Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | 31015 nr. 16 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | 31015 nr. 16 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 juli 2007
Hierbij bied ik u, mede namens de Minister van Justitie, het Actieplan aanpak kindermishandeling aan1 zoals ook is aangekondigd in mijn brief van 25 april 20072 over «Aard en omvang van kindermishandeling in Nederland».
De inbreng van de Kamer tijdens het spoeddebat
Tijdens het spoeddebat d.d. 26 april 2007 (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2006–2007, nr. 67, blz. 3609–3635) is door u een aantal moties ingediend waarvan er zeven zijn aangenomen. Zes hiervan heb ik verwerkt in het Actieplan, de motie Voordewind over de gratis kindertelefoon behandel ik in deze brief. Daarnaast zijn er in het debat door mij vier toezeggingen gedaan:
1. Voor de zomer zal een plan van aanpak in uitgewerkte vorm worden gepresenteerd, waarbij de suggesties vanuit de Kamer worden betrokken;
2. Er komt een uitvoerige reactie op de gepresenteerde onderzoeksrapporten;
3. De wachtlijstcijfers voor de jeugdzorg en de Adviesen Meldpunten Kindermishandeling (AMK) komen zo spoedig mogelijk naar de Kamer;
4. Onbeantwoorde feitelijke vragen zullen schriftelijk worden beantwoord, onder andere over de positie van het Kinder en Jeugdtraumacentrum in Haarlem.
Voor de eerste en tweede toezegging verwijs ik naar het Actieplan. Overigens los ik met het Actieplan ook nog een oude toezegging van mijn ambtsvoorganger in waarbij is toegezegd de Kamer te informeren in hoeverre de Raak-pilot landelijke verspreiding en implementatie behoeft. De derde toezegging is ingelost met mijn brief van 20 juni jl.3 Hierna zullen een aantal feitelijke vragen uit het spoeddebat worden beantwoord waarmee ik de vierde toezegging nakom. Aan het einde van de brief zal ik nog kort stilstaan bij de stand van zaken van de evaluatie van de AMK’s.
Kinder en Jeugd Trauma Centrum Haarlem
Het kamerlid Kant heeft vragen gesteld over het Kinder en Jeugd Trauma Centrum (KJTC) in Haarlem dat in zijn voortbestaan zou worden bedreigd. Naar aanleiding hiervan is contact opgenomen met het KJTC.
Het KJTC is een samenwerkingsverband van OCK het Spalier (jeugdzorg) en de Jeugdriagg Haarlem (jeugd-GGZ). Beide instellingen hebben te maken met financiële problemen, waardoor beide instellingen hun aandeel in het KJTC onder de loep hebben genomen en hebben aangegeven dat voortzetting van de financiering in de huidige vorm niet mogelijk is.
Zoals u weet is het jeugdzorgaanbod de verantwoordelijkheid van de provincies. Ik zal er daarom bij de provincie Noord-Holland op aandringen dat er, voor zover dit nog niet wordt gedaan, serieus wordt gekeken naar de knelpunten bij OCK Het Spalier. Indien nodig in overleg met andere provincies, omdat het hier om aanbod gaat voor jongeren uit Noord-Holland, Zuid-Holland (inclusief stadsregio’s) en Utrecht.
Met betrekking tot het GGZ-aanbod is het aan het betrokken zorgkantoor c.q. de betrokken zorgkantoren om, in overleg met de betrokken instellingen, de beschikbare gelden te verdelen. Indien er knelpunten zijn, moeten die in eerste instantie zelf met het zorgkantoor worden opgelost. Dit geldt voor alle instellingen en daarmee ook voor het KJTC. Ten behoeve van het terugdringen van de wachtlijsten in de jeugd-GGZ zijn in 2006 en in 2007 extra middelen beschikbaar gesteld. In 2006 ging dit om € 34 miljoen en in 2007 om € 48 miljoen. Ook het KJTC heeft hiervan gebruik kunnen maken.
Het KJTC heeft mij tevens gewezen op structurele problemen, die zouden kunnen ontstaan bij de komende overheveling van de door het KJTC geleverde ambulante zorg naar de Zorgverzekeringswet (ZVW) per januari 2008. Men denkt dan aan financiële problemen die een gevolg zouden zijn van de invoering van de Diagnose Behandelingcombinaties (DBC’s) in de GGZ. Binnen de DBC-productstructuur zijn echter verschillende productgroepen opgenomen die ook toepasbaar zijn op de doelgroep van het KJTC. De ontwikkelingen in de praktijk worden voortdurend gemonitord door het ministerie van VWS.
In antwoord op de vragen van de heer Voordewind over de zorgadviesteams bij het primair onderwijs kan ik u meedelen dat het aantal in het primair onderwijs de laatste jaren is gestegen van 32% in 2003 naar 74% in 2006.
Voorts werd gevraagd naar de rol van de jeugdgezondheidszorg in het onderwijs. De jeugdgezondheidszorg is goed vertegenwoordigd in de zorgadviesteams. In het primair onderwijs neemt in 85% van de gevallen de jeugdgezondheidszorg deel aan de vergaderingen van het zorgadviesteam en in het voortgezet onderwijs is dit 92%.
Opvoedingspakket – motie Verhagen
De heren Çörüz en Voordewind stelden vragen naar aanleiding van de uitvoering van de motie Verhagen. Deze motie1 betreft het verzoek aan de regering om te realiseren dat € 50 per geboren kind aan gemeenten wordt uitbetaald, dat besteed kan worden aan preventief jeugdbeleid voor een bedrag van in totaal € 10 miljoen.
Om dit te bewerkstelligen is artikel 2 van de Tijdelijke regeling specifieke uitkering jeugdgezondheidszorg, door middel waarvan de uitkering van deze middelen geschiedt, aangepast. Daarmee hebben gemeenten met ingang van 1 januari 2003 de regie gekregen over de jeugdgezondheidszorg en zijn gemeenten verantwoordelijk voor de inzet van de middelen. Hierop wordt gecontroleerd door de gemeenteraad.
In de regeling is ten aanzien van de berekening van de bedragen het volgende opgenomen. De uitkering in het kader van het preventief jeugdbeleid wordt berekend door het aantal kinderen dat de leeftijd van één jaar nog niet heeft bereikt en dat volgens opgave van het Centraal Bureau voor de Statistiek op 1 januari voorafgaande aan het uitkeringsjaar woonachtig is in een gemeente, te vermenigvuldigen met een bedrag van € 50.
Dit betekent dat niet de plaats waar de kinderen geboren zijn bepalend is voor de hoogte van de uitkering, maar de woonplaats van de kinderen die de leeftijd van een jaar nog niet bereikt hebben.
Verjaringstermijn seksueel misbruik
Kamerlid Voordewind heeft gevraagd naar de mogelijkheden van het oprekken van de verjaringstermijn voor seksueel misbruik. Hij had vernomen dat deze verjaringstermijn op vijftien jaar ligt, na het bereiken van de meerderjarige leeftijd en dat dit een te beperkte periode blijkt te zijn.
De artikelen 70 tot en met 73 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) regelen de verjaring van het recht tot strafvervolging. Artikel 70 bepaalt de duur van de verjaringstermijn. Beslissend zijn de kwalificatie als overtreding of als misdrijf en bij misdrijven het wettelijke strafmaximum voor de vrijheidsstraf. Voor zedendelicten gepleegd jegens minderjarigen bedraagt de verjaringstermijn ten minste twaalf jaar. Voor sommige feiten, zoals gemeenschap met een minderjarige jonger dan twaalf jaar (art. 244 Sr), geldt een verjaringstermijn van twintig jaar.
Normaal gesproken vangt de verjaringstermijn aan op de dag na die waarop het feit is gepleegd. Uitzondering hierop zijn zedendelicten gepleegd jegens minderjarigen. In deze gevallen begint de verjaringstermijn pas te lopen op de dag ná de dag waarop het slachtoffer achttien jaar is geworden (artikel 71 onder 3 Sr).
Mocht het Openbaar Ministerie gedurende deze periode tot vervolging overgaan, dan geldt het volgende. Op het moment dat er tot vervolging wordt overgaan wordt de oorspronkelijke verjaringstermijn (bij meerderjarigheid) onderbroken en start er een nieuwe verjaringstermijn. Het recht tot strafvervolging vervalt pas als er vanaf de dag dat de oorspronkelijke verjaringstermijn (bij meerderjarigheid) is aangevangen een periode is verstreken die twee maal zo lang is als de voor het feit geldende verjaringstermijn (artikel 72 Sr).
Op dit moment ziet de Minister van Justitie dan ook geen aanleiding om een voorstel te doen voor het verlengen van de verjaringstermijnen.
In deze brief wil ik tot slot ingaan op de aangenomen motie van Kamerlid Voordewind inzake het voorzien in één gratis nummer voor de kindertelefoon.
Op de site www.kindertelefoon.nl staat duidelijk vermeld dat er twee nummers zijn. Er wordt ook vermeld dat mobiel bellen niet gratis is. Dit is omdat de kosten die daarvoor door de Kindertelefoon moeten worden gemaakt, gedekt moeten worden. Juist omdat steeds meer kinderen een mobiel hebben en het voor hen op veilige plekken gebruikt kan worden, wil de MOgroep, als koepel van de bureaus jeugdzorg waar de kindertelefoon ondergebracht is, hier verandering in brengen. Er wordt momenteel onderzocht wat het zou gaan kosten wanneer mobiel bellen gratis wordt aangeboden. Hiermee samen hangt overigens ook de ontwikkeling van de chat. Op bepaalde dagen kan er ook worden gechat. Als de openingstijden van dit bij jongeren populaire communicatiemiddel op korte termijn kunnen worden verruimd, is hiermee ook online de toegang tot de Kindertelefoon geregeld.
Evaluatie van de AMK-functie bij Bureau Jeugdzorg
Op 24 oktober 20061 is het evaluatierapport met betrekking tot de wettelijke regeling AMK’s naar uw Kamer gezonden met een begeleidende brief. Ik stel er prijs op om hier beknopt de stand van zaken over de belangrijkste onderwerpen te melden.
In de praktijk wordt het beroepsgeheim soms gezien als hinderpaal voor het werk van de AMK’s. Inmiddels is gebleken dat er geen enkele wettelijke beperking is om ingeval van een redelijk vermoeden van kindermishandeling inlichtingen te verstrekken door degenen die onder een beroepsgeheim vallen.
De (vermeende) onduidelijkheid of vertrouwensartsen nu wel of niet onder het beroepsgeheim vallen, kan in de praktijk tot terughoudendheid leiden bij informatie overdracht van professionals die wel onder het beroepsgeheim vallen. Hierover loopt nog een discussie tussen MOgroep, de Koninklijk Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst en de Vereniging Vertrouwensartsen Kindermishandeling.
Het is van belang dat AMK’s geautoriseerd gaan worden voor een rechtstreekse toegang tot de Gemeentelijke Basisadministratie. Inmiddels heeft het ministerie van BZK hiermee ingestemd en wordt de uitwerking hiervan ter hand genomen.
Voor de stand van zaken rond de onderwerpen uit de brief van 24 oktober 2006 die in het kader van Beter Beschermd worden opgepakt, verwijs ik u naar het Actieplan aanpak kindermishandeling.
Met het Actieplan aanpak kindermishandeling zal de bestrijding van het kwaad van de kindermishandeling krachtig kunnen worden aangepakt. Dit kan alleen dan succes hebben als de bestrijding van kindermishandeling tot een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van betrokken overheden, instanties en professionals wordt gemaakt. Het actieplan schept hiervoor de noodzakelijke randvoorwaarden.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31015-16.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.