31 007 Parlementair onderzoek Onderwijsvernieuwingen

Nr. 31 BRIEF VAN DE ONDERWIJSRAAD

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 oktober 2014

In februari 2008 presenteerde de commissie-Dijsselbloem haar rapport over onderwijsvernieuwingen sinds de jaren negentig. De commissie leverde stevige kritiek op het onderwijsbeleid en deed aanbevelingen voor verbetering. In uw brief van 19 september 2013 (Kamerstuk 31 007, nr. 30) verzocht u de Onderwijsraad na te gaan of de aanbevelingen hebben geleid tot een structurele verandering van de onderwijspolitiek en een grotere betrokkenheid van het veld, en of er veranderingen in het beleid nodig zijn om duurzame onderwijskwaliteit (en vertrouwen daarin bij alle actoren) te realiseren.

De raad concludeert dat de invloed van het rapport op de onderwijspolitiek beperkt is1. Het leidde aanvankelijk tot herstel van vertrouwen tussen onderwijsveld en politiek, maar dit hield geen stand, mede doordat aan-bevelingen niet in praktijk werden gebracht. De rolverdeling tussen overheid en onderwijsveld is niet wezenlijk veranderd en het toetsingskader is nauwelijks gebruikt.

Volgens de raad is een nieuw perspectief op onderwijsbeleid nodig. In een dynamisch en cyclisch beleidsproces is het belangrijk belanghebbenden vanaf het begin te betrekken. Dit vraagt om nieuwe vormen van representatie. Informatie uit onderwijsveld en wetenschap kan hierbij beter worden benut.

De politiek houdt echter een eigen verantwoordelijkheid voor het algemene publieke belang van goed onderwijs. De raad adviseert daarom krachtiger te sturen op de hoofdlijnen van beleid en verder terughoudend-heid te betrachten. Met het oog op de toekomst moet onderwijspolitiek niet alleen gericht zijn op continuïteit, maar ook op vernieuwing van het stelsel.

De Voorzitter van de Onderwijsraad, Ten Dam

De Secretaris van de Onderwijsraad, Van der Rest


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven