30 995
Aanpak Wijken

nr. 60
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN, WIJKEN EN INTEGRATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 november 2008

In mijn brief van 1 juli 2008 (TK 2007–2008, 30 995, nr. 50) heb ik aangegeven dat ik uw Kamer jaarlijks voorafgaand aan mijn begrotingsbehandeling een voortgangsrapportage zal aanbieden, waarin ik verslag doe van de stand van zaken met betrekking tot de wijkenaanpak en de tot dan toe bereikte resultaten. Bijgevoegd treft u deze rapportage aan.1 U treft hierin ook een reactie aan op het onderzoeksrapport van de Algemene Rekenkamer «Krachtwijken, monitoring en verantwoording van beleid» (kamerstuk 31 723, nrs. 1–2), zoals verzocht door uw Kamer op 15 oktober 2008. Alsmede een reactie n.a.v. het artikel «Inbreng bewoners cruciaal voor plannen prachtwijken» uit het Parool en een reactie op het rapport «de Buurt, de schaal van de toekomst» van de SP, zoals toegezegd tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen. Voor een overzicht van de overige toezeggingen verwijs ik u naar hoofdstuk 1 van de bijgevoegde rapportage.

Resultaten – een brede aanpak

Ik ben te spreken over de eerste resultaten van de wijkenaanpak. In het afgelopen jaar is een gemeenschappelijke agenda opgesteld tussen gemeenten en corporaties voor investeringen in het fysieke en sociale domein. Met Aedes ben ik overeengekomen dat de woningcorporaties gedurende 10 jaar € 2,5 miljard investeren in de 40 wijken. Ook de lokale overheden en de rijksoverheid hebben middelen vrijgemaakt om de wijkactieplannen uit te voeren. In de brief van de Algemene Rekenkamer aan uw Kamer van 9 oktober 2008 (TK 2008–2009, 31 723, nrs. 1–2) wordt geconstateerd, dat de wijkenaanpak heeft geleid tot een toekomstig investeringsniveau, dat zelfs hoger ligt dan de door mij aangegeven indicatieve additionele inzet en een versnelling van de al eerder voorgenomen investeringen. Meer dan voorheen investeren corporaties in sociaaleconomische maatregelen. Met de 18 gemeenten heb ik tot de zomer van 2008 charters afgesloten, waarin de ambities op de terreinen wonen, werken, leren en opgroeien, integreren en veiligheid over en weer zijn vastgelegd.

Sinds afgelopen zomer is de wijkenaanpak «werk in uitvoering». Tijdens mijn werkbezoeken aan de 40 aandachtswijken zie ik dat lokale instanties en bewoners samen aan de slag zijn gegaan met de uitvoering van de wijkactieplannen. Dit levert zichtbare resultaten op. Zo gaan in de 40 wijken de komende periode extra conciërges en wijkagenten aan de slag, de wijken worden schoner, gemeenten zetten extra straatcoaches en toezichthouders in voor de veiligheid, het aantal Cruyff- en Krajicek-veldjes wordt uitgebreid, er zal een dekkend aanbod van brede scholen worden gerealiseerd en voor het realiseren van combinatiefuncties op het snijvlak van onderwijs, sport en cultuur is financiële ondersteuning beschikbaar. In Rotterdam start het Kabinet een proefproject met een wijkschool voor probleemjongeren, waarbij de aanpak is gericht op een combinatie van zorg, onderwijs en werk. In vrijwel alle gemeenten wordt in of vlakbij de aandachtswijk een Centrum voor Jeugd en Gezin, of een aan het Centrum gelieerd inlooppunt gevestigd, waar ouders en kinderen terecht kunnen met hun vragen over opgroeien en opvoeden. Het verhogen van de arbeidsparticipatie van de bewoners van de aandachtswijken is een belangrijk aandachtspunt in alle wijkactieplannen en charters. Behalve de inzet van bijvoorbeeld re-integratie instrumenten geldt hierbij ook het versterken van ondernemerschap in de wijk; in onze brief van 20 juni 2008 (TK 2007–2008, 30 995, nr. 49) hebben staatssecretaris Heemskerk en ik een aantal instrumenten genoemd die de wijkeconomie en het ondernemerschap in de wijk stimuleren en ondersteunen. Ook constateer ik dat het besef groeit, dat het uiteindelijk de burgers zelf zijn die – als het nodig is met steun van overheid en particulier initiatief – een wijk er weer bovenop kunnen helpen. De ruimte voor eigen initiatieven neemt toe; dit geldt ook voor het aantal projecten waar burgers van diverse komaf samen optrekken. Een overzicht van acties en initiatieven in de wijken treft u aan in hoofdstuk 3 van de Voortgangsrapportage en het hierbij1 gevoegde Wap! Magazine.

Gegevens van het CBS die op 30 september 2008 op Statline zijn verschenen laten zien, dat op het terrein van werken de achterstanden van de aandachtswijken ten opzichte van het stedelijk gemiddelde weliswaar nog niet worden ingelopen, maar dat de achterstanden inmiddels niet meer oplopen. Ook cijfers van het CWI tonen een vergelijkbare positieve trend. Terwijl de landelijke daling van het aantal werklozen afgelopen juni tot stilstand is gekomen, zette de daling in de 40 wijken nog door. Daarmee lopen de aandachtswijken een deel van hun achterstand in. Uiteraard gaat het hierbij voor wat betreft de CBS-gegevens om een eerste tussenstand na de nul meting van de outcome monitor van 1 januari 2007. Hieraan kunnen nog geen verstrekkende conclusies worden verbonden, maar zowel de CBS-gegevens als de cijfers van het CWI tonen aan dat de weg omhoog voorzichtig is ingeslagen. Of deze positieve trend zich doorzet is tegen de achtergrond van de doorwerking van de kredietcrisis op de economie moeilijk te voorspellen.

Ik zie in de wijken veel energie en dynamiek ontstaan bij bewoners, winkeliers, wijkagenten, leraren en hulpverleners om van hun wijk een krachtwijk te maken. De initiatieven van hun kant leveren daarmee zeker zo veel interessante en zichtbare resultaten en opbrengsten op die van tevoren minder zijn voorzien. De wijkenaanpak fungeert met deze zogenaamde «bijvangsten» ook als een vliegwiel voor het ontstaan van allerlei nieuwe activiteiten in de wijk. Naast de concrete resultaten die op basis van de outcome- en outputmonitoring worden gerealiseerd zijn ook deze verhalen essentieel om het proces van de wijkenaanpak, dat zich uitstrekt over een periode van 8 tot 10 jaar, te volgen. Voor meer informatie verwijs ik u naar de voortgangsrapportage, hoofdstuk 7.

Uitvoeringsfase

Mijn centrale boodschap is dat het gaat om investeren in stenen en in mensen. Na de fase van plannenmakerij en het investeren in nieuw partnerschap, zijn we nu in de uitvoeringsfase beland. Een cruciale fase. Hierbij gelden wat mij betreft vijf centrale opgaven:

Zichtbare, merkbare resultaten bereiken

Het is mijn inzet om de energie in de uitvoering vast te houden. Het is zaak de gemeenten, lokale partijen en bewoners in staat te stellen bij de uitvoering tot zichtbare verbeteringen en resultaten te komen en de urgentie te blijven agenderen. Het gaat er om weer het vertrouwen van de buurt te krijgen. De inzet voor 2009 is dat aan het einde van het jaar iedere wijk een aantal zelfbenoemde concrete verbeteringen heeft gerealiseerd.

Het betrekken van bewoners

Zonder bewoners geen wijkenaanpak. Ik ben ervan overtuigd dat de wijkenaanpak alleen succesvol zal zijn als bewoners zelf in de uitvoering van de plannen kunnen participeren en ook de bewoners zelf in hun wijk aan de slag kunnen gaan. Gemeenten hebben de afgelopen periode veel geïnvesteerd in bewonersparticipatie. Op een aantal punten is nog verbetering nodig. Het bereiken en activeren van moeilijk bereikbare bewoners, het inrichten van de gemeentelijke organisatie om adequaat in te spelen op de initiatieven van bewoners en het verder ontwikkelen van beproefde methoden die bewonersparticipatie stimuleren, zijn voor mij aandachtspunten waar ik in de komende periode door middel van experimenten samen met een aantal gemeenten op wil investeren. In de bijgevoegde voortgangsrapportage ga ik nader in op het onderzoek «Aandacht voor bewonersparticipatie» dat op 21 oktober is gepresenteerd. De Kwaliteitskaart Bewonersparticipatie op basis van dit onderzoek, is u toegestuurd door het Landelijk Samenwerkingsverband Aandachtswijken (LSA). Het onderzoek zelf is inmiddels ook te vinden op www.vrom.nl.

Ik investeer fors in initiatieven van bewoners. Bewoners dienen zeggenschap over de selectie van de initiatieven te hebben, waarvan zij vinden dat die binnen de wijk gerealiseerd moeten worden om van hun wijk een krachtwijk te maken. Zij gaan zelf over de uitvoering en de financiën. Eind 2008 zullen de eerste bewonersinitiatieven zijn gerealiseerd en eind 2009 dienen de beschikbare budgetten te zijn besteed. De inzet van zogenoemde vouchers kan dit ondersteunen.

Tijdens de afgelopen Algemene Politieke Beschouwingen presenteerde de fractie van de Socialistische Partij het rapport «de Buurt, de schaal van de toekomst». In de Voortgangsrapportage geef ik – in lijn met de toezegging door de minister-president – mijn reactie op het rapport. Ik volsta hier met te stellen, dat ik mij – voor wat betreft bewonersparticipatie en -initiatieven – gesteund voel door de constatering in het rapport dat om de leefbaarheid definitief te verbeteren, we moeten starten op het niveau van de wijk en we de wijk weer van de bewoners zelf moeten maken. In de voortgangsrapportage reageer ik ook op het rapport van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling «De ontkokering voorbij». Om maatschappelijke problemen integraal aan te pakken, pleit de Raad voor een aanpak die het perspectief van de burger als uitgangspunt neemt, de burger beschikkings- en beslissingsmacht geeft, en die professionals in de uitvoering meer handelingsruimte en (daarmee) verantwoordelijkheid geeft. Ik zie dit als een ondersteuning van de werkwijze die ik bij de wijkenaanpak volg. Onder bewonersparticipatie versta ik niet alleen een «passieve» participatie, waarbij bewoners bijvoorbeeld alleen reageren op beleidsplannen, maar nadrukkelijk ook een actieve betrokkenheid van bewoners bij het beleid.

Doorbreken verkokering en experimenten

Tijdens mijn werkbezoeken aan de wijken komen regelmatig vraagstukken ter sprake, die een efficiënte aanpak van de problematiek in de weg staan. Versplintering van investeringen over talloze projecten wordt in de hand gewerkt door verkokering op rijks- en lokaal niveau, bureaucratische belemmeringen als lange proceduretijden, onduidelijkheid over taken en verantwoordelijkheden en gebrek aan samenwerking tussen partijen leiden tot frustraties. Vaak wordt geredeneerd vanuit de doelstellingen van de organisaties en instituties en niet vanuit de problematiek van het individu of de doelgroep zelf. Institutionele belangen van partijen worden boven individuele belangen van bewoners geplaatst. In het bovengenoemde rapport «De ontkokering voorbij» stelt de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling in dit verband dat professionals in de uitvoering meer handelingsruimte en (daarmee) verantwoordelijkheid moeten krijgen. Ik onderschrijf deze constatering. De beste mensen inzetten op de plekken waar de grootste problemen zijn en ze ook de ruimte geven, is nodig om in de 40 wijken uiteindelijk het verschil te gaan maken.

Onderdeel van de wijkenaanpak is het creëren van ruimte om innovatieve en onorthodoxe aanpakken mogelijk te maken en daar praktijkgericht onderzoek aan te koppelen; met andere woorden pilots en praktijkgericht onderzoek om nieuwe evidence based methodieken te ontwikkelen. De gemeenten worden hierbij kabinetsbreed ondersteund. In 2009 zal aan de hand van een probleemanalyse de verkokering op de terreinen multi-probleemgezinnen, werk voor laaggeschoolden, inburgering en het tegengaan van schooluitval worden aangepakt. Het is mijn streven dat op deze terreinen de problemen goed in kaart worden gebracht en dat op elk van de terreinen in overleg met betrokken partijen een aantal maatregelen is genomen, dat er toe leidt dat burgers beter geholpen worden.

Daarnaast wordt een start gemaakt met de uitvoering van zeven experimenten. Het gaat om vraagstukken met als gemeenschappelijk kenmerk, dat niet zonder meer duidelijk is welke instrumenten moeten worden ingezet voor de aanpak daarvan, welke partijen daarvoor nodig zijn en hoe de samenhang is met verwante terreinen. Behalve een experiment op het terrein van bewonersparticipatie gaan we experimenteren met de volgende «ongetemde problemen»: samenhang in de wijk, slagkracht in de wijk, achter de voordeur, terugdringen bureaucratie, gezonde wijk en vernieuwend welzijn. Als «ambassadeurs» van de experimenten zullen optreden de directeuren-generaal van de meest betrokken departementen in samenwerking met een wethouder of gemeentesecretaris van een deelnemende gemeente. De focus van de experimenten is dat ze zichtbaar bijdragen aan het ontwikkelen van een nieuwe aanpak in de praktijk.

In de gemeente Heerlen is een zogenoemd topteam van start gegaan rond het thema «krimp». De inzet van een topteam geeft invulling aan het partnerschap, waarbij rijk en gemeente samen hun verantwoordelijkheid nemen voor de wijkenaanpak, en waarbij de gemeente aangeeft ondersteuning vanuit het rijk nodig te hebben. Het topteam bestaande uit de heren H. Dijkstal en J. Mans brengt samen met de gemeente de oorzaken en gevolgen van krimp voor o.a. deze regio in beeld. Het team ondersteunt Heerlen bij het opstellen van de probleemanalyse en fungeert als aanjager binnen de diverse betrokken departementen.

Het betrekken van externe partners bij de wijk.

Het bedrijfsleven en maatschappelijke instellingen zijn onmisbaar voor de kwaliteit van een wijk. Meer dan 60 maatschappelijke instellingen, organisaties en bedrijven zijn bereid om vanuit hun eigen specifieke achtergrond een bijdrage te leveren. Zij hebben zich spontaan aangesloten bij de Landelijke Alliantie Krachtwijken. Het is mijn streven dat in 2009 in elke wijk tenminste één succesvol project met zo’n externe partner wordt gerealiseerd. Daarnaast zet ik in op het betrekken van meer marktpartijen bij de wijkenaanpak. Een voorbeeld is Albert Heijn, dat in alle Haagse aandachtswijken een filiaal zal openen en heeft aangegeven jongeren werkplekken aan te bieden. MKB-Nederland zal in samenwerking met zorgverzekeraar Menzis zes projecten starten, waarbij ondernemers worden ondersteund die de leefbaarheid in de wijk willen verbeteren. In Arnhem is hiermee reeds een start gemaakt.

Het voorkomen van het afglijden van andere wijken dan de 40

Met uw Kamer heb ik meermalen van gedachten gewisseld over het risico dat de 40 wijkenaanpak zou kunnen leiden tot het verplaatsen van problemen vanuit de 40 aandachtswijken naar elders. In mijn brief aan uw Kamer van 30 mei 2008 (TK 2007–2008, 30 995, nr. 47) heb ik u geïnformeerd over het preventiebudget, dat mede ter voorkoming van deze zogenaamde waterbedeffecten zal worden ingezet. Begin november heb ik de gemeenten uitgenodigd om vóór 1 maart 2009 hiervoor aanvragen in te dienen en hebben de gemeenten de voorwaarden ontvangen om voor het preventiebudget in aanmerking te komen. De commissie die de aanvragen zal beoordelen staat onder voorzitterschap van de heer D. Terpstra. De overige leden zijn mevrouw M. van Veen en de heren L. Pouw en S. van Bodegraven.

In mijn brief van 1 juli 2008 (TK 2007–2008, 30 995, nr. 50), heb ik u geïnformeerd over de beleidsinformatiestructuur en de zogeheten Leefbaarometer. Aan de hand van gegevens van de Leefbaarometer zal worden gemonitord of dit verschijnsel zich voordoet.

Onderzoek Algemene Rekenkamer

Op 9 oktober 2008 heeft de Algemene Rekenkamer het onderzoek «Krachtwijken, monitoring en verantwoording van het beleid» aan uw Kamer aangeboden. In het onderzoek is de Rekenkamer positief over de integrale aanpak in de wijken en het investeringsniveau, dat hoger ligt dan de door mij beoogde additionele inzet en waardoor al eerder voorgenomen investeringen zullen worden versneld. Ook doet de Rekenkamer een aantal aanbevelingen. De Rekenkamer constateert dat de taakopvatting van de corporaties rondom de aanpak van de sociale problematiek in de wijkenaanpak sterk verschilt. Voor mij is dat aanleiding dit onderwerp aan de orde te stellen tijdens de thans lopende discussie over de toekomstige rol en positie van de woningcorporaties.

De Algemene Rekenkamer is positief over de beleidsinformatiestructuur zoals ik die op 1 juli jl. aan uw Kamer heb gestuurd, en dan in het bijzonder over de Leefbaarometer en het beleidsleren. Op dit terrein doet de Rekenkamer een aantal nuttige aanbevelingen voor de wijkenaanpak. Ik neem deze graag over. Ik heb besloten een onafhankelijke wetenschappelijke commissie in te stellen, die lokale beleidsevaluaties beoordeelt op kwaliteit en beleidsrendement, om vervolgens de uitkomsten actief te verspreiden in het kader van het beleidsleren. Ook adviseert de Rekenkamer om de outcomemonitor uit te breiden met de ontbrekende beleidsvelden en de toegankelijkheid publieksvriendelijker te maken. Met het Centraal Bureau voor de Statistiek ben ik hierover in overleg.

De Rekenkamer adviseert op basis van een combinatie van de kwaliteiten van de Leefbaarometer en de outcomemonitor een systeem te ontwikkelen, waarmee ontwikkeling van de aandachtswijken te volgen is. Ook adviseert de Rekenkamer om de outcomemonitor uit te breiden naar alle wijken in Nederland. Ik neem deze aanbeveling niet over. De Leefbaarometer en de outcomemonitor hebben een eigen, specifieke functie. De instrumenten zijn aanvullend aan elkaar. De outcomemonitor is ingericht om doelbereik te monitoren en richt zich derhalve op die gebieden waarop het beleid betrekking heeft, i.c. de 40 wijken. Daarmee is het monitoren van alle wijken in Nederland via een instrument dat zich richt op doelbereik van beleid in een beperkt aantal (40) wijken niet efficiënt en derhalve niet kosteneffectief. Wel zal de outcomemonitor worden uitgebreid naar de wijken die geld ontvangen uit het preventiebudget, deze wijken maken tenslotte ook onderdeel uit van mijn (krachtwijken)beleid.

De Leefbaarometer is specifiek ontwikkeld om de ontwikkeling van wijken te kunnen volgen. Met de mogelijkheid om de algemene leefbaarheidscore uit te klappen naar de zes onderliggende dimensies kan inzicht worden verschaft op welk terrein een gebied achterblijft bij het landelijk gemiddelde. Hiermee voorziet VROM de gemeenten van goede toegankelijke beleidsinformatie. Op basis van de Leefbaarometer wordt het onderzoek naar waterbedeffecten specifiek ingericht om na te gaan of er verplaatsingseffecten zijn, terwijl het vroegtijdig signaleren van het afglijden van wijken de kern is waarvoor de Leefbaarometer is ontwikkeld.

Daarmee zijn alle functies die de Algemene Rekenkamer wenselijk noemt aanwezig in het pakket van onderzoeksinstrumenten, dat is ontwikkeld ten behoeve van de wijkenaanpak. De beleidsinformatie behoefte is daarmee – ook naar de normen van de Algemene Rekenkamer – afdoende gedekt. Als laatste wijs ik u erop, dat het vanuit onderzoekstechnisch oogpunt niet mogelijk is om de outcomemonitor en de Leefbaarometer te integreren.

Tot slot adviseert de Algemene Rekenkamer te bezien of de bijzondere projectsteun vanaf 2009 niet gerelateerd zou kunnen worden aan de financiële slagkracht van de corporaties die deze steun ontvangen. Ik ben van mening dat het gewenst is niet voor volgend jaar reeds een hernieuwde discussie over de financiering van de wijkenaanpak te entameren. Het komt er nu op aan alle aandacht te richten op de uitvoering. Wel heb ik aan Aedes toegezegd vóór het einde van deze kabinetsperiode de inzet van de bijzondere projectsteun te evalueren en, indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft, tot aanpassing van de heffingsgrondslag voor bijzondere projectsteun bereid te zijn. De effecten van de inzet van het preventiebudget zullen daarbij worden betrokken. Het uitgangspunt blijft wel dat de corporaties buiten de 40 wijken jaarlijks € 75 miljoen blijven bijdragen aan de opgave van € 250 miljoen voor de 40-wijken corporaties. Mijn eerdere toezegging hierover, waar de Rekenkamer aan refereert, had betrekking op een heffing naar draagkracht en niet een uitkering naar draagkracht.

De wijkenaanpak levert dynamiek en beweging op in de wijken. Gemeenten1, bewoners, corporaties, scholen, het bedrijfsleven, de politie, welzijnsinstellingen en andere maatschappelijke organisaties zijn aan de slag gegaan om de 40 aandachtswijken weer tot prettige woon- en leefgebieden te maken. Kabinetsbreed is de inzet groot om de wijken er weer bovenop te helpen. De aangenomen motie Hamer c.s., die extra investeringen in wijkverpleegsters en conciërges mogelijk maakt is voor mij een uiting van het grote belang dat ook uw Kamer hecht aan het behalen van zichtbare resultaten voor bewoners. Het is aan mij om de vaart in de uitvoering en in het proces dat we zijn ingegaan vast te houden. De Voortgangsrapportage 2008 biedt hiervoor een goede aanzet voor de toekomst.

De minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

C. P. Vogelaar


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven