Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 oktober 2014
Hierbij doe ik u, mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, mijn
reactie toekomen op het persbericht van de Kinderombudsman en het Kinderrechtencollectief,
conform uw verzoek van 15 oktober jongstleden.
Het kabinet heeft de laatste jaren veel gedaan om de juiste randvoorwaarden te creëren
zodat professionals en omstanders alert zijn en weten hoe te handelen bij signalen
van kindermishandeling. Dit heeft ertoe geleid dat de aandacht voor kindermishandeling
en signalering is toegenomen. Maar op het terrein van de aanpak van kindermishandeling
is het nooit goed genoeg. Het is belangrijk dat we mishandelde kinderen sneller in
het vizier hebben, dat we sneller handelen. En we willen uiteindelijk dat het aantal
slachtoffers afneemt, want ieder mishandeld kind is er één te veel.
Het echt aanpakken van kindermishandeling vergt twee moeilijk te realiseren zaken:
het doorbreken van handelingsverlegenheid en een goede samenwerking tussen partijen
die te maken hebben met het mishandelde kind en het gezin. Goede landelijke randvoorwaarden
zijn daarvoor belangrijk (zoals de wet verplichte meldcode, handelingsprotocollen
of samenwerkingsafspraken rond bijvoorbeeld informatie-uitwisseling tussen de GGZ,
jeugdzorg en Raad voor de Kinderbescherming), maar leiden niet automatisch tot verbetering.
Het vergt een cultuuromslag in het land, het vergt de inzet van allen die rondom het
kind zijn, vanuit hun werk of anderszins. De decentralisatie van de jeugdhulp biedt
goede kansen, maar ook daarmee is het nog niet vanzelf geregeld.
Het Rijk leunt daarom niet achterover. Eind november kom ik samen met de bewindslieden
van Veiligheid en Justitie met de midterm review van het actieplan Kinderen Veilig.
Hierin worden onze plannen voor de komende twee jaar opgenomen. We bespreken momenteel
met vele partijen hoe de essentiële punten van handelingsverlegenheid en tekort aan
goede samenwerking doorbroken kunnen worden.
Eerder heb ik gereageerd op het rapport van de Kinderombudsman (Aanhangsel Handelingen
II 2013/14, nr. 2455). Belangrijk is dat een gemeente in het preventiebeleid oog heeft voor algemene preventie
en specifieke preventie gericht op risicogroepen. We ondersteunen individuele gemeenten
om het lokale preventiebeleid verder te versterken. Via het Transitiebureau Jeugd,
het ondersteuningsprogramma Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling
(AMHK) en het programma Regio aanpak Veilig Thuis.
Naast handelingsverlegenheid en tekort aan goede samenwerking onderschrijf ik de aandacht
die wordt gevraagd voor het op gang brengen en volgen van hulpverlening aan kinderen.
Hierin vervult het AMHK straks een belangrijke rol. Als sprake is van schade bij het
kind wordt de ondervonden schade in kaart gebracht en een herstelplan opgesteld. In
het bijzonder is er aandacht voor potentiële ontwikkelingsschade bij kinderen. In
het herstelplan wordt vastgelegd welke hulp nodig is voor herstel, evenals afspraken
over toezicht en naleving van het herstelplan. Bij overdracht aan het lokale veld
of een multidisciplinair centrum, maakt het AMHK afspraken over het opstellen en uitvoering
geven aan een herstelplan. In de midterm review zal ik aangeven hoe ik de praktische
werking hiervan komend jaar zal bevorderen en volgen.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M.J. van Rijn