31 015 Kindermishandeling

Nr. 192 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 april 2020

Seksueel geweld tegen kinderen mag nooit gebeuren. Elk kind heeft recht op een veilige ontwikkeling. Seksueel geweld zorgt voor fysieke en psychologische problemen. Een opgelopen trauma wordt vaak een leven lang meegedragen. Bij minderjarigen kan het later in het leven tot problemen leiden in de overgang naar volwassenheid, in werk, ouderschap en het aangaan van andere relaties. Ik vind het daarom een goede zaak dat de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen (hierna: NR) de aandacht richt op de aard en omvang van seksueel geweld tegen kinderen.

Hierbij bied ik uw kamer, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, de slachtoffermonitor aan1 en de beleidsreactie hierop. Hiermee kom ik tevens tegemoet aan het verzoek van uw kamer in de commissiebrief d.d. 10 december 2019 en 15 januari 2020 waarin u om de beleidsreactie verzoekt.

Allereerst ga ik in algemene zin in op de monitor. Daarna volgt een reactie op de vier afzonderlijk aanbevelingen van de NR.

Algemene reactie

Seksueel geweld heeft een enorme impact op het leven van een kind. Ieder kind zou veilig moeten zijn, maar nog te vaak komt het voor dat kinderen te maken hebben met seksueel geweld en dat is onacceptabel. Het kabinet neemt daarom verschillende maatregelen om seksueel geweld tegen kinderen tegen te gaan en deze kinderen te helpen en te beschermen als zij misbruikt zijn. Verschillende ministeries houden zich bezig met de aanpak van seksueel geweld. De ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), Justitie en Veiligheid (JenV) en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) houden zich in gezamenlijkheid bezig met de aanpak van seksueel geweld, waarbij OCW vooral ingezet op het weerbaar maken van leerlingen en op de preventie van gendergerelateerd geweld. Daarnaast richt het Programma «Geweld hoort nergens thuis», in opdracht van de ministeries van VWS en JenV en de VNG, zich op het eerder en beter in beeld krijgen van huiselijk geweld en kindermishandeling en het duurzaam oplossen daarvan.

Hieronder staat een aantal maatregelen en ontwikkelingen die bijdragen aan het signaleren en aanpakken van seksueel geweld:

  • De Minister voor Rechtsbescherming en ik hebben twee jaar geleden slachtoffers van seksueel geweld als specifieke doelgroep in het programma «Geweld hoort nergens thuis» opgenomen. Seksueel geweld bij kinderen is heel moeilijk te signaleren en daarom onderzoeken we hoe we professionals in de zorg en bij Veilig Thuis organisaties beter kunnen toerusten om seksueel geweld te herkennen, waarbij ook het signaleren en de risico’s die online spelen kunnen worden meegenomen. Dit is onderdeel van het onderzoeksprogramma van «Geweld hoort nergens thuis.» Een van de onderzoekslijnen hierin is «Onderzoek naar goede aanpakken voor (vroeg)signalering)».2 De resultaten uit deze onderzoekslijn verschijnen naar verwachting in 2022.

  • Sinds 1 januari 2019 is de verbeterde meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling van kracht. Het opmerken van signalen van seksueel geweld door professionals hoort bij hun beroepsmatig handelen. Aan het handelen op basis van die signalen, gaat een zorgvuldige afweging vooraf. De meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling geeft met een stappenplan, inclusief een afwegingskader van de eigen beroepsgroep, houvast aan de professionals om hen adequaat toe te rusten voor deze taak. Bij acuut of structureel huiselijk geweld en kindermishandeling (waaronder seksueel geweld) wordt gemeld bij Veilig Thuis. Een goede samenwerking tussen de hulpverlening en de strafrechtspleging is vervolgens cruciaal. De afgelopen jaren is veel geïnvesteerd in de verbeterde meldcode. De ministeries van VWS en JenV blijven zich via het programma Geweld hoort nergens thuis inspannen om de verbeterde meldcode onder de aandacht te brengen en het gebruik ervan te bevorderen door onder andere het continueren van de zogenaamde meldcodetour in 2020 voor professionals uit diverse sectoren (zorg, justitie, politie, onderwijs, kinderopvang). Doel is om de bekendheid en het toepassen van de verbeterde meldcode bij professionals te vergroten en de samenwerking tussen professionals uit de verschillende beroepsgroepen te verbeteren.

  • In de acute fase (maximaal zeven dagen) na seksueel geweld kunnen slachtoffers terecht bij de Centra Seksueel Geweld (CSG). Hier wordt multidisciplinaire zorg geboden. Voor de meest kwetsbare kinderen (tot 12 jaar en deels tussen de 13 en 15 jaar) worden forensisch medische onderzoeken verricht door gespecialiseerde forensische artsen van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). De Minister voor Rechtsbescherming en ik zijn aan het verkennen, met onder andere het NFI en de GGD, hoe de kwaliteit van deze onderzoeken ook voor andere minderjarige kinderen verbeterd kan worden. Specialisatie en concentratie zijn hier mogelijke instrumenten voor. Ook kinderen die slachtoffer zijn van seksueel geweld en die niet via het CSG-hulp vragen, kunnen doorverwezen worden naar traumabehandeling.

  • In november 2019 is de landelijke campagne «wat kan mij helpen» gelanceerd door de Minister voor Rechtsbescherming. Deze zal de komende drie jaar lopen en met deze campagne hopen we slachtoffers van seksueel geweld te stimuleren om zo snel mogelijk hulp te zoeken. In de campagne wordt specifiek aandacht besteed aan minderjarigen van 14–18 jaar. Op scholen in heel Nederland (230 scholen) zijn posters opgehangen en op social media zijn posts geplaatst.

  • In de zomer van 2020 start onderzoek naar de effecten van de aanbevelingen van de commissies die onderzoek deden naar seksueel geweld (Samson, Deetman, De Vries en De Winter) naar aanleiding van de motie van het lid Van Nispen.3 Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de NR. Daarnaast bericht de Minister van Justitie en Veiligheid uw Kamer periodiek over zijn integrale aanpak online seksueel kindermisbruik, bestaande uit publiek-private acties, waarbij ook aandacht is voor preventie van dader- en slachtofferschap.4

  • In het primair en voortgezet onderwijs moeten scholen, op basis van de kerndoelen (curriculum), aandacht besteden aan respectvol omgaan met seksualiteit en seksuele diversiteit. Hieronder valt ook het seksueel weerbaar maken van leerlingen. Dit kan zowel uiting krijgen in lessen voor leerlingen als in trainingen voor docenten en vertrouwenspersonen. Aan dat laatste punt werkt Stichting School en Veiligheid (SSV), als onderdeel van het beleid voor sociale veiligheid dat scholen hebben. Ook biedt SSV trainingen aan om onderwijzend personeel toe te rusten bij het signaleren van kindermishandeling («het niet pluis gevoel»). De Beweging tegen Kindermishandeling (BtK), een samenwerkingsverband van verschillende onderwijs- en ouderorganisaties ondersteund door OCW, heeft tot doel de signalering en aanpak van kindermishandeling vanuit het onderwijs, de kinderopvang en peuterspeelzalen te verbeteren en speelt een rol bij de implementatie van de verbeterde meldcode in de praktijk. De Btk houdt zich in 2020 daarom onder andere bezig met het ontwikkelen van een veldnorm.

  • Een aanzienlijk deel van seksueel geweld tegen kinderen wordt gepleegd door een leeftijdsgenoot, zo constateert de NR. OCW financiert de alliantie «Act4Respect». De Alliantie Act4Respect van Rutgers en Atria werkt voor én met jongeren, jongvolwassenen en professionals in beleid en praktijk aan de preventie van gendergerelateerd geweld. De aanpak van seksueel geweld is hier een belangrijk onderdeel van. Eind 2019 heeft de alliantie een campagne5 gelanceerd. Hierin worden jongeren aangesproken in hun mogelijke rol als slachtoffer, pleger of dader of omstander. Daarbij worden ouders en professionals wordt ook gevraagd om mee te werken aan een toekomst zonder geweld.

  • OCW heeft in 2019 de samenwerking gezocht met een aantal gemeenten om de veiligheid van vrouwen en meisjes in de publieke ruimte te verbeteren. Onder de naam Veilige Steden werken momenteel 11 gemeenten aan de aanpak van grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld op straat en in het uitgaansleven. Jongeren zijn daarbij een belangrijke doelgroep.

Reactie op de aanbevelingen

De rapporteur doet vier concrete aanbevelingen waarop ik hieronder reageer:

Breng in kaart wat er gebeurt in de aanpak van seksueel geweld tegen kinderen en zorg voor coördinatie van die aanpak

Er is veel aandacht voor de problematiek van seksueel geweld tegen kinderen en vanuit de ministeries lopen er allerlei initiatieven – vaak samen met allerlei partners – op diverse terreinen van seksuele gezondheid tot en met de aanpak van seksueel geweld. Deze initiatieven zijn hierboven vermeld. Met inachtneming van de verschillende verantwoordelijkheden en de diverse kaders, ga ik met de andere betrokken departementen nagaan of er manieren zijn om de coördinatie en samenhang tussen de verschillende activiteiten te verbeteren. De gesprekken hierover zijn inmiddels gestart. Dit moet eraan bijdragen dat minder kinderen slachtoffer worden van seksueel misbruik en dat minderjarige slachtoffers eerder in beeld zijn en beter geholpen kunnen worden.

Realiseer een gecoördineerde aanpak van seksueel geweld tegen kinderen op regionaal niveau en zorg voor monitoring hiervan

Slachtoffers van seksueel geweld zijn als specifieke doelgroep opgenomen in het programma «Geweld hoort nergens thuis» dat vooral de aanpak in de regio’s versterkt. Deze aanbeveling is besproken met de opdrachtgevers van het programma. Er is afgesproken dat er met één of meer regio’s – die de aanpak van deze problematiek verder willen versterken – wordt samengewerkt om een meer integrale aanpak op seksueel geweld te ontwerpen Dit gebeurt in samenwerking tussen de ministeries van JenV, VWS, de VNG en de NR zelf. Als een succesvolle aanpak wordt behaald, kan deze dienen als lichtend voorbeeld voor anderen.

Verken de mogelijkheden om de prevalentie van seksueel geweld onder kinderen jonger dan twaalf jaar in kaart te brengen

In 2019 is in opdracht van het Ministerie van VWS en het Ministerie van JenV het prevalentieonderzoek huiselijk geweld en kindermishandeling afgerond. Het onderzoek naar de prevalentie van kindermishandeling zag op de leeftijdscategorie kinderen van 0 t/m 17 jaar, waarin ook seksueel geweld is onderzocht. Dit is eerder in 2010 en 2005 gedaan. De schatting uit dit onderzoek is dat jaarlijks ongeveer 2.500 kinderen slachtoffer zijn van seksueel misbruik. Ten opzichte van andere vormen van mishandeling komt dit het minst voor. Het onderzoek is gebaseerd op schattingen van professionals in de sectoren, kinderopvang, onderwijs, verzorging en verpleging, jeugdhulp, zorg en justitie. Dit onderzoek is gericht op kinderen van 0 t/m 17 jaar. Ook is in 2017 onderzoek naar kindermishandeling onder scholieren uitgevoerd. Daarnaast voert Rutgers in opdracht van het Ministerie van VWS het onderzoek Seks onder je 25e uit. Daarnaast start in 2020 een periodieke tweejaarlijkse prevalentiemonitor huiselijk en seksueel geweld door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum, op verzoek van de ministeries van JenV en VWS. De monitor vindt plaats onder de Nederlandse bevolking vanaf 16 jaar. Deze prevalentiemonitor is opgestart naar aanleiding van

de beleidsreactie op bovengenoemd prevalentieonderzoek6 en naar aanleiding van de motie van het lid Van Nispen.7 Onderzoek onder heel jonge kinderen is moeilijk uit te voeren. Daarom heeft de onderzoekscommissie «Geweld hoort nergens thuis» recent geadviseerd over de opzet van het prevalentieonderzoek kindermishandeling, waarbij ook is gevraagd om daarbij bovenstaande aanbeveling van de NR te betrekken.

Onderzoek de effectiviteit van de tenuitvoerlegging van kinderbeschermingsmaatregelen in zaken van seksueel geweld tegen kinderen

Uit data van het CBS komt naar voren dat in 15% van de gevallen na oplegging van een ondertoezichtstelling door de kinderrechter na een half jaar nog geen jeugdhulp tot stand is gekomen. De NR verwijst in dit verband naar knelpunten met betrekking tot wachtlijsten in de jeugdbeschermingsketen en het vaak niet beschikbaarheid zijn van specialistische jeugdhulp. De NR beveelt daarom aan om onderzoek te doen naar de effectiviteit van de tenuitvoerlegging van kinderbeschermingsmaatregelen in zaken van seksueel geweld tegen kinderen en de inzet van passende hulp.

Kinderen met een kinderbeschermingsmaatregel betreffen de meest kwetsbare groep van kinderen. Het is daarom van groot belang dat deze kinderen de voor hen noodzakelijke jeugdhulp ontvangen. Ik weet dat het nog niet altijd even goed lukt om tijdig noodzakelijke en passende jeugdhulp in te zetten, vanwege onder meer wachtlijsten in de hele jeugdhulp- en jeugdbeschermingsketen. De Inspecties voor Gezondheidszorg en Jeugd en Justitie en Veiligheid hebben dit eerder ook geconstateerd in hun eind vorig jaar uitgebrachte rapportage «Kwetsbare kinderen onvoldoende beschermd» en het gelijktijdig uitgebrachte signalement «Jeugdbeschermingsketen in gevaar». Dit probleem raakt alle kinderen in de jeugdbescherming, waaronder ook kinderen die slachtoffer zijn geworden van seksueel geweld. Het is dan ook noodzakelijk dat hierop ten behoeve van alle kinderen in de jeugdbescherming actie wordt ondernomen. Daarom is al op zes plekken in het land gestart met pilots om de jeugdbeschermingsketen effectiever te maken. In deze pilots werken de organisaties uit de jeugdbeschermingsketen onder regie van de gemeente aan een snellere, effectievere en eenvoudigere jeugdbescherming, door het wegnemen van overlap in taken, door meer parallel in plaats van volgtijdelijk te werken en door gezamenlijk aan triage te doen. Doel daarbij is te komen tot een nieuwe werkwijze waarin uitsluitend die elementen zitten die nodig zijn om een gezin weer veilig te krijgen. De pilots worden gemonitord en de inzichten uit de pilots worden in beeld gebracht in een evaluatieonderzoek, dat ook aan uw Kamer zal worden toegestuurd.

Dit voorjaar hebben de Minister voor Rechtsbescherming en ik u geïnformeerd over de voorgestelde verbeteringen in de organisatie van de jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering8. Voor een effectievere bescherming van jeugd en gezin willen wij voor eind 2020 gezamenlijk tot één toekomstscenario komen, inclusief organisatorische consequenties en fasering en tijdpad van de realisatie. De komende periode worden de uitgangspunten hiertoe met betrokken organisaties, gemeenten, professionals, ervaringsdeskundigen, wetenschap en kennisinstituten verder uitgewerkt. Wij zullen uw Kamer dit najaar informeren over de voortgang hiervan.

Over de vervolgacties naar aanleiding van de Slachtoffermonitor seksueel geweld tegen kinderen informeren de Minister voor Rechtsbescherming en ik uw Kamer nader in de voortgangsrapportages van het programma «Geweld hoort nergens thuis» en het programma «Zorg voor Jeugd.»

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

Kamerstuk 34 843, nr. 30

X Noot
4

Kamerstuk 31 015, nr. 180

X Noot
6

Kamerstukken 28 345 en 31 015, nr. 207

X Noot
7

Kamerstuk 34 843, nr. 30

X Noot
8

Kamerstuk 31 839, nr. 723

Naar boven