31 015 Kindermishandeling

Nr. 105 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 oktober 2014

Met deze brief ga ik, mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, in op het verzoek uit uw Kamer om een reactie over het opslaan van meldingen op naam bij het AMK en beantwoord ik de andere vragen uit de commissiebrief.

Het registreren van meldingen op naam door het AMK

Het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) heeft zowel de taak om advies te geven over kindermishandeling als om te fungeren als een meldpunt voor kindermishandeling teneinde onderzoek te starten. Als iemand contact opneemt met het AMK maakt de AMK professional op basis van de informatie van de beller een inschatting van de situatie over het kind en gezin waarover wordt gebeld. Indien er geen (serieuze) signalen zijn voor kindermishandeling zal het AMK aan de beller een advies geven. Indien deze signalen wel aanwezig zijn besluit het AMK in overleg met de beller of een onderzoek nodig is. Als onderzoek nodig is, dan wordt er een melding gedaan. Voor de functies «advies» en «melding» tot onderzoek heeft het AMK verschillende verantwoordelijkheden en bevoegdheden en bestaan op basis van de Wet op de jeugdzorg verschillende registratieprocessen.

Op basis van meldingen kan het AMK onderzoek doen en indien nodig hulp inschakelen of bijvoorbeeld de Raad voor de Kinderbescherming of de politie inschakelen. Bij deze taak horen ook bijzondere bevoegdheden. Voor de werkwijze van het AMK is vanzelfsprekend de Wet bescherming persoonsgegevens van belang. Een belangrijk uitgangspunt van die wet is dat er geen persoonsgegevens buiten medeweten van betrokkenen mogen worden verwerkt. Met het oog op de meldfunctie heeft het AMK op grond van de Wet op de jeugdzorg echter bijzondere bevoegdheden inzake het verwerken van persoonsgegevens. Zo heeft het AMK de bevoegdheid om persoonsgegevens te verwerken van mensen waar een melding over gaat en mag het AMK navraag doen bij andere instanties over het betrokken gezin. Als dat voor de veiligheid van een van de betrokkenen noodzakelijk is, kan het AMK dat ook doen zonder het gezin hiervan op de hoogte te stellen. Ook geldt voor professionals met een beroepsgeheim een specifiek meldrecht, zodat het beroepsgeheim het doen van een melding van (een vermoeden) van kindermishandeling niet in de weg hoeft te staan. Bij een melding worden zowel de persoonsgegevens van het betrokkenen gezin geregistreerd als die van de melder. Er wordt een dossier op naam van het kind en van de ouders aangemaakt. Indien er meerdere meldingen over één gezin bij het AMK worden gedaan, maakt het AMK de koppeling met eerdere meldingen over dit gezin.

Naast het fungeren als meldpunt, is een andere belangrijke taak van het AMK het geven van advies aan iedereen die daarvoor contact opneemt met het AMK. Wanneer bijvoorbeeld een huisarts twijfelt over wat hij bij vermoedens van kindermishandeling wel of niet zou moeten doen, kan het AMK daarover adviseren. Dat zou kunnen leiden tot een melding bij het AMK, maar kan bijvoorbeeld ook betekenen dat de huisarts op basis van het advies beter in staat is een gesprek aan te gaan met het gezin om meer duidelijkheid te krijgen over de ernst van de situatie.

Voor de adviesfunctie geldt niet dat het AMK bijzondere bevoegdheden heeft inzake het registreren van persoonsgegevens. Er mogen daarom geen persoonsgegevens buiten medeweten van betrokken worden verwerkt. Bij een adviesvraag is het niet aan het AMK om actie te ondernemen in een specifiek geval. Het is aan de adviesvrager om al dan niet te handelen. Het is dan ook niet nodig om aan het AMK te vertellen op welke persoon of personen het adviesverzoek betrekking heeft. Dit maakt dat de drempel om advies te vragen lager is dan bij het doen van een melding. Eventueel kan een (bel)afspraak gemaakt worden om op een later moment de stand van zaken nog eens te bespreken en aanvullend advies te geven. Het AMK registreert wel de naam van de adviesvrager, tenzij deze hier bezwaar tegen maakt. Persoonsgegevens van het kind of gezin worden niet vastgelegd. Als de AMK professional in overleg met de adviesvrager de inschatting maakt dat er wel sprake is van (serieuze) signalen van kindermishandeling wordt de adviesvraag omgezet in een melding en zal het AMK in actie komen.

Er is bewust gekozen voor een onderscheid tussen de functies «advies» en «melding en onderzoek» en de daaraan verbonden registratievereisten. Het AMK is een organisatie waarbij iedereen terecht moet kunnen voor vragen over (vermoedens van) kindermishandeling. Niemand zou een drempel moeten voelen om contact op te nemen met het AMK. Indien er altijd gegevens van een gezin moeten worden gegeven en deze gegevens vervolgens worden geregistreerd, zal er meer schroom zijn om contact op te nemen met het AMK. Advies vragen aan het AMK is bovendien een belangrijk onderdeel van de verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Het helpt professionals zoals huisartsen om een vermoeden van mishandeling in een vroeg stadium goed te beoordelen en, als dat nodig is, een melding te doen. Er wordt veel gebruik gemaakt van de adviesfunctie, zowel door professionals als omstanders.

Tot slot is het belangrijk dat aan de beller duidelijk wordt gemaakt wat het AMK al dan niet doet als sprake is van bepaalde signalen. Daarom is in het model handelingsprotocol van het AMHK, de organisatie waar het AMK op 1 januari 2015 in opgaat, expliciet opgenomen dat met de beller afspraken worden gemaakt over wie verantwoordelijk is voor eventuele vervolgacties. Er mag geen misverstand ontstaan of dat het AMHK onderzoek gaat doen (melding) en van de beller geen acties worden verwacht, of dat het AMHK volstaat met een advies en de beller (afhankelijk van de vraag en het advies) nog aan zet is.

Inzet forensisch medische expertise

U vraagt wat de stand van zaken is met betrekking tot het stroomschema en of het voor de professionals in het veld duidelijk is wanneer een forensisch arts bij letsel bij kinderen moet worden ingeschakeld. Ook vraagt u of de forensisch arts als liaison tussen het medische en juridische kader tijdig wordt ingeschakeld. Voor het antwoord op deze vragen wil ik u informeren over de stappen die zijn en worden gezet om (de afspraken rond) het stroomschema over het inschakelen van forensisch medische expertise voor kinderen te implementeren.

Zoals wij hebben besproken in het algemeen overleg van 15 mei dit jaar (Kamerstuk 28 345, nr. 130), moeten het stroomschema en de afspraken uit de aanvullende notitie zijn uitwerking krijgen in regionaal verband. Vanuit de regio moeten artsen elkaar in de dagelijkse praktijk goed weten te vinden. Ik heb een beroep gedaan op de landelijke werkgroep (uitgebreid met forensisch artsen van de FPKM en NFI) om hun achterban te verzoeken hieraan mee te werken. De vertrouwenartsen hebben conform afspraak in de uitgebreide landelijke werkgroep het voortouw genomen in de regionale uitwerking. Zij vervullen immers in de medische keten een spilrol op het terrein van de aanpak kindermishandeling.

Met de uitgebreide landelijke werkgroep zijn in augustus de volgende stappen afgesproken om tot de regionale uitwerking te komen:

  • op 8 oktober is inmiddels door de vertrouwensartsen uit de werkgroep een landelijke bijeenkomst georganiseerd voor de vertrouwensartsen. Ook de leden van de uitgebreide landelijke werkgroep waren hier bij. Op de bijeenkomst van 8 oktober is uitleg gegeven over het stroomschema en konden vragen gesteld worden aan de leden van de werkgroep. Ook is met de vertrouwensartsen gesproken over de verdere te ondernemen stappen in de regio en hun rol hierin. Voor elke AMHK-regio is er een vertrouwensarts gevraagd om als trekker te fungeren in haar of zijn regio.

  • In november wordt een vijftal bovenregionale bijeenkomsten georganiseerd voor de regionale partners onder leiding van de vertrouwensartsen. Hiervoor zijn/worden (vertegenwoordigers van) professionals van de relevante beroepsgroepen en organisaties uitgenodigd uit de regio’s (forensisch artsen, kinderartsen, jeugdartsen, huisartsen, Raad voor de Kinderbescherming, politie, OM, gemeente) en de FPKM en NFI. Ook de ministeries van VWS en VenJ zijn bij deze bijeenkomsten aanwezig. In deze bijeenkomsten is naast uitleg over het stroomschema ook voorzien in een opmaat naar de organisatie van een netwerk van artsen voor de verschillende AMHK-regio’s.

