31 001
Programma voor Jeugd en Gezin

nr. 52
BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR JEUGD EN GEZIN EN VOOR WONEN, WIJKEN EN INTEGRATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 juli 2008

Zoals toegezegd in het programma «Alle kansen voor alle kinderen» van 28 juni 2007 (Kamerstuk 31 001, nr. 5) bieden wij u de brief Diversiteit in het Jeugdbeleid aan.

Alle kansen voor alle kinderen. Dat is waar het huidige kabinet aan werkt. Veel migrantenkinderen krijgen echter nog niet alle kansen en worden niet altijd goed bereikt met het jeugdbeleid. Steven van Eijck heeft als voormalig Commissaris Jeugd- en Jongerenbeleid aan het vorige kabinet een advies uitgebracht over diversiteit. De kern van zijn advies is dat er een serieuze inspanning nodig is om de positie van migrantenkinderen en -jongeren in het jeugdbeleid te verbeteren en hun maatschappelijke achterstand te verminderen.

Met «Diversiteit in het Jeugdbeleid» streven we naar een jeugdbeleid, waarmee migrantenkinderen en hun ouders even goed worden bereikt door algemene jeugdvoorzieningen en opvoedondersteuning. We willen dat problemen in de opvoeding en in de ontwikkeling vroegtijdig worden gesignaleerd. We willen meer weten over de effectiviteit van (preventieve) aanpakken en interventies voor deze kinderen en ouders. Met diversiteit in het jeugdbeleid willen we uitgaan van de kansen en creativiteit die een diverse samenleving met zich meebrengt. Ieder kind, iedere jongere, vader of moeder is immers uniek.

Ook binnen de migrantengemeenschap bestaat een grote diversiteit in sociaal-economische én in culturele zin. «De migrantenjongere» bestaat niet. We willen ervoor waken alle migranten over één kam te scheren en juist daarom willen we rekening houden met deze verschillen door de problemen – als ze zich voordoen – concreet te benoemen. Dit uitgangspunt geldt niet alleen voor het jeugdbeleid, maar voor alle beleidsmaatregelen van het kabinet. Diversiteit in het jeugdbeleid is een aanvulling op de bestaande beleidsinitiatieven en maatregelen.

Met diversiteit in het jeugdbeleid zetten we in op kennis en vakmanschap in de praktijk. Er worden drie regionale academische werkplaatsen neergezet, waarbij de kennis over effectieve aanpakken en methodieken wordt ontwikkeld en verspreid. In de werkplaatsen werken professionals, migranten- en jeugdorganisaties, gemeenten, hogescholen, universiteiten en een multi-etnisch coachingsteam samen om te komen tot praktische en wetenschappelijk onderbouwde aanpakken. We gaan de professionals toerusten met interculturele competenties in bijscholingsprogramma’s en in opleidingen. Professionals kunnen daardoor de migrantenkinderen die het nodig hebben, van jongs af aan beter behoeden voor achterstand.

Ouders hebben de primaire verantwoordelijkheid in de opvoeding, sommigen kunnen een extra (opvoedkundig) steuntje in de rug gebruiken. Wij willen migrantenkinderen en hun ouders actief betrekken en gaan uit van hun eigen kracht en verantwoordelijkheid. Er is een gezamenlijke, meerjarige inzet – een alliantie – van de belangrijkste actoren nodig: van gemeenten, universiteiten, hogescholen, jeugdorganisaties, professionals, migranten(groepen) zelf.

Over onze voornemens voor diversiteitsbeleid hebben we vijf rondetafelgesprekken georganiseerd met professionals, gemeenten en landelijke organisaties. Zij onderschreven onze keuze voor kennis en vakmanschap en gaven concrete suggesties. De belangrijkste resultaten zijn opgenomen in deze brief, onder andere in de top-tienlijst, met succesfactoren uit de praktijk. Diversiteit in het jeugdbeleid is aanvullend op bestaande beleidsinitiatieven en -maatregelen van het kabinet, die in deze brief en uitgebreider in bijlage I worden beschreven. In bijlage II zijn de deelprojecten van de Stuurgroep Professionalisering in de Jeugdzorg opgenomen.

Deze brief bestaat uit de volgende paragrafen:

1 Jeugdbeleid beter toerusten op diversiteit, achtergrond en probleemstelling;

2 Diversiteit in het jeugdbeleid aanvullend op «inclusief beleid»;

3 Diversiteit in het jeugdbeleid: een kwestie van kennis en vakmanschap, én van een lange adem;

4 Wat gaan we doen voor diversiteit in het jeugdbeleid?

1 Jeugdbeleid beter toerusten op diversiteit

Alle kansen voor alle kinderen, ongeacht culturele achtergrond

Het jeugdbeleid in Nederland is erop gericht, dat alle kinderen en jongeren, ongeacht hun culturele achtergrond gezond en veilig kunnen opgroeien, hun talenten kunnen ontwikkelen en plezier hebben, hun steentje leren bijdragen aan de maatschappij en goed voorbereid zijn op de toekomst. De ouders zijn hiervoor primair verantwoordelijk. Het jeugdbeleid kan ouders en hun kinderen daarbij ondersteunen.

Nederland is in de afgelopen 30 jaar steeds diverser geworden. De diversiteit in de samenleving brengt een nieuwe dynamiek met zich mee, met nieuwe kansen, creativiteit en uitdagingen. In 2006 telde Nederland bijna 5 miljoen jongeren in de leeftijd van 0 tot en met 24 jaar. Van deze jongeren heeft 23 procent een niet-Nederlandse achtergrond en 16 procent een niet-westerse achtergrond. In de steden Amsterdam, Rotterdam en Den Haag is ongeveer de helft van de jongeren in de leeftijd van 0 tot en 24 jaar van niet-westerse afkomst. De diversiteit in de samenleving heeft gevolgen voor de effectiviteit van het jeugdbeleid. Jeugd en ouders met een andere culturele achtergrond, die het om verschillende redenen nodig hebben, willen we ook goed bereiken met jeugdbeleid.

Jeugdbeleid bereikt migrantenouders en -kinderen te laat en de aanpak is niet effectief genoeg

Met veel migrantenjongeren gaat het goed: zij ontwikkelen zich voorspoedig en leveren een bijdrage aan de samenleving. Met een kleiner aantal jongeren gaat het minder goed: zij verlaten bijvoorbeeld het onderwijs zonder startkwalificatie. De werkloosheid onder sommige niet westerse etnische groepen is hoger dan onder autochtone jongeren. Problemen in de ontwikkeling, zoals taalachterstand of psychische problemen, worden vaak te laat herkend. Dit heeft als gevolg dat de migrantenjeugd oververtegenwoordigd is in de niet-vrijwillige zware vormen van hulpverlening en in de criminaliteit en dat de aanpak vaak niet effectief genoeg is. In het ontwikkelingsgerichte jeugd- en gezinsbeleid, zoals sport- en cultuurvoorzieningen, kinderopvang en opvoedingsondersteuning, zijn migrantenkinderen en hun ouders vaak juist ondervertegenwoordigd. Jeugdwerkers zien deze migrantenjongeren pas als zij problemen hebben of veroorzaken. Uit onderzoek blijkt dat de jeugdgezondheidszorg meer moeite heeft met het signaleren van problemen bij kinderen van niet-westerse herkomst (Kinderen in Nederland, SCP 2005). Taal- en communicatieproblemen tussen de hulpverlener en de ouders en het kind spelen een mogelijke rol. Daarnaast kunnen culturele verschillen in het uiten van problemen een verklaring vormen. Een andere verklaring is dat de afstand tot de hulpverlening zo groot is, dat het moeilijk is om migrantenkinderen, -jongeren en hun ouders te motiveren gebruik te maken van vrijwillige vormen van hulpverlening. Ouders en hulpverleners spelen een rol in het herkennen van problemen en het zoeken ofwel bieden van hulp. In sommige culturen kan schaamte bij ouders een belangrijke reden zijn om geen hulp te zoeken.

Tabel 4 – Aandeel migrantenjongeren in de jeugdhulpverlening, cijfers uit 2008 (*CBS), 2007 (**Pleegzorg Nederland) en 2002 (SRJV1 )

kst-31001-52-1.gif

Doelstelling met diversiteit in het jeugdbeleid

Het jeugdbeleid, met name de algemene voorzieningen, moet migrantenkinderen en -ouders even goed bereiken als autochtone kinderen en ouders. We hebben dan ook de volgende doelstelling voor ogen bij het realiseren van meer diversiteit in het jeugdbeleid.

Doelstelling:

Migrantenkinderen moeten gelijke kansen krijgen om gezond, veilig en met plezier te kunnen opgroeien en hun talenten te ontwikkelen, en moeten ook zelf op gelijke wijze bijdragen aan het goed opgroeien, en aan de maatschappij.

Ouders hebben een primaire verantwoordelijkheid in de opvoeding. Diversiteit in het Jeugdbeleid moet er uiteindelijk voor zorgen dat:

– migrantenkinderen en hun ouders even goed worden bereikt door algemene voorzieningen, zoals opvoedondersteuning, peuterspeelzaalwerk, jeugd- en jongerenwerk, spel en bewegen;

– migrantenouders en professionals problemen in de opvoeding en ontwikkeling vroegtijdig signaleren en aanpakken;

– de (preventieve) aanpak en de interventies die worden ingezet bij migrantenkinderen, -jongeren en hun ouders effectief zijn.

2 Diversiteit in het jeugdbeleid aanvullend op «inclusief» beleid

«De migrantenjongere» bestaat niet en de context is bepalend

Bij alle maatregelen geldt dat «de migrantenjongere» niet bestaat. Het is voortdurend van belang de jongere in zijn eigen context te zien en te benaderen, zodat ook kan worden gedifferentieerd naar de specifieke situatie waarin de jongere zich bevindt. Relevante factoren zijn bijvoorbeeld de gezinssituatie, het succes op school en het al dan niet veroorzaken van overlast.

Het gaat om meerdere problemen tegelijkertijd: jeugdbeleid alleen kan niet alles oplossen

De relatief ongunstige sociaal-economische uitgangspositie van sommige migrantengezinnen hangt voor een deel samen met de achtergrondkenmerken: de ouders hebben weinig opleiding genoten, beheersen de Nederlandse taal onvoldoende en verkeren vaak in een uitkeringssituatie. Migrantengezinnen wonen veelal in achterstandswijken en leven op of onder de armoedegrens. Een derde van alle eenoudergezinnen is niet-westers en dit aantal stijgt veel sterker dan onder autochtonen: 32% tegen 14% (CBS, maart 2006). De positie van met name de alleenstaande moeders is vaak extra kwetsbaar (SCP, Sociale atlas van vrouwen uit etnische minderheden, 2006). Net als bij autochtone gezinnen is de achterstand bij ouders voorspeller van de kans op achterstand bij kinderen. Bij migrantengezinnen komen daar bovenop de taal en de culturele verschillen die onder andere een belangrijke rol spelen in de opvoeding.

«Inclusief» beleid is het uitgangspunt bij het aanpakken van de huidige problemen

Het kabinet heeft een uitgebreid beleidsinstrumentarium om, samen met andere overheden, achterstanden, gezondheidsproblemen, opgroei- en opvoedingsproblemen, overlast en jeugdcriminaliteit aan te pakken, en achterstanden te verminderen. Met de generieke beleidsmaatregelen van het kabinet worden uiteraard ook migrantenouders en -kinderen bereikt. Belangrijke programma’s waarin migrantenjongeren en hun ouders worden bereikt, zijn Voor- en Vroegschoolse Educatie, «Aanval op de uitval» van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, «Iedereen doet mee» en de werkleerplicht van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, het «Actieprogramma overlast en verloedering» en het «Actieplan polarisatie en radicalisering» van de minister van Binnenlandse Zaken, en de Wijkenaanpak van de minister voor Wonen, Wijken en Integratie (zie ook bijlage I).

