30 995 Aanpak Wijken

Nr. 89 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 april 2011

In het Algemeen Overleg van 2 februari 2011 (kamerstuk 30 995, nr. 88) heeft uw Kamer verzocht om nadere informatie over welke geldstromen ter beschikking zijn gekomen voor de wijkenaanpak in de afgelopen drie jaar, en om een globale aanduiding hoe deze geldstromen zich de komende jaren zullen ontwikkelen. In de bijlage bij deze brief treft u de verschillende geldstromen aan. Dit is overigens geen uitputtend overzicht, maar biedt wel voldoende inzicht in de belangrijkste geldstromen.

De brief kan gezien worden als een vervolg op de brief van 1 februari 2008 (TK 2007–2008, 30 995, nr. 40) en de brief van 30 mei 2008 (TK 2007–2008, 30 995, nr. 47) waarmee uw Kamer geïnformeerd is over de geldstromen die indertijd voor de 18 gemeenten in de 40 aandachtswijken ter beschikking zijn gekomen. Deze indicatie is mede gebaseerd op informatie van de departementen die vanaf de start van de wijkenaanpak betrokken waren.

Zoals ook in het Algemeen Overleg van februari aangegeven, is een groot deel van de geldstromen via het Gemeentefonds of brede doeluitkeringen aan gemeenten ter beschikking gesteld, Door het karakter van dit fonds en deze brede doeluitkeringen is geen informatie beschikbaar over in welke wijken dit deel van de middelen terecht is gekomen. Hier geldt immers lokale beleidsvrijheid. Over een ander deel van de middelen is wel aan te geven wat in de aandachtswijken terecht is gekomen.

In de bijlage bij deze brief zijn de verschillende geldstromen beschreven en is ook de globale verwachting ten aanzien van de ontwikkeling van die geldstromen weergegeven. Uit dit overzicht blijkt dat in de komende regeerperiode een stevig deel van de betrokken geldstromen in stand blijven, dat er bij een deel sprake is van vermindering of beëindiging en dat in een enkel geval er sprake is van een stijging.

Ten aanzien van die ontwikkeling wil ik stellen dat het feit dat er bij een deel van de geldstromen sprake is van een vermindering of beëindiging niet betekent dat er op deze terreinen sprake zou zijn van een verminderde inspanning of een lagere ambitie in de betrokken wijken. Het kabinet is van mening dat op andere wijze (bijvoorbeeld bij de inburgering, waar de financiële verantwoordelijkheid voor de inburgering meer bij de inburgeraar komt te liggen) of efficiëntere wijze (bijvoorbeeld de Jeugdzorg) de betrokken doelen gehaald moeten kunnen worden.

Ook gemeenten, woningcorporaties en andere partijen die betrokken zijn bij de wijkenaanpak moeten bezien in hoeverre via andere, efficiëntere werkwijzen en samenwerkingsvormen, samen met de bewoners, met minder financiële middelen dezelfde of zelfs betere resultaten te behalen zijn. Uit de huidige wijkenaanpak en een aantal in dat kader uitgevoerde experimenten blijkt dit zeer wel mogelijk te zijn, bijvoorbeeld door een vermindering van de «hulpverleningsdrukte», die nu gepaard gaat met veel coördinatiekosten en overhead en ook met een versnippering van middelen en daardoor verlies van effectiviteit.

In mijn brief van 28 januari 2011 over de «Aanpak Wijken» (TK 2010–2011, 30 995, nr. 87) heb ik uitgebreid aangegeven op welke wijze het kabinet gemeenten en andere partijen zullen ondersteunen, anders dan via nieuwe investeringen. Het kabinet is voornemens om via een versterkte decentralisatie en deregulering te komen tot een krachtiger, compacter en meer dienstverlenende overheid met lagere administratieve lasten. Onderdeel hiervan is een decentralisatie van bevoegdheden in het sociale domein naar de gemeente, als overheidslaag die het dichtst bij de burger staat. Het kabinet zal de taakverdeling tussen partijen zo vorm geven, dat deze zorgt voor een slagvaardiger lokaal bestuur, dat beter is toegerust om de leefbaarheid in wijken en buurten te verbeteren. Daarnaast werk ik samen met bewoners en gemeenten aan een Agenda voor hedendaags burgerschap om zo meer ruimte te geven aan burgers om de eigen woonomgeving te beïnvloeden.