  • Vervolgens zullen de vertrouwensartsen in hun regio de verdere invulling ter hand nemen. Het is de bedoeling dat er zo per AMHK-regio een netwerk ontstaat, met de vertrouwensarts als spil.

  • Er wordt voorzien in monitoring om na te kunnen gaan of forensische expertise wordt ingezet. De uitgebreide landelijke werkgroep zal de monitorgegevens bespreken om op die wijze te bepalen hoe het gaat en of aanpassing van de afspraken uit de aanvullende notitie bij het stroomschema nodig is.

  • Tot slot zal ook worden voorzien in meerdaagse trainingen voor regionaal werkende forensisch artsen over kindermishandeling, met een dagdeel voor andere artsen. Deze training wordt nu ontwikkeld door het NFI, in samenwerking met andere artsengroepen. Naast inhoudelijke kennis, zal er aandacht zijn voor praktische en communicatieve vaardigheden. De training zal meerdere keren worden gegeven, voorzien in de eerste maanden van 2015. Voor de regionaal werkende forensisch artsen zal de training gratis worden aangeboden, de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie voorziet in de financiering ervan. Het doel is dat er per regio één a twee forensisch artsen getraind zijn over kindermishandeling. Zo zal er in de politieregio’s en in de AMHK-regio’s forensische expertise beschikbaar zijn voor de minder complexe zaken rond letselduiding bij kinderen. Voor complexere zaken moet worden opgeschaald naar NFI, FPKM of een andere geschikte specialist.

U vraagt of er inmiddels kwaliteitscriteria zijn benoemd. De artsen werkzaam bij het NFI en de FPKM hebben een voorstel gemaakt. Dit voorstel wordt voorgelegd aan de beroepsgroep van forensisch artsen die hierover uitsluitsel moeten geven. Dit onderwerp kan ook terugkomen in bovengenoemde training.

U vraagt of het Landelijke Expertise Centrum Kindermishandeling (LECK) gesubsidieerd gaat worden, terwijl er geen subsidie aan de FPKM wordt verleend na 1 januari 2015.

Het LECK is een stichting met vier samenwerkende partners met expertise op het gebied van kindermishandeling: drie academische ziekenhuizen (Amsterdam, Utrecht, Rotterdam) en het NFI. De stichting ontvangt geen subsidie van het rijk. Ook krijgen de betrokken ziekenhuizen en het NFI geen aanvullende subsidies voor hun activiteiten in het kader van het LECK.

De bijdrage die tot en met dit jaar verleend is aan de FPKM, is toegevoegd aan het decentralisatiebudget van gemeenten, zoals wij in het begrotingsoverleg jeugd van 25 november 2013 hebben besproken (Kamerstuk 33 750 XVI/33 750 VI, nr. 87). De VNG heeft inmiddels met de FPKM een raamovereenkomst gesloten. Dat betekent dat per afgerond traject FPKM een factuur verstuurt naar de gemeente van herkomst voor de geleverde diensten.

Melding door huisartsen en beroepsgeheim

U vraagt mij een analyse te geven van het niet melden van kindermishandeling door huisartsen vanwege angst voor tuchtzaken, en in voorlichtende zin een interpretatie te geven van het beroepsgeheim richting artsen, verzorgers en medewerkers. Tot slot vraagt u of ik bereid ben over onderhavige kwestie in gesprek te gaan met de LHV en de KNMG.

Momenteel laat ik een analyse uitvoeren van de uitspraken van de tuchtcolleges inzake informatie-uitwisseling bij zaken die kindermishandeling betreffen over de afgelopen drie jaar. Deze analyse zal eind november gereed zijn. Ik wil deze analyse bespreken met de LHV, NHG en KNMG en u over de uitkomsten berichten in de voortgangsrapportage GIA van eind dit jaar. Ik zal daarbij aan de orde stellen of het nodig is om voorlichting te geven over de interpretatie van het beroepsgeheim.

Momenteel ben ik samen met de Augeo Foundation in overleg met de LHV, de NHG en InEen over mogelijkheden om de signalering door huisartsen te verbeteren. Ik verwacht u in de midterm review van het actieplan aanpak kindermishandeling hierover nader te kunnen informeren. U zult de midterm review, die ik samen met de bewindslieden van Veiligheid en Justitie opstel, naar verwachting in november ontvangen.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn

Naar boven