30 995
Aanpak Wijken

nr. 2
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN, WIJKEN EN INTEGRATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 april 2007

In mijn brief van 22 maart 2007 (TK, 2006–2007, 30 995, nr. 1) heb ik u geïnformeerd over de wijkenselectie en de wijkentoer, die op 26 maart jl. van start is gegaan. In het AO op 29 maart jl. heb ik uw Kamer toegezegd inzicht te geven in de scores van de 40 wijken op de 18 indicatoren. Ook heb ik aangegeven u te informeren over eventuele verzoeken van gemeenten om wijken binnen deze gemeenten aan de selectie toe te voegen. Inmiddels heeft een aantal gemeenten gereageerd. In deze brief zal zowel op de scores van de 40 wijken, als op de reacties van de gemeenten worden ingegaan.

Het was de overtuiging van mijn ambtsvoorganger, dat het aanbrengen van focus noodzakelijk is om effectief te zijn in de aanpak van de wijkproblematiek. Ik deel dit standpunt. Daarom is een selectie noodzakelijk. Ervaringen uit de 56 wijken aanpak leren, dat het aanbrengen van focus heeft geholpen om in deze wijken een positieve ontwikkeling op gang te brengen. De waardering van bewoners voor de sociale kwaliteit in deze wijken is gestegen. Bovendien is het vertrouwen in de buurt voor de toekomst toegenomen. De focus op de 40 wijken wil niet zeggen, dat de problematiek buiten deze wijken niet van dien aard is, dat deze geen aandacht verdient. Het Kabinet gaat hier niet aan voorbij. Het reguliere beleid op de terreinen van wonen, onderwijs, werkgelegenheid, integratie en veiligheid geldt niet alleen voor de 18 gemeenten met de 40 wijken, maar is nadrukkelijk ook buiten deze gebieden van kracht. Tevens geldt dat het beleid op het terrein van het Grotestedenbeleid, waarvan de huidige convenanten in 2009 aflopen, na 2009 na evaluatie zal worden voortgezet. Dit gaat om aanzienlijke investeringen, die momenteel lopen via de rechtstreekse lijn van de G-31 en via de provincies naar de niet-rechtstreekse gemeenten.

Wijkenselectie

In zijn brief aan uw Kamer van 1 november 2006 (TK 2006–2007, 30 128, nr. 12) stelde mijn ambtsvoorganger, dat in circa 140 wijken in Nederland sprake is van een cumulatie van fysieke en sociaal-economische achterstanden en problemen. De focus voor de geselecteerde wijken