Het kabinet vertrouwt er op dat gemeenten, woningcorporaties, andere maatschappelijke partijen en bewoners in de wijken met steun vanuit het kabinet, de voortvarend in gang gezette wijkenaanpak ook in de komende periode slagvaardig en doelgericht kunnen voortzetten.

Ik ga ervan uit dat ik met deze brief voldaan heb aan uw verzoek omtrent het inzicht in de geldstromen die ter beschikking zijn gekomen voor de wijkenaanpak, en de globale verwachtingen t.a.v. de ontwikkeling van die geldstromen in de komende periode.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. P. H. Donner

BIJLAGE GELDSTROMEN DIE INGEZET KONDEN WORDEN TEN BEHOEVE VAN DE WIJKENAANPAK

Inleiding

In hoofdlijnen is er sprake geweest van de volgende geldstromen die extra ingezet konden worden t.b.v. de wijkenaanpak.

  • De door het Rijk direct voor de 40 aandachtswijken ter beschikking gestelde middelen.

  • De rijksintensiveringen vanuit departementen die in de vorige kabinets-periode ter beschikking zijn gekomen voor gemeenten en andere partijen op beleidsonderwerpen die sterk spelen in de 40 aandachtswijken, en die gemeenten en andere partijen voor de wijkenaanpak konden inzetten. Bij brief van 1 februari 2008 bent u indertijd geïnformeerd over deze extra geldstromen1.

  • Middelen via het Grote Steden Beleid (sociaal, fysiek, economie).

  • Investeringen door corporaties in de 40 aandachtwijken, inclusief de bijzondere projectsteun van het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting.

De extra inzet van het vorige kabinet op de verschillende beleidsterreinen in verband met de crisis zijn niet meegenomen in de overzichten.

In de volgende paragrafen wordt ingegaan op de afzonderlijke betrokken geldstromen.

1. De door het Rijk direct voor de 40 aandachtswijken ter beschikking gestelde middelen

Bij voorjaarsnota van juni 2008 zijn door het vorige kabinet extra middelen ter beschikking gesteld voor specifiek de wijkenaanpak in de periode 2008 tot en met 2011. Daarnaast zijn er hieraan in 2008 en 2009 voor specifieke onderwerpen (wijkverpleegkundigen en groen in de wijk) nog meerjarig bedragen toegevoegd.

In tabel 1 is het totaal overzicht gegeven van alle middelen die door het vorige kabinet specifiek voor de wijkenaanpak ter beschikking zijn gesteld.

Tabel 1 Directe middelen in het kader van wijkenbeleid

Onderwerp1

2008

2009

2010

2011

2012

e.v. jaren

x miljoen euro

      

Wijkenbudget voor gemeenten

(BZK)

402

58,52

58,52

   

Bewonersbudget

(G31) (BZK)

10

15

10

15

10

15

10

  

Beeldbepalende architectuur

(BZK + OCW)

 

2

2

2

2

 

Wijkverpleeg-kundigen (BZK)

7,53

7,53

7,53

7,53

7,53

7,53

Groen in de wijk

(EL en I)

 

1,8

3

3

3

 

40+ wijken (BZK)

 

30

30

   
       
X Noot
1

de departementale aanduiding betreft het departement op welke begroting de betrokken bedragen oorspronkelijk drukten (uitbetaling via decentralisatie-uitkering Gemeentefonds)

X Noot
2

de verstrekte bedragen in de periode 2008–2010 zijn bedoeld voor de uitvoering van de wijkenaanpak over de periode 2008 en verder.

X Noot
3

in totaal is 10 miljoen ter beschikking gekomen voor wijkverpleegkundigen, waarvan 7,5 miljoen voor de 40 aandachtswijken

2. Extra middelen vanuit de departementen en afspraken over de gedeeltelijke inzet van het accres in het Gemeentefonds over de periode 2008–2012

2.1 Inleiding

Bij brief van 1 februari 20081 is aangegeven welke rijksintensiveringen in de vorige kabinetsperiode vanuit de diverse departementen ter beschikking zijn gekomen voor de 18 gemeenten, waar de 40 aandachtswijken liggen, en ten behoeve van andere in de wijkenaanpak actieve partijen. Het ging om extra middelen op beleidsterreinen die van belang waren voor de wijkenaanpak.

Daarnaast zijn er indertijd in het bestuursakkoord met de VNG afspraken gemaakt over de gedeeltelijke inzet van het accres in het Gemeentefonds. Hieronder geef ik een overzicht van deze toenmalige rijksintensiveringen en inzetafspraken, waarbij ook, op basis van het nieuwe regeerakkoord, aangegeven wordt of in de huidige kabinetsperiode er op die onderwerpen naar verwachting sprake zal zijn van een gelijkblijvende geldstroom, een hogere geldstroom of een lagere geldstroom. Niet bekend is in welke wijken deze extra beschikbaar gestelde middelen zijn ingezet. Wel is aan te nemen dat huishoudens in de 40 aandachtswijken vaker gebruik zullen maken van de betrokken faciliteiten (bijv. inburgeringcursussen, schuldhulpverlening, e.d.) ten opzichte van het gemiddelde in de stad en dat gemeenten in de aandachtswijken extra ingezet hebben op de realisatie van bepaalde voorzieningen (voor- en vroegschoolse educatie, brede scholen, realisatie Centra voor Jeugd en Gezin, extra inzet op veiligheid/realisatie veiligheidshuizen, e.d.).

Ter nadere informatie is hieronder allereerst aangegeven welk aandeel van de bevolking van de betrokken 18 gemeenten in aandachtswijken gehuisvest is. Dit kan een indicatie geven t.a.v. welk deel van de betrokken middelen mogelijk ingezet geweest zal zijn in de betrokken wijken.

Tabel 2. % inwoners in de 40 wijken*

stad

Aantal totaal

Aantal in 40 wijken

% in 40 wijken

Alkmaar

93 052

7 605

8.17%

Amersfoort

114 884

5 025

4.4%

Amsterdam

718 119

227 085

31.6%

Arnhem

135 026

41 225

30.53%

Deventer

69 023

5 285

7.7%

Dordrecht

116 196

14 465

12.4%

Eindhoven

197 374

19 755

10%

Enschede

147 832

4 805

3.3%

Groningen

169 627

11 540

6.8%

Heerlen

96 015

7 270

7.6%

Leeuwarden

88 239

4 010

4.5%

Maastricht

118 518

14 590

12.3%

Nijmegen

147 600

6 720

4.6%

Rotterdam

592 745

224 685

37.9%

’s Gravenhage

442 503

97 290

22%

Schiedam

74 162

14 110

19%

Utrecht

234 254

66 160

28.2%

Zaanstad

133 817

7 895

6%

    

Totaal

3 478157

779 520

22,4%

X Noot
*

per 2006; basis voor de verdeling van de financiële middelen t.b.v. de wijkenaanpak

2.2 Middelen van departementen toe te wijzen naar gemeenten

Op basis van het regeerakkoord van 2007 zijn de volgende extra rijksmiddelen ter beschikking gekomen voor gemeenten, die zij bij voorrang konden inzetten in de 40 aandachtswijken. T.a.v. het mogelijke aandeel van de 40 aandachtswijken in de aanwending van deze middelen verwijs ik u naar paragraaf 2.1.

Tabel 3 Middelen van departementen1

onderwerp

2008

2009

2010

2011

2012

e.v. jaren

x miljoen euro

      

Deltaplan inburgering (BZK)

8

35

94

74

verlaging naar nihil na 2013

Voor- en vroeg-schoolse educatie (OCW)

17

28

44

57

57

verhoging

Combinatie-functies brede school (OCW)

12.2

6.1

6.1

6.1

9.6

ongewijzigd2

Maatschappelijke participatie (OCW)

5

15

20

30

ongewijzigd

Centra Jeugd en Gezin (VWS)

56

77

85

94.6

ongewijzigd

X Noot
1

niet genoemd zijn subsidies die op projectbasis aan individuele gemeenten zijn toegekend (innovatietrajecten, pilots, e.d.).

In 2007–2009 zijn daarnaast incidenteel nog extra middelen beschikbaar gekomen voor maatregelen i.v.m. schuldhulpverlening (2007 31 miljoen, 2008 19 miljoen en 2009 15 miljoen voor geheel Nederland), armoede bij kinderen (geheel Nederland, in 2008 en 2009 40 miljoen) en in 2008 50 miljoen i.v.m. het amendement Tang/Spekman (geheel Nederland).

X Noot
2

Dit onverlet een mogelijke herverdeling van middelen over gemeenten, omdat niet alle gemeenten meedoen aan deze regeling (mede omdat ze zelf moeten cofinancieren).