Ook bij preventie «inclusief» beleid

Naast de probleemaanpak is ontwikkelings- en risicogericht jeugdbeleid nodig, vóórdat er problemen ontstaan. In het programma «Alle kansen voor alle kinderen» (juni 2007) werkt de minister voor Jeugd en Gezin zijn doelstelling en activiteiten voor de komende jaren uit. Preventie is een van de hoofdlijnen uit het programma. Het realiseren van de Centra voor Jeugd en Gezin (CJG) is hiertoe een belangrijke actie, met als doelstelling een landelijk dekkend netwerk in 2011 om ouders en kinderen van jongs af aan in de eigen buurt te ondersteunen bij opvoedings- en ontwikkelingsvragen, bijvoorbeeld in de eerste levensfasen van kinderen. Voor de CJG’s komt 200 miljoen euro beschikbaar, die deels ook ten goede komt aan migrantenkinderen en -ouders. De brede school biedt zowel voor ouders als kinderen een laagdrempelige mogelijkheid om mee te doen aan ontwikkelings- en vrijetijdsprogramma’s. De krachtwijken zijn gericht op de ontwikkeling van een stimulerende leefomgeving voor de bewoners: oud en jong. Twee van de drie pilotgemeenten waarin interculturalisatietrajecten zijn opgezet, Zaanstad en Rotterdam, voeren de pilots uit in respectievelijk de krachtwijken Poelenburg en Feijenoord. De derde pilot wordt uitgevoerd in Nieuwegein. De inzichten over effectief frontliniewerk en participatie vanuit de doelgroepen kunnen hiermee worden gestimuleerd en gefaciliteerd. ECO3/Sardes werkt een inventarisatie uit naar het aanbod van opvoedondersteuningsmethodieken en hun effectiviteit voor verschillende migrantengroepen.

Waar nodig wel een specifieke aanpak

Specifieke groepen vragen soms wel een specifieke aanpak. De minister voor Wonen, Wijken en Integratie werkt samen met de minister van Justitie in twee beleidsbrieven specifieke aanpakken uit voor de meest urgente problemen onder jongeren van Marokkaanse en Antilliaanse afkomst. In februari 2008 is de beleidsbrief «Naar een professionele, integrale en meerjarige aanpak voor Antilliaans-Nederlandse risicojongeren» toegezonden aan de Tweede Kamer. Na de zomer volgt ook de beleidsbrief met een specifieke aanpak voor Marokkaans-Nederlandse jongeren. Voorts stimuleert het kabinet in het programma «Meedoen allochtone jeugd door Sport» sport onder migrantengroepen.

Diversiteit in het jeugdbeleid: een aanvulling op het inclusief beleid

Met diversiteit in het jeugdbeleid willen we een impuls geven aan kennis en vakmanschap, zodat we weten welke instrumenten aanslaan bij de migrantenjeugd en hun ouders. Uitgangspunt in beleid, maar ook in het management van organisaties, is dat rekening wordt gehouden met de diversiteit van de samenleving. Diversiteit betekent niet alleen, dat we te maken hebben met kinderen en ouders die van oorsprong uit zeer veel verschillende landen afkomstig zijn. Er ontstaan ook allerlei verschillende «nieuwe culturen». «Vreemde» culturen zijn gemengd met de Nederlandse cultuur, maar ook verblijfsduur en straatcultuur zijn van invloed op het ontstaan van «nieuwe culturen». Het land van herkomst is niet langer meer de representatieve cultuur, omdat de kinderen zich ontwikkelen in een «nieuwe» cultuur. Niet alleen de ouders, maar ook de school, de buurt en vrienden zijn bepalend voor het opgroeien en ontwikkelen van kinderen. Hoe langer de kinderen en hun ouders in Nederland verblijven, hoe meer deze invloed kan toenemen. Daarom is het zo belangrijk om de specifieke context en situatie van migrantenjeugd en hun ouders te bekijken. In paragraaf 3 wordt beschreven hoe lastig het voor migrantenkinderen is om tussen culturen op te groeien en voor ouders om hun kinderen, in een andere omgeving dan zij gewend, zijn op te voeden. Bijvoorbeeld als de opvoedstijl van hun ouders veraf staat van «de algemene» opvoedstijl in Nederland. Ook hierover gaat diversiteit in het jeugdbeleid. Ondanks dat we al veel in gang hebben gezet in huidig beleid, weten we nog onvoldoende over wat nu effectief jeugdbeleid is voor migrantenkinderen en -ouders, of welke aanpak werkt en of dat wetenschappelijk toetsbaar is. We kunnen meer leren van lokaal jeugdbeleid en initiatieven die in de praktijk goed lijken aan te slaan. Ook van vrijwilligers die werken in de frontlinie en vaak zelf ook een andere culturele achtergrond hebben. Zij bereiken migrantenkinderen en hun ouders vaak beter. We kunnen buurten wijkaanpakken verbeteren door hier kennis en onderzoek aan te koppelen en ze naar andere gemeenten of wijken verspreiden.

3 Diversiteit in het jeugdbeleid: een kwestie van kennis en vakmanschap, én van een lange adem

Kennis en vakmanschap in diversiteit ontwikkelen

Om de doelstelling te realiseren moeten we veel beter inzicht hebben in effectieve methoden en strategieën om de diverse migrantengroepen te bereiken en om de opgroei- en opvoedingsdoelen te verwezenlijken. Daartoe gaan we alle bestaande kennis verzamelen en bundelen over welke methodiek of strategie goed werkt bij het bereiken van migrantenouders en -jeugd. We gaan deze kennis actief verspreiden, bijvoorbeeld via conferenties of een handreiking, opdat professionals, management en bestuurders ermee gaan werken. En we gaan voortbouwend op veelbelovende voorbeelden in de praktijk nieuwe kennis ontwikkelen en meteen in praktijk brengen en verspreiden. De professional is in het jeugdbeleid zeer bepalend voor het succes. We richten ons dus op kennis en vakmanschap in diversiteit bij de professional, maar ook bij organisaties en overheden. Zodat we de mogelijkheden van het jeugdbeleid ook optimaal kunnen inzetten voor migrantenouders en -kinderen.

Uitdaging ligt vooral bij ontwikkelingsgericht jeugdbeleid en vroege signalering

Met de investering in kennis en vakmanschap willen we bovenal voorkomen, dat er steeds een nieuwe generatie bijkomt die achterstand oploopt en de aansluiting en binding met de samenleving dreigt te verliezen. De Nederlandse samenleving stelt eisen aan haar bevolking en zij wil participatie stimuleren, ook van migrantenjeugd en -ouders. Dit kan alleen maar als we erin slagen om de kinderen en hun ouders vanaf het begin te bereiken met onze voorzieningen gericht op ontplooiing, ontwikkeling, participatie en opvoedingsondersteuning. Uit sociaal-economisch onderzoek blijkt dat hoe eerder effectief wordt ingegrepen, hoe hoger het economisch en sociaal rendement uiteindelijk is; zie bijvoorbeeld onderzoek van de Nobelprijswinnaar economie, professor James Heckman1. Daarom zal aandacht gegeven worden aan het ondersteunen bij de opvoeding van ouders van kinderen van 0 tot 4 jaar en aan de VVE. Taalproblemen die zich van jongs af aan voordoen, kunnen problemen veroorzaken in de toekomst. We willen de kennis vergroten over effectieve aanpak voor migrantenjongeren die problemen hebben of veroorzaken. We willen ook meer weten over wat werkt in de ontwikkelingsfase van migrantenkinderen en ouders.

Opvoeden tussen twee culturen vraagt om maatwerk

Opvoeden tussen twee culturen wordt soms als een lastige, verzwarende opgave ervaren. Als de opvoedstijl sterk afwijkt van «de algemene» opvoedstijl in Nederland worden de problemen groter. Dat is bij sommige culturen meer het geval (Gezinnen van de toekomst, Opvoeding en opvoedingsondersteuning, E-Quality, 2008). Jongeren kunnen zich dan evenmin thuis voelen in de traditionele cultuur als in «de Nederlandse» cultuur. De kans is groot dat deze jongeren zich nog het meest thuis voelen in de straatcultuur met alle risico’s van ontsporing van dien. Als er een kloof ontstaat tussen kinderen en ouders, waarbij ouders de grip op, of het contact met hun kind verliezen, ontstaat er een probleem. De opvoedonmacht kan ouders belemmeren in het op het goede pad houden van hun kinderen. Voor meisjes geldt dat zij vaak meer thuis zitten en minder deel uitmaken van het maatschappelijk leven. Achter de merkbare problemen zitten zowel bij jongens als meisjes vaak problemen van psychische aard (depressies, angststoornissen). Uit de ondervertegenwoordiging van migrantenjongeren in de jeugd-GGZ blijkt dat dit vaak niet of te laat gesignaleerd wordt. Zowel in de signalering als in de jeugdhulpverlening is daarom maatwerk, gericht op het onderkennen en overbruggen van de culturele verschillen, noodzakelijk.

Meerjarig commitment van alle betrokkenen

Kennis en vakmanschap bij de professionals kan alleen als ook de organisaties en de bestuurders zich committeren aan diversiteit in het jeugdbeleid. Een gezamenlijke, elkaar versterkende, meerjarige en betrokken inzet – een alliantie – van de belangrijkste actoren is nodig, te weten: de gemeenten, migranten- en jeugdorganisaties, de professionals, de migrantengroepen zelf en de wetenschap, zowel landelijk als lokaal en regionaal. Met de acties die in deze beleidsbrief worden aangekondigd, willen we deze alliantie stimuleren en zo bouwen aan een jeugdbeleid, waarin rekening wordt gehouden met diversiteit in de samenleving. We willen hierbij migrantenkinderen en -ouders actief betrekken. In beide kanten, zowel de hulpverleners als de ouders, moet worden geïnvesteerd.

Uitgaan van eigen kracht en verantwoordelijkheid van migrantenouders en -jeugd

Dat we kiezen voor vergroting van de kennis en het vakmanschap van de professional wil uiteraard niet zeggen dat de verantwoordelijkheid voor een goede opvoeding en goed opgroeien niet primair bij de ouders en jeugd zelf zou liggen. Dat is en blijft het uitgangspunt, ook waar het migrantenouders en -jeugd betreft. Vakmanschap betekent juist er goed in slagen hen op die verantwoordelijkheid aan te spreken en hen daarin desgewenst te ondersteunen.

Lange adem! Het is niet van vandaag op morgen klaar

Het realiseren van onze doelstelling, gelijke kansen voor migrantenkinderen om zich te ontwikkelen en goed op te groeien, is een zaak van lange adem. Dit heeft te maken met de ernst van de problematiek van sociaal-economische achterstanden, en bij sommige etnische groepen de culturele verschillen. Het heeft ook te maken met de lange tijd die het kost om echt evidence-based inzicht te verkrijgen en om de kennis toe te passen. En met de tijd die het kost voordat de toegepaste kennis ook effect zal hebben. We praten hier al snel over een periode van 8 à 10 jaar. Dat er nog een lange weg te gaan is, vraagt om extra doorzettingsvermogen en volharding bij alle betrokkenen. Dit staat er echter niet aan in de weg om er nu meteen, én enthousiast, mee aan de slag te gaan.

Draagvlak bij praktijk en beleid

In de maand mei 2008 hebben we onze voornemens voor diversiteit in het jeugdbeleid besproken in vijf rondetafelgesprekken met professionals en gemeenten. Het ging om vier bijeenkomsten op locatie met regionale professionals en gemeenten (Feijenoord-Rotterdam, Eindhoven, Groningen, Almere) en één bijeenkomst met landelijke organisaties. Deze professionals, gemeenten, migranten en landelijke organisaties onderschreven de keuze voor kennis en vakmanschap, en om daarbinnen het accent te leggen op preventie.

De tien-puntenlijst: de succesfactoren uit de praktijk

De meest genoemde succesfactoren om migrantenkinderen en -ouders eerder en beter te bereiken én goed te ondersteunen, worden hieronder opgesomd. Deze punten zijn in vrijwel alle rondetafelgesprekken en in publicaties naar voren gekomen.

1. een open houding en respect voor elkaar en voor de diversiteit aan culturen;

2. uitgaan van de kracht van kinderen en de verantwoordelijkheid van ouders: belang van participatie van migrantendoelgroepen zelf;

3. gebruik maken van laagdrempelige frontlinie initiatieven: buurtvaders, overblijfmoeders, huiswerkbegeleiders, kindmentoren, etc.;

4. groepsactiviteiten en ontmoetingen bieden goede mogelijkheden om ouders en jeugd beter te bereiken;

5. belang van jeugd- en jongerenwerk, sport, cultuur en spel;

6. rol van (brede) scholen in het signaleren van problemen, maar ook in het creëren van ontmoetingen met ouders, kinderen en professionals;

7. bewust zijn van de problemen bij de overgang van peuterspeelzaal/kinderopvang naar basisschool, en van basisschool naar voortgezet onderwijs;

8. bewust zijn van het ontstaan van nieuwe culturen in Nederland;

9. bewust zijn van de verschillen tussen jongens en meisjes in de aard van problemen en de aanpak;

10. verschillen in rol en verantwoordelijkheid van vaders en moeders: beiden moeten betrokken worden en zich betrokken voelen.

4 Wat gaan we doen voor «Diversiteit in het Jeugdbeleid»?

Kennis en vakmanschap in de praktijk

Kennis en competenties ontwikkelen, en de kracht van lokaal beleid beter benutten, kost tijd. In de komende kabinetsperiode willen we een aantal resultaten hebben bereikt. Hieronder volgen de activiteiten en resultaten die we de komende drie jaar willen realiseren. De effecten van dit beleid op de positie van migrantenkinderen en hun ouders zullen echter pas op langere termijn (acht à tien jaar) merkbaar zijn. Met de activiteiten uit deze nota verwachten we een belangrijke stap in de goede richting te kunnen zetten. De uitvoering zal programmatisch vorm worden gegeven onder aansturing van de beide programmaministeries. Aan ZonMw wordt gevraagd om samen met de kennisinstellingen RIVM en NJI1, een voorstel te doen voor het uitwerken en uitvoeren van het programma Diversiteit in het Jeugdbeleid. In dit traject worden gemeenten, migrantenorganisaties, migrantenouders en -jeugd nadrukkelijk betrokken. In 2008 worden hiertoe de voorbereidingen getroffen en zal een aantal acties in gang worden gezet. Vanaf 2008 tot en met 2011 wordt het programma uitgevoerd. Eind 2010 wordt een (beperkte) tussentijdse evaluatie uitgevoerd om te kunnen bijsturen en om te bezien hoe het vervolgtraject na 2012 eruit moet komen te zien. Communicatie vereist continue aandacht en nemen we dan ook als belangrijk traject op. Voor dit programma is € 10 miljoen euro beschikbaar voor de jaren 2008–2011.

De hieronder beschreven lijnen zijn nauw met elkaar verweven. Ze zijn alle gericht op het in praktijk brengen van kennis en competenties. We kiezen voor twee invalshoeken: kennis ontwikkelen, onder andere via «academische werkplaatsen diversiteit»; en vakmanschap stimuleren met interculturele competenties en diversiteit.

– Kennis ontwikkelen in academische werkplaatsen diversiteit

Meer wetenschappelijke kennis nodig

Er is kennis nodig, zowel bij gemeenten als bij organisaties en professionals, over aanpakken en methodieken, die effectief zijn voor het bereiken en ondersteunen van specifieke migrantengroepen. Daarbij wordt ook gekeken naar de diversiteit in migrantengroepen en de verschillen tussen jongens en meisjes. De afgelopen jaren is er al veel onderzoek verricht en kennis opgedaan, veelal bij losse projecten. We gaan deze kennis bundelen, toegankelijk en beschikbaar maken. Toch weten we nog niet genoeg; verdere kennisontwikkeling en -verspreiding is nodig over:

• Het bereik van migrantengroepen door (algemene) voorzieningen

• Het herkennen (signaleren) van problemen en risico’s bij migrantengroepen

• Effectieve werkwijzen die de kloof overbruggen tussen migrantengezinnen en de hulpverlening

• Effectieve interventies voor migrantengroepen

De kennis die verder moet worden ontwikkeld wordt opgenomen in een nieuwe onderzoeksagenda.

Aansluiten bij bestaand onderzoek

Bij alle nieuwe onderzoeken zullen wij waar nodig en mogelijk de werking voor migrantengroepen onderdeel van het onderzoek maken. ZonMw heeft dit reeds opgenomen in haar onderzoeksprogrammering Zorg voor Jeugd, met prioriteit bij de jongste leeftijdsgroep. Ook het NWO zal in hun komende programmering Jeugd en Gezin aandacht besteden aan diversiteit. De komende jaren blijven we alle nieuwe kennis over diversiteit bundelen en geschikt maken voor verdere verspreiding. Eind 2008 komen de resultaten van de projecten «interculturele meetladder» en «versterken van de frontlinie» beschikbaar. Ze bieden een kader om bestaande en nieuwe methodieken op hun werkzaamheid voor migrantendoelgroepen te beoordelen en om projecten vanuit migrantendoelgroepen op waarde te kunnen beoordelen en te ondersteunen.

Kennis opbouwen vanuit de praktijk

De gemeentelijke (en provinciale) overheden zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van een effectief jeugdbeleid, ook voor migrantenjongeren. Door diversiteit op te nemen in hun (jeugd)beleid kunnen gemeenten ervoor zorgen dat migrantengroepen eerder en beter worden bereikt en ondersteund. Er is aandacht voor differentiatie in groepen in de academische werkplaatsen. In het kader van de nieuwe programmering van ZonMw, die al bezig is met academische werkplaatsen, worden in opdracht van de minister voor Jeugd en Gezin en de minister voor Wonen, Wijken en Integratie nog in 2008 drie nieuwe academische werkplaatsen diversiteit opgestart. In deze werkplaatsen wordt ook aangehaakt bij veelbelovende initiatieven die anderszins, bijvoorbeeld door fondsen of stichtingen, zijn gestart1. Bij academische werkplaatsen worden professionals, kennisinstellingen, hogescholen, universiteiten, organisaties, migrantenouders en -jeugd zelf betrokken. Door de wetenschap worden de huidige goede voorbeelden getoetst en verder ontwikkeld. Veel gemeenten en professionals zijn namelijk al aan de slag gegaan met diversiteit in trajecten bij brede scholen, welzijnswerk, Centra voor Jeugd en Gezin, etc. De kracht van vrijwilligers die werken in de frontlinie moet, evenals de kracht van kinderen en ouders zelf, beter worden benut en gestimuleerd. Om dit proces te begeleiden wordt per werkplaats een multi-etnisch coachingsteam samengesteld, bestaande uit professionals, én kinderen en ouders, met een migrantenachtergrond. De «academische werkplaatsen diversiteit» worden op systematische wijze gevolgd. We willen werkplaatsen inrichten met specifieke aandacht voor diverse leeftijdscategorieën, bijvoorbeeld: 0–4 jaar, 4–12 jaar en 12 jaar en ouder. De kennis, nieuwe inzichten en ervaringen worden landelijk beschikbaar gesteld en actief verspreid. Bij de nieuwe programmering van ZonMw, die al bezig is met academische werkplaatsen1, wordt gekeken hoe dit kan worden uitgebreid voor het jeugdbeleid.

– Vakmanschap met interculturele competenties en diversiteit

Interculturele competenties

Van professionals en organisaties in de jeugdgezondheidszorg, het jeugdwerk en de jeugdzorg wordt verwacht dat zij in staat zijn jongeren en ouders met andere culturele achtergronden effectief te benaderen en te ondersteunen. Daarvoor zijn communicatieve vaardigheden en competenties belangrijk. Een grondige kennis van voorkomende culturen in Nederland is niet noodzakelijk, maar een open houding helpt bij de acceptatie van hulp door (migranten)ouders. Professionals moeten zich bewust zijn van verschillen, ook tussen migrantengroepen onderling, om maatwerk te kunnen leveren. Dit bleek uit vrijwel alle gesprekken met professionals.

Diversiteit in de organisatie

Voor organisaties is het belangrijk om aandacht te besteden aan het aantrekken van medewerkers met diverse culturele achtergronden, en het betrekken van vrijwilligers uit de doelgroep bij de aanpak. Zij hebben vaak een betere aansluiting op de doelgroep. Uitstroom van professionals is een groot probleem in de hulpverlening, omdat het veel tijd kost voor professionals om vertrouwen op te bouwen. Een goed diversiteitsbeleid in de instellingen is daarom nodig. We willen kijken hoe we diversiteit meetbaar kunnen maken in jeugdorganisaties en gaan hierover in overleg met de jeugdorganisaties.

In de gemeenten Nieuwegein, Rotterdam en Zaanstad wordt uitgeprobeerd hoe hun Centra voor Jeugd en Gezin (CJG) aangepast kunnen worden aan de behoeften van een multiculturele samenleving. Dit wordt ondersteund door het ontwikkelen van een gereedschapskist, die verspreid kan worden onder de andere gemeenten.

Diversiteit in de initiële opleidingen

Nieuwe professionals moeten na hun opleiding in bezit zijn van interculturele competenties en vaardigheden. We richten ons in eerste instantie op de opleidingen voor de sectoren jeugdzorg, jeugdgezondheidszorg, jeugdwerk en jeugdhulpverlening op MBO-niveau en HBO-niveau. Samen met het onderwijsveld zal worden bekeken hoe interculturele competenties kunnen worden versterkt. Daarvoor zal overleg plaatsvinden met de MBO- en HBO-raden, en met de werkgeversen werknemersorganisaties (onder andere de MOgroep).

Bijscholing diversiteit voor de huidige jeugdprofessionals

Voor de huidige professionals in de jeugdzorg, de jeugdgezondheidszorg en het jeugdwerk wordt een specifiek bijscholingsprogramma samengesteld en aangeboden. Dit bijscholingsprogramma bestaat naast het overbrengen van kennis en inzicht over etnische en culturele verhoudingen, uit het ontwikkelen en oefenen met interculturele communicatieve vaardigheden.

Aansluiten bij de Stuurgroep Professionalisering in de Jeugdzorg

De Stuurgroep Professionalisering in de Jeugdzorg kent enkele deelprojecten, waarin interculturele competenties van professionals en organisaties in de jeugdzorg worden versterkt. Waar nodig worden de activiteiten uit dit plan afgestemd op de activiteiten van de stuurgroep. Er wordt ook nagegaan welke onderdelen en resultaten toepasbaar zijn voor andere professionals in het jeugdbeleid (jeugdgezondheidszorg en jeugdwerk). De deelprojecten van de Stuurgroep Professionalisering (zie ook bijlage II) die aansluiten op deze brief, zijn:

• het inbedden van interculturele competenties in de opleiding tot professional in de jeugdzorg,

• het ontwikkelen van de benodigde kennis, inzicht en vaardigheden voor cultureel competente jeugdzorgmedewerkers en het actualiseren van deze kennis in de initiële en postinitiële opleidingen,

• het inzichtelijk maken van de meerwaarde van allochtone professionals in de jeugdzorg.

Planning en resultaten

WatWanneer
Inventarisatie aanbod op migranten, gericht op opvoedondersteuningsinstrumenten door ECO3/Sardes2008
Ontwikkeling objectieve beoordeling «interculturele meetladder» + versterking van initiatieven «van onderop» door het Verwey Jonker Instituut en NJi2008
Uitvoering van 3 «academische werkplaatsen diversiteit» en koppeling met een lokaal multi-etnisch coachingsteam, resultaten worden in 2011 in een aparte conferentie verspreid. 2008–2011
Publicatie met inzicht van kennis over diversiteit in jeugdbeleid: kennis over effectieve interventies en zicht op de kennislacunes, inclusief update van publicatie.2008–2011
Gereedschapskist voor op diversiteit toegesneden Centra voor Jeugd en Gezin in Nieuwegein, Rotterdam en Zaanstad2008–2009
Onderzoeksagenda ten behoeve van bestaand en toekomstig onderzoek, opnemen van effectieve methoden in bestaande onderzoekslijnen2008–2009
Ontwikkeling en actualisatie van interculturele competenties in MBO- en HBO-opleidingen zorg en welzijn aan de hand van intercultureel competentieprofiel2008–2010
Ontwikkeling van «erkend» bijscholingsprogramma interculturele competenties van professionals in het jeugdbeleid, met aandacht voor «frontlinie» en voor eigen verantwoordelijkheid migrantenouders en -jeugd. 2008–2009
Conferenties voor gemeenten, (migranten-)organisaties, kennisinstellingen, opleiders en professionals, met als doel kennisontwikkeling en -verspreiding, zoals in 2008 de MatchMakersMeeting Diversiteit in Jeugdbeleid (opstartsessie)2008–2011
Meten (nulmeting en meting in 2011) van diversiteit en afspraken met jeugdorganisaties2008–2011
Leerstoel «opvoeden in de multi-etnische stad»2008–2011

De minister voor Jeugd en Gezin,

A. Rouvoet

De minister voor Wonen, Wijken en Integratie

C. P. Vogelaar

BIJLAGE I

Relevante beleidsinitiatieven en -maatregelen

De relevante beleidsbrieven en maatregelen van de andere ministeries zijn in deze bijlage opgenomen. Dit zijn beleidsmaatregelen waarmee migrantengroepen veelal worden bereikt, maar niet specifiek gericht zijn op migrantengroepen (met uitzondering van de specifieke brieven van WWI onder integratie).

1. Onderwijs en emancipatie

Onderwijsachterstandenbeleid – Ministerie OCW

– Regeling Leerplusarrangement VO en Nieuwkomers VO (voortgezet onderwijs)

– Programma’s voor Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE), harmonisering kinderopvang, peuterspeelzaal en VVE-programma’s. Mogelijkheden worden verkend om VVE-programma’s aan inburgeringstrajecten te koppelen.

Kwaliteitsagenda Primair Onderwijs

Kamerstukken II 2007/08, 31 293, nr. 1 en TK 2007–2008, 27 020, nr. 57.

Maatregelen tegengaan segregatie in het basisonderwijs

Tussen gemeenten en scholen vindt verplicht overleg plaats over het tegengaan van segregatie. Via het Kenniscentrum Gemengde Scholen (sinds mei 2007 actief) worden kennis en ervaring in het tegengaan van segregatie verspreid onder scholen, gemeenten en ouders (TK 2007–2008, 31 293, nr. 3, Tegengaan segregatie in het basisonderwijs).

Bestrijding voortijdig schoolverlaten: «Aanval op de uitval»

Het percentage voortijdig schoolverlaters (VSV’ers) onder niet-westers allochtonen ligt twee keer zo hoog als onder autochtonen. Het aandeel van de niet-westerse allochtonen van het totaal van de vsv’ers was in 2005–2006 27,1%. Het Ministerie van OCW geeft hoge prioriteit aan het beleid dat voortijdig schoolverlaten moet voorkomen (nota «Aanval op de uitval»). Scholen en gemeenten hebben hierbij een sleutelrol, in samenwerking met de ketenpartners. Onder meer wordt versterkt ingezet op de betere aansluiting tussen schooltypen, waarbij extra aandacht is voor een soepele overgang van primair naar het voortgezet onderwijs en de overgang van vmbo naar mbo. Verder staat zorg op school centraal waarbij onder meer de Zorg Advies Teams (ZAT’s) een belangrijke rol spelen (TK 2007–2008, 26 695, nr. 42, Voortijdig schoolverlaten).

Versterkte investering brede scholen

Brede scholen spelen voor de brede ontwikkeling van kinderen een grote rol doordat op brede scholen onderwijs gecombineerd wordt met opvang, zorg, welzijn, sport en cultuur (TK 2007–2008, 31 200 VIII, nr. 75).

Emancipatienota «Meer kansen voor vrouwen» 2008–2011

In de Emancipatienota «Meer kansen voor vrouwen» is als tweede hoofddoelstelling opgenomen: «Het bieden van kansen aan en het benutten van talenten van vrouwen en meisjes uit etnische minderheidsgroepen» (TK 2007–2008, Emancipatiebeleid 30 420, nr. 50).

2. Werk

Actieprogramma «Iedereen doet mee» – Ministerie SZW

– Met CWI heeft het ministerie van SZW afgesproken om via intensieve dienstverlening vanuit het CWI, 30 000 allochtone jongeren zonder startkwalificatie, te begeleiden naar werk.

– Banenplannen G-4 en G-27: De banenplannen zijn een uitwerking van de Participatietop-afspraak tussen ministerie en sociale partners.

– Beeldvormingscampagne: De beeldvormingscampagne richt zich op het tegengaan van negatieve beeldvorming bij werkgevers t.a.v. allochtone jongeren en omgekeerd.

– K!X-promotieteams: In het hele land zullen in 2008 30 promotieteams van mulitculturele jongeren worden opgericht door Forum, Instituut voor Multiculturele Ontwikkeling

Impulsen voor de arbeidsparticipatie van allochtone jongeren

Veruit de belangrijkste verklaring voor de achterblijvende arbeidsdeelname van allochtone jongeren is het gemiddeld lagere opleidingsniveau. Er wordt een breed programma ingezet.

3. Veiligheid

Jeugdcriminaliteit – Project Veiligheid begint bij Voorkomen

Om de jeugdcriminaliteit terug te dringen heeft het ministerie van Justitie voor de komende jaren extra inspanningen aangekondigd. Ook BZK en Jeugd en Gezin zijn hierbij nauw betrokken.

Actieprogramma overlast en verloedering

In het «Actieprogramma overlast en verloedering» zijn maatregelen opgenomen ter intensivering van de aanpak van overlast en verloedering. Het aanvullend «Actieplan polarisatie en radicalisering» richt zich op versterking van professionals als belangrijk instrument voor de aanpak van radicaliserende jongeren.

Aanpak «Voorkomen criminele loopbaan allochtone jongeren»

Het programma bevatte concrete acties die moesten leiden tot het voorkomen van crimineel gedrag door allochtone jongeren en het verminderen van recidive («voorloper» van het programma «Veiligheid begint bij voorkomen»).

4. Gezondheid en sport

Programma «Meedoen Allochtone Jeugd door Sport» (2006–2010) – ministeries VWS en WWI

Doelen van het programma «Meedoen allochtone jeugd door sport» zijn de achterblijvende sportdeelname van de allochtone jeugd in te lopen en sport in te zetten als instrument in het jeugdbeleid en in de jeugdzorg (kamerstuk, S/BRE-SP-2663189, 22 februari 2006).

BOS-impuls: Buurt, onderwijs en sport – ministerie VWS

De BOS-impuls is een tijdelijke stimuleringsregeling voor projecten die verbinding leggen tussen buurt, onderwijs en sport (DJB-BOS 2520154, oktober 2004).

5. Integratie

Integratienota 2007–2011 Zorg dat je erbij hoort!

De Integratienota is door minister Vogelaar voor Wonen, Wijken en Integratie opgesteld in samenwerking met de ministeries van OCW, SZW, VWS, BZK, Justitie en Jeugd en Gezin. Maatregelen met betrekking tot «allochtone» jeugd zijn o.a.:

Verbinding inburgering en opvoedingsondersteuning

In het Deltaplan Inburgering wordt onder meer aangekondigd de verbinding te leggen met inburgering en opvoedingsondersteuning (Deltaplan Inburgering: Vaste voet in Nederland, 7 september 2007).

Specifieke aanpak Antillianen

De beleidsbrief «Naar een professionele, integrale en meerjarige aanpak voor Antilliaans Nederlandse risicojongeren» zet in op een professionele, integrale en meerjarige aanpak in samenspraak met de 21 Antillianengemeenten, de Nederlands-Antilliaanse gemeenschap en met de Antillen (TK 2007–200826283, nr. 31).

Specifieke aanpak Marokkanen – WWI

In 2008 wordt vanuit WWI ook voor de Marokkaanse groep en beleidsbrief opgesteld waarin maatregelen worden opgenomen op gebieden waar nu nog onvoldoende beleid op is.

BIJLAGE II

Stuurgroep Professionalisering in de Jeugdzorg

Deelprojecten van de Stuurgroep Professionalisering in de Jeugdzorg o.l.v. Mw. E. Kalsbeek

Deelproject 1: Beroepenstructuur

Dit deelproject stelt de nieuwe beroepenstructuur op voor professionals in de jeugdzorg. Hierin wordt met de kennis en deskundigheid van beroepskrachten uit het werkveld, het onderwijs, personeels- en opleidingsfunctionarissen, staf, management en experts op landelijk niveau invulling gegeven aan de competenties die van beroepskrachten in de jeugdzorg tegenwoordig gevraagd worden. Bij de uitwerking van de competentieprofielen wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan interculturele competenties. Het resultaat zal uiteindelijk zijn dat interculturele competenties ingebed zijn in de beroepenstructuur voor de jeugdzorg en dus ook in de opleidingen terug zal komen. Zo wordt elke professional toegerust om te gaan met de groeiende culturele diversiteit van de Nederlandse bevolking.

Deelproject 2a: Beroepsverenigingen

De vertegenwoordiging van allochtone professionals in de beroepsverenigingen is van groot belang om de «briljantjes» («Boefjes en Briljantjes», Korf e.a., 2006) vast te houden in de sector. Door specifiek aandacht te besteden aan culturele diversiteit en de meerwaarde van de allochtone professional in dit deelproject zal hier aan worden gewerkt. Ten eerste wordt inzichtelijk gemaakt of allochtone werknemers in de jeugdzorg andere behoeften dan wel belemmeringen ervaren om lid te worden van een beroepsvereniging. Hiermee zal rekening gehouden worden in de wervingscampagne. Ten tweede beoogt dit deelproject een hogere deelname van allochtone werknemers in de beroepsvereniging te bereiken door allochtone ambassadeurs in te zetten bij de campagne en het wervingsmateriaal zo goed mogelijk aan te laten sluiten bij ook de allochtone doelgroep. Ten slotte zal ook bij de samenstelling van bestuur van beroepsverenigingen aandacht besteed worden aan de vertegenwoordiging van de allochtone professional.

Deelproject 2b: Beroepsregisters

Dit deeltraject richt zich op het inrichten van een specialisatie «jeugdzorg» in de registers van de maatschappelijk werkers en de sociaal agogen en op het versterken (kwantitatief) van de specialisaties in de registers van alle betrokken beroepsverenigingen. Het versterken van de specialisaties wordt meegenomen in de wervingscampagne. Aandacht voor culturele diversiteit in deze is toegelicht in deelproject 2A.

Deelproject 3: Tuchtrecht en beroepscode

Dit deelproject zal kennis ontwikkelen op het gebied van beroepscodes en tuchtrecht en een verenigingstuchtrecht ontwikkelen. Diversiteit, in de brede zin van het woord, zal onderdeel uitmaken in de te voeren discussies over ethisch handelen en beroepscodes voor werkers in de jeugdzorg. Er zal tevens gestreefd worden naar culturele en professionele diversiteit in de personele samenstelling van het Tijdelijk Kwaliteitscollege Tuchtrecht in de Jeugdzorg.

Deelproject 4: Opleidingen

Dit deelproject heeft tot doel om vanuit de onderwijssector samen met de belangrijkste stakeholders een flinke stap te maken in de actualisering van de opleidingen. Er komt een Databank Na- en Bijscholing voor de Jeugdzorg (DANS) met een overzicht van kwalitatief voldoende bevonden cursorisch aanbod voor medewerkers in de jeugdzorg. Zo mogelijk wordt hierbij aangegeven of dit aanbod ook aandacht besteed aan interculturele competenties.

Doormiddel van kenniskringen en lectoraten wordt in dit deelproject gekeken wat professionals in de jeugdzorg nodig hebben aan kennis, inzicht en vaardigheden om cultureel competent te worden. De uitkomsten van deze inhoudelijke verkenningen worden naast het huidige opleidingsaanbod gelegd om te zien waar het opleidingsaanbod nog onvoldoende aansluit bij de interculturele uitdagingen in de Nederlandse samenleving.

Uiteindelijk zal in het advies voor actualisering van initiële en postinitiële opleidingen in het hoger beroepsonderwijs duidelijk opgenomen worden wat nodig is om professionals intercultureel competent te maken. Daar waar opleidingen aangevuld moeten worden zal dat ook gebeuren.


XNoot
1

Na 2002 is het aandeel migrantenjongeren in de jeugdhulpverlening niet consistent meer bijgehouden.

XNoot
1

Prof. dr. James Heckman «The accident of birth, the case of early childhood interventions», workshop ministerie van Financiën, Den Haag, 26 mei 2008.

XNoot
1

ZonMw, NJi en RIVM geven samen invulling aan het kennisprogramma Jeugd.

XNoot
1

Een goed voorbeeld is het Oranjefonds, dat jaarlijks (recentelijk 23 mei 2008) Appeltjes van Oranje uitreikt aan de meest veelbelovende initiatieven. Het Oranjefonds heeft als doel het stimuleren van maatschappelijk welzijn en sociale cohesie voor organisaties die zich inzetten voor een leefbare samenleving en verbetering van de maatschappelijke samenhang tussen verschillende groepen.

XNoot
1

In de eerste academische werkplaatsen van ZonMw werken GGD’en en thuiszorgorganisaties samen met universiteiten. Ook de jeugdgezondheidszorg is hierbij in beeld.

Naar boven