31 015 Kindermishandeling

Nr. 162 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 februari 2019

Met deze brief geef ik, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, gevolg aan het in het AO slachtofferbeleid op 13 februari jl. gedane verzoek van meerdere leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid. Verzocht is om vóór het AO Kinderporno van 20 februari a.s. een brief te ontvangen met daarin de huidige mogelijkheden waarmee kan worden voorkomen dat plegers van zedendelicten naar het buitenland kunnen reizen. Separaat stuur ik u de antwoorden op de op 29 januari jl. ingediende schriftelijke vragen van het lid van Nispen (SP) over een geëmigreerde in Nederland veroordeelde pedofiel (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 1619).

Ter beantwoording van de op 13 februari 2019 door uw Kamer geuite zorgen en vragen ga ik in op de bestaande interventies, tijdens én na afloop van een aan zedendelinquenten opgelegde straf of maatregel, om te voorkomen dat zij naar het buitenland reizen en aldaar wederom slachtoffers maken. Ook sta ik beknopt stil bij de uitvoering en handhaving van zogeheten reismaatregelen.

Reisbewegingen beperken

Het strafrecht voorziet in maatregelen om de bewegingsvrijheid (en daarmee het reisgedrag) van plegers van zedendelicten in te perken. Aan voorwaardelijke modaliteiten, zoals een schorsing van de voorlopige hechtenis, voorwaardelijke gevangenisstraf of een voorwaardelijke invrijheidstelling, kunnen bijzondere voorwaarden en reclasseringstoezicht worden verbonden. Te denken valt aan een gesteld gebiedsgebod dat strekt tot het niet mogen verlaten van Nederland.

De Wet Langdurig Toezicht biedt sinds 1 januari 2018 de mogelijkheid om plegers van zeden- en ernstige geweldsdelicten langer onder toezicht te stellen en een reisverbod (specifieke verstrekkende vorm van een locatiegebod) als bijzondere voorwaarde te kunnen opleggen. Zo kan de rechter de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling telkens verlengen en kan een tenuitvoergelegde gedragsbeïnvloedende, vrijheidsbeperkende maatregel uit die wet, waaraan bijzondere voorwaarden zijn gekoppeld, zo lang als het recidiverisico zulks vereist, voortduren.

Aan de hand van de omstandigheden van het geval vindt een toetsing plaats waarin de noodzakelijkheid en proportionaliteit van voormelde reisbeperkende voorwaarden worden gewogen. Het betreft namelijk een vergaande inperking van de bewegingsvrijheid, een belangrijk grondrecht.

Of delinquenten het aan hen opgelegde voormelde locatiegebod en/of reisverbod naleven, wordt gecontroleerd door de reclassering. Hulpmiddelen daarbij zijn meldplichtgesprekken, een elektronische enkelband (die een melding genereert zodra een voorwaarde wordt overtreden), maar ook het inleveren van een paspoort. Op basis van de Paspoortwet kan op verzoek van het openbaar ministerie een paspoort worden geweigerd of vervallen worden verklaard indien de betrokken persoon wordt verdacht van het plegen van een strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten of onherroepelijk is veroordeeld tot een gevangenisstraf (van vier maanden of meer), een voorwaardelijke gevangenisstraf of een tbs met voorwaarden en er een gegrond vermoeden is dat betrokkene zich door verblijf in het buitenland zal onttrekken aan de vervolging of tenuitvoerlegging van zijn straf.1

Andere landen waarschuwen

Na het ondergaan van een door de stafrechter opgelegde straf of maatregel is het niet langer mogelijk iemand op een soortgelijke manier als hierboven beschreven te verbieden om Nederland te verlaten (onder deze categorie vallen ook personen die in het verleden zijn veroordeeld voor zedendelicten van wie de straf reeds ten uitvoer is gelegd). Iemand is heeft dan immers zijn straf uitgezeten. Dit laat onverlet dat bij een gegrond vermoeden van herhaling weigering of vervallenverklaring van een paspoort een optie is.2 Daarnaast zijn mogelijkheden beschikbaar om informatie te delen en zo tegen te gaan dat reizende veroordeelde zedendelinquenten in binnen- en buitenland slachtoffers maken. Zo worden Europeanen die in Nederland een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) aanvragen om met kinderen te werken (in binnen -of buitenland), ook gescreend op justitiële antecedenten uit het land van nationaliteit. Hiervoor wordt het European Criminal Record System (ECRIS) gebruikt door Justis. De Europese Richtlijn ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie (2011/EC/93) verplicht dat justitiële gegevens worden uitgewisseld, als hierom wordt verzocht door één van de lidstaten.3 Ook geldt dat op verzoek en als sprake is van een toereikend beschermingsniveau van de gegevensverwerking, justitiële gegevens kunnen worden verstrekt aan derde landen ten behoeve van de strafrechtspleging. Verder noem ik de Interpolwaarschuwing Green Notice, waarover ik in het AO Slachtofferbeleid van 13 februari jl. sprak. Het betreft een instrument om preventie en bestrijding van misdrijven over landsgrenzen heen mogelijk te maken. Green Notices zijn internationale waarschuwingsberichten over veroordeelde personen van wie een verhoogd recidiverisico uitgaat. Op basis hiervan wordt het land in kwestie in staat gesteld om binnen de eigen autonomie te handelen, bijvoorbeeld toezicht te houden of andere maatregelen te treffen.

Tot besluit

Seksueel misbruik slaat diepe wonden. De gevolgen voor slachtoffers zijn immens en het leed is niet in woorden uit te drukken. De Minister van Justitie en Veiligheid en ik vinden dat aan slachtoffers passende hulp moet worden geboden en dat er binnen de voorhanden ruimte alles aan moet worden gedaan om te voorkomen dat veroordeelde zedendelinquenten opnieuw slachtoffers maken (in het buitenland). Om ervoor te zorgen dat bestaande mogelijkheden, om reisgedrag van veroordeelden van kindermisbruik te beperken, worden benut, is met de betrokken organisaties, waaronder OM, reclassering, politie, en de KMar, afgesproken dat deze expliciet onder de aandacht worden gebracht binnen de eigen organisaties. Daarnaast wordt onderzocht of nog winst te behalen valt bij de uitvoering en handhaving van reismaatregelen.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker


X Noot
1

Artikel 18 Paspoortwet.

X Noot
2

Artikel 24 onder a Paspoortwet: weigering of vervallenverklaring kan geschieden op verzoek van de Minister die het aangaat indien het gegronde vermoeden bestaat dat de betrokken persoon zich schuldig zal maken aan gedragingen welke naar het recht geldend in Nederland misdrijven opleveren en tot de strafbaarstelling waarvan een het Koninkrijk bindend verdrag verplicht en hij binnen of buiten het koninkrijk in de voorafgaande tien jaar wegens zodanige gedragingen of medeplichtigheid daaraan onherroepelijk is veroordeeld.

X Noot
3

Kamerstuk 35 000 VI, nr. 9

Naar boven