2.3 Afspraken in het bestuursakkoord met de VNG over de gedeeltelijke aanwending van het accres Gemeentefonds

Daarnaast zijn in het bestuursakkoord met de VNG nog op de volgende terreinen afspraken gemaakt voor een extra inspanning. Omdat het hier om middelen gaat in het Gemeentefonds, zijn gemeenten vrij in het stellen van andere prioriteiten.

T.a.v. het mogelijke aandeel van de 40 aandachtswijken in de aanwending van deze middelen verwijs ik u naar paragraaf 2.1.

Tabel 4. Afspraken beoogde aanwending deel van het accres Gemeentefonds in de betreffende 18 gemeenten x miljoen euro

onderwerp

2008

2009

2010

2011

2012*

e.v. jaren1

Voor- en vroeg-schoolse educatie

4,8

7,9

12,5

16,2

VSV en brede school

2,6

6,2

8,8

12,5

       

Armoede en schulden

2,0

4,1

24,4

32,6

       

Centra voor Jeugd en Gezin

8,3

16,5

24,8

33,1

X Noot
1

I.v.m. het trap-op trap-af systeem in het Gemeentefonds is er in 2012 en volgende jaren sprake van een negatief accres m.b.t. Gemeentefonds.

Tevens is er een nieuw bestuursakkoord voorgenomen met de VNG, waar deze inzetafspraken geen onderdeel meer van uitmaken.

2.4 Overige intensiveringen vanuit departementen, niet direct toe te wijzen aan gemeenten

Daarnaast zijn er als gevolg van het regeerakkoord 2007 nog extra middelen ter beschikking gesteld waarvan de verdeling over de gemeenten niet te geven is, omdat deze op andere niveau’s toegewezen zijn (maatschappelijke stages, Jeugdzorg, extra blauw op straat e.d.) Het betrof de volgende geldstromen:

  • Budget maatschappelijke stages (structureel);

  • Extra middelen bestrijding voortijdig schoolverlaten via convenanten.

  • Deze convenanten lopen tot 2012.

  • Extra middelen Bureau’s Jeugdzorg en zorgaanbod Jeugd via provincies.

  • In relatie tot de overheveling van de Jeugdzorg naar gemeenten zal er in deze kabinetsperiode een efficiencykorting plaatsvinden.

  • Extra wijkagenten en forensische assistenten (2x 500 fte, structureel).

3. Middelen via het Grote Steden Beleid (sociaal, fysiek, economie)

Via het stedenbeleid zijn de volgende middelen voor de 18 gemeenten met de 40 aandachtswijken ter beschikking gekomen.

Tabel 5 Middelen Grote Stedenbeleid x miljoen euro

onderwerp

2008

2009

2010

2011

2012

e.v. jaren

BDU Sociaal, Integratie en Veiligheid

1

1

1

1

1

1

BDU Fysiek (ISV)

180

180

178

187

132

2

BDU Economie

40

35

3

   
X Noot
1

De middelen voor de BDU Sociaal, Integratie en Veiligheid (BDU SIV 2005 t/m 2009) bedroegen voor de 18 betrokken steden met de 40 aandachtswijken in 2008 en 2009 gemiddeld circa 710 miljoen euro per jaar. Het betrof middelen voor maatschappelijke opvang, verslavingszorg, openbare geestelijke gezondheidszorg, vrouwenopvang, gezond in de stad, voortijdig schoolverlaten, onderwijsachterstandenbeleid, volwasseneneducatie, inburgering, leefbaarheid en veiligheid. Deze middelen zijn vanaf 2010 gedecentraliseerd ter beschikking gekomen via diverse decentralisatie-uitkeringen van het gemeentefonds (vrouwenopvang vanaf 2011). Ook zijn middelen beschikbaar gekomen via twee specifieke uitkeringen: die voor inburgering en volwasseneneducatie zijn toegevoegd aan het participatiebudget. Per 2011 zijn via een aparte specifieke uitkering ook de middelen voor onderwijsachterstandenbeleid beschikbaar gekomen..

In het regeerakkoord 2010 is opgenomen dat de middelen zullen komen te vervallen voor veiligheid (Van Montfransgelden) en leefbaarheid (per 2012), voor inburgering (per 2014, afbouw t/m 2013) en voor voorkoming van criminele loopbanen allochtone jongeren G-4. Voor de eventuele inzet van de betrokken middelen in de 40 aandachtwijken wordt verwezen naar paragraaf 2.1

X Noot
2

Het Investeringsbudget stedelijke vernieuwing (ISV) is per 1-1-2011 gedecentraliseerd (decentralisatie-uitkering van het Gemeentefonds) en zal met ingang van 2015 komen te vervallen. Voor de inzet van de betrokken middelen in de 40 aandachtswijken wordt verwezen naar paragraaf 2.1.

X Noot
3

De middelen voor de BDU economie zijn met ingang van 2010 vervallen.

4. Investeringen van woningcorporaties in de 40 wijken en bijzondere projectsteun

In oktober 2007 is afgesproken dat de corporaties in de 40 aandachtswijken 10 jaar lang 250 miljoen extra per jaar investeren in die wijken. Woningcorporaties verantwoorden zich jaarlijks over hun inzet en stellen prognoses op t.a.v. hun inzet in daaropvolgende jaren. Op een deel van de verantwoordingsterreinen wordt onderscheid gemaakt naar investeringen in de 40 aandachtswijken en investeringen buiten de 40 aandachtswijken.

Op basis van deze verantwoordingen zijn globale indicaties opgesteld t.a.v. de inzet van de woningcorporaties in de 40 wijken. De jaren 2008 en 2009 in de tabel 6 betreffen daarbij relatief harde verwachtingen, afgegeven in het investeringsjaar zelf (feitelijke realisatiecijfers zijn voor de 40 wijken niet beschikbaar). In de tabel is tevens aangegeven welke prognoses eind 2008 door de corporaties gegeven zijn t.a.v. hun inzet in de periode 2009–2013 en hoe deze prognose eind 2009 luidden voor de jaren 2010–2014. In de tabel is het gemiddelde prognose bedrag per jaar voor die 5-jaarsperiode weergegeven. Opgemerkt wordt overigens dat eind 2009 nog niet bekend was dat de bijzondere projectsteun wijkenaanpak voor nieuwe projecten (ad € 75 miljoen per jaar) met ingang van 1 januari 2012 komt te vervallen.

De verwachte inzet in de 40 aandachtswijken in 2008 en 2009 kan overigens hoger hebben gelegen, omdat een deel van de inzet van corporaties in de 40 wijken via de verantwoording niet uitgesplitst is naar wijkniveau (bijv. het groot onderhoud, algemene personele kosten als projectmanagers, e.d.).

Tabel 6 Investeringen woningcorporaties in de 40 aandachtswijken x miljoen

onderwerp

x miljoen euro

2008

2009

Prognose uit 2008 t.a.v. 2009–2013 (bedrag p/jaar)1

Prognose uit 2009 t.a.v. 2010–2014 (bedrag p/jaar)1

Investeringen in nieuwbouw en aankoop

7702

9102

1 2902

1 0602

Verbeteringen

3

3

3

3

Fysieke leefbaarheidsinvesteringen

18

25

47

21

Sociale leefbaarheids-investingen

27

39

38

40

Maatschappelijk onroerend goed.

30

31

60

71

X Noot
1

de prognoses voor de investeringen liggen over het algemeen licht hoger dan de feitelijke realisatie in de betrokken jaren.

X Noot
2

afgerond op 10-tallen miljoenen per jaar.

X Noot
3

i.v.m. de wisselende bedragen in hoogte van de investeringen in verbeteringen is slechts een globale indicatie beschikbaar t.a.v. de verbeteringsinzet in de 40 wijken. De inzet zal liggen in de orde van grootte van € 150 à 250 miljoen per jaar. De intensiteit van verbeteringen met een investeringsbedrag boven de € 20 000 in de 40 wijken lag voor de prognoseperiode 2009–2013 op 10,3 verbeteringen per jaar per 1000 woningen en voor de prognoseperiode 2010–2014 op 13,2 verbeteringen per jaar per 1000 woningen.

Iets minder dan 10% van het bezit van corporaties ligt in de 40 aandachtswijken. De inzet van corporaties in de 40 aandachtswijken bedraagt op de in de tabel genoemde terreinen, afhankelijk van het terrein, tussen de 12–25% van de totale corporatie-inzet op Nederland niveau op deze terreinen.


X Noot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, kamerstuk 30 995, nr. 40.

Naar boven