpverlener geremd voelen hier openlijk over te spreken. Dit kan zich tijdens allerlei momenten in contact met een arts of hulpverlener voordoen. In dergelijke gevallen is het belangrijk dat de professional, welke dat dan ook is en op welke plaats dat dan ook is, is toegerust om dat gesprek te starten en te voeren. Op voorhand is echter niet goed, laat staan uitputtend, vast te stellen welke artsen dat zal betreffen en op welke momenten zich hiertoe een mogelijkheid aandient.

Het spreken hierover en het informeren hiernaar is primair een zaak tussen de professional of hulpverlener en de patiënt/cliënt. Het is aan artsen of andere hulpverleners om een inschatting te maken van het moment waarop dat het beste kan plaats vinden. Het is belangrijk dat deze artsen en andere hulpverleners hiertoe goed toegerust zijn en handelingsperspectief hebben. Ik vind het belangrijk dat zij daarbij ondersteund worden. Om dit te realiseren wordt één van de drie functies van het Centraal Informatie en Expertisepunt (CIE) van het Trimbos Instituut het aanbieden van informatie, kennis en expertise over geweld in de jeugdzorg aan artsen en andere hulpverleners in de eerste lijn.

De rol die deze hulpverleners spelen in de signalering en duiding van problematiek ten gevolge van geweld in de jeugdzorg is cruciaal. Het CIE zal ook voorzien in kennis over en naar aanleiding van casuïstiek, het leren herkennen van signalen die kunnen duiden op een verleden met geweld in de jeugdzorg en kennis over de mogelijkheden voor behandeling. Het bieden van handvatten om problematiek te signaleren en hierover een gesprek met de cliënt aan te gaan zijn daarin de voornaamste doelen. Op deze manier kunnen artsen en andere hulpverleners meer handelingsperspectief verkrijgen voor het signaleren van en spreken over geweld in de jeugdzorg. Ik zie weinig praktische toegevoegde waarde van een onderzoek.

Ik zou de motie willen interpreteren vanuit het perspectief van het organiseren en actief aanbieden van informatie, kennis en expertise over geweld in de jeugdzorg aan artsen en andere hulpverleners in de eerste lijn inclusief bedrijfsartsen en medewerkers UVW, zoals in het dictum genoemd, zodat zij goed toegerust zijn om op de momenten en plaatsen waarop zij denken dat dit aan de orde kan zijn expliciet te informeren naar een mogelijk verleden van seksueel, fysiek of psychisch geweld in de jeugdzorg. Uiteraard zal hierbij goed in kaart moeten worden gebracht hoe deze taak van het CIE optimaal kan worden ingevuld. Als de indieners instemmen met deze interpretatie ligt deze in het verlengde van het ingezette beleid en laat ik haar aan het oordeel van de Tweede Kamer.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis


X Noot
1

Kamerstuk 31 015, nr. 216

Naar boven