31 007
Parlementair onderzoek Onderwijsvernieuwingen

nr. 28
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 juli 2008

Tijdens het debat over het eindrapport «Tijd voor onderwijs» van de commissie Parlementair Onderzoek Onderwijsvernieuwingen (Kamerstuk 31 007, nr. 6) op 17 en 18 juni jl. (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2007–2008, nr. 97, blz. 6839–6886 en nr. 98, blz. 6925–6986) heb ik met Uw Kamer van gedachte gewisseld over het bevorderen van de doorstroming in het onderwijs. De heer Depla (PvdA) vroeg mij specifiek om de regelgeving voor de deelname aan het volwassenenonderwijs te versoepelen zodat de beperkingen voor minderjarige leerlingen die al over een vo-diploma beschikken en voor leerlingen van 18 jaar en ouder met een ononderbroken leerweg in het voortgezet onderwijs komen te vervallen. Ik heb u toegezegd om hierop in te gaan.

Het Besluit samenwerking VO-BVE maakt het sinds 1 januari 2006 mogelijk om bepaalde categorieën leerlingen in het voortgezet onderwijs uit te besteden aan andere vo-scholen, mbo-instellingen of vavo-instellingen. Scholen maken vooral gebruik van de mogelijkheid om minderjarige vo-leerlingen uit te besteden aan het volwassenenonderwijs. Het aantal uitbestedingen is afgelopen jaar over alle linies gestegen. De verruiming van het Besluit samenwerking VO-BVE per 1 augustus 2007 (gediplomeerde minderjarige vmbo-gemengde leerweg of theoretische leerwegleerlingen kunnen uitbesteed worden aan havo) heeft daarnaast geleid tot een sterke stijging van het aantal uitbestede havisten. In 2006–2007 werden 3237 leerlingen vanuit het VO uitbesteed aan het vavo (731 naar vmbo-tl, 1701 naar havo en 805 naar vwo). In 2007–2008 steeg het aantal uitbestedingen tot 4351 leerlingen (884 naar vmbo-tl, 2373 naar havo en 1094 naar vwo).

Als alle 16- en 17-jarige leerlingen voor voltijd vmbo-tl-, havo- en vwo-opleidingen uitbesteed kunnen worden aan het vavo, dan zal dat tot een verdere toename van het aantal uitbestede leerlingen leiden. Leerlingen die op dit moment doorstromen naar het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger beroepsonderwijs kunnen bij een aanpassing langer ingeschreven blijven staan aan een school voor voortgezet onderwijs. Het ligt in de lijn der verwachtingen dat met name het aantal uitbestede vwo-leerlingen beperkt zal stijgen. Dit zijn met name de minderjarige gediplomeerde havisten die bij verdere verruiming van het Besluit samenwerking VO-BVE in de toekomst wel via het vavo diploma’s kunnen stapelen. Omdat het in eerste instantie de VO-school is die bepaalt of een leerling uitbesteed wordt, is het lastig om in te schatten in welke mate het aantal uitbestede leerlingen zal stijgen. Het is mijn verwachting dat slechts een zeer beperkt aantal leerlingen hiervan gebruik kan en zal maken. Aangezien deze leerlingen anders binnen het reguliere voortgezet onderwijs naar de vwo-opleiding gegaan waren is het aannemelijk dat de uitbesteding niet leidt tot (aanzienlijke) meerkosten.

Ik ben het met de heer Depla eens dat we leerlingen de gelegenheid moeten geven om dat onderwijs te volgen dat het beste bij ze past. Ook als ze op latere leeftijd tot nieuwe inzichten komen. Als de Tweede Kamer het Besluit samenwerking VO-BVE verder wil verruimen, dan heeft dat voornamelijk een verschuiving van leerlingen van het beleidsterrein van HO naar VO tot gevolg.

Zoals reeds aan uw Kamer is toegezegd zal het onderzoek naar stapelen en doorstromen in combinatie met het vavo-onderzoek versneld worden uitgevoerd en voorafgaand aan de Begrotingsbehandeling aan u worden aangeboden. Ik wil nu reeds aangeven dat ik positief sta tegenover de door de heer Depla gevraagde verruiming van het Besluit samenwerking VO-BVE. Ik zal naar aanleiding van het onderzoek en het debat hierover direct starten met het wetstraject om bovenstaande mogelijk te maken. Dit is mede van belang gelet op de aanmerkingen die de Raad van State reeds gemaakt heeft bij eerdere wetstrajecten.1 Nu reeds zullen we starten met het onderzoek op welke wijze dit wetstraject vormgegeven kan worden om hiermee zo spoedig mogelijk invulling te geven aan de gevraagde verruiming.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart


XNoot
1

Zie Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs om meer ruimte te scheppen voor samenwerking tussen in die wettengeregelde onderwijsinstellingen, Vergaderjaar 2004–2005, 30 068 nr. 3, en de brief aan de Tweede Kamer over o.a. de reactie op het rapport van de werkgroep Bruikbare rechtsorde voortgezet onderwijs van 21 december 2007 (Kamerstuk 30 079, nr. 9).

Naar boven