31 001
Programma voor Jeugd en Gezin

nr. 84
BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR JEUGD EN GEZIN EN VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 februari 2010

Met deze brief bieden wij u de tweede tussenrapportage aan van de evaluatie van de pilotprojecten campussen.1 Met deze brief wordt u ook geïnformeerd over de eigen bijdrage van ouders aan de campussen conform de toezegging van de Minister voor Jeugd en Gezin tijdens het Algemeen Overleg over de campus Wyldemerk van 9 september jl. (Kamerstuk 31 001, nr. 75).

Via de campussen wil het kabinet perspectief bieden aan jongeren die verkeren in een situatie die weinig of geen zicht geeft op opleiding of baan en die dreigen af te glijden naar maatschappelijk ongewenst gedrag, voor zover deze jongeren met de gebruikelijke instrumenten niet worden bereikt. Daarnaast wil het kabinet blijven inzetten op het verbeteren van mogelijkheden gericht op zorg en begeleiding binnen bestaande stelsels.

Om ervaring op te doen met het instrument campussen zijn negen pilotprojecten in 2007 van start gegaan met als doel inzicht te verkrijgen in de meest effectieve aanpak voor jongeren die met de gebruikelijke instrumenten niet worden bereikt. Het gaat daarbij om jongeren (12–27 jaar) zonder zicht op opleiding of arbeid die dreigen af te glijden naar maatschappelijk ongewenst gedrag. Als de pilots effectief blijken te zijn, dragen zij tevens bij aan het bereiken van de doelstellingen van het project «Veiligheid begint bij Voorkomen».

Wij hebben goede nota genomen van de tussenresultaten van het evaluatieonderzoek en van de inspanningen die projectleiders en medewerkers leveren om begeleiding te bieden aan jongeren die niet op eigen kracht de weg vinden naar een opleiding, een baan of een leerwerkplek. Tot nu toe zijn in totaal 348 jongeren ingestroomd in de pilots. Definitieve cijfers over de uitstroomwegen van jongeren worden opgenomen in de eindrapportage die medio 2010 uitkomt.

Het onderzoek laat zien dat er positieve ontwikkelingen zijn, onder andere in het verbinden van verschillende hulpverlenende instanties in een intensieve samenwerking. Juist het gebrek daaraan doet nog te vaak afbreuk aan de inspanning die instanties afzonderlijk leveren op het terrein van de re-integratie. De pilotprojecten bieden een onderscheidende aanpak in relatie tot bestaande projecten aangezien bijna de helft een intensief programma van meer dan 40 uur per week biedt aan jongeren. Deze inzichten zullen waardevol zijn in de discussie over welke elementen kunnen bijdragen aan een passende en resultaatgerichte oplossing voor jongeren die op grote afstand staan van school en arbeid.

Daarnaast laat het onderzoek ook zien dat deze projecten veel jongeren bereiken die op een of andere manier buiten een onderwijs- of arbeidssituatie terecht zijn gekomen. Het gaat veelal om jongeren die tot voor kort onderwijs volgden of een vorm van arbeid verrichtten. Deze jongeren lopen, naarmate deze situatie langer voortduurt, een steeds groter risico om buiten de maatschappij terecht te komen en vervolgens ongewenst gedrag te gaan vertonen.

De kabinetsreactie wordt uw Kamer, conform eerder met uw Kamer overeengekomen planning (TK 2006–2007, 31 001, nr. 22), aangeboden medio 2010 tegelijkertijd met de eindrapportage over de campussen. De eindrapportage wordt eerst afgewacht alvorens definitieve conclusies te verbinden aan de pilot met een campus. Op basis van die eindconclusies zal, nog voor de zomer van 2010, het inhoudelijke debat over eventuele structurele inbedding van campussen kunnen worden gevoerd met uw Kamer.

De formele pilotperiode voor alle projecten loopt af in 2009. Tijdens het Algemeen Overleg met uw Kamer van 9 september jl. heeft de Minister voor Jeugd en Gezin u meegedeeld het redelijk en bestuurlijk zorgvuldig te vinden om de projecten niet in (financiële) onzekerheid te laten tot het moment van de definitieve besluitvorming over de campussen. De projecten worden daarom in de gelegenheid gesteld om hun activiteiten voort te zetten tot juli 2010. Daarvoor is € 4,3 mln beschikbaar. In oktober zijn alle pilotprojecten schriftelijk geïnformeerd over de mogelijkheid van aanvullende financiering in verband met de voortzetting van de activiteiten tot medio 2010. De projecten hebben in november een aangepast projectplan opgesteld en op basis daarvan wordt overgegaan tot verdeling van de beschikbare middelen. Onlangs zijn de projecten geïnformeerd over de te ontvangen financiële middelen.

Tot slot heeft de Minister voor Jeugd en Gezin tijdens het Algemeen Overleg van 9 september ook toegezegd uw Kamer te informeren over de eigen bijdrage van ouders aan de campussen. Navraag bij de projecten wijst uit dat alleen bij de campus Wyldemerk een eigen bijdrage van ouders wordt gevraagd van € 2 000 per jaar. Dit bedrag dient als tegemoetkoming in de kosten van wonen en leven op de campus.

De minister voor Jeugd en Gezin,

A. Rouvoet

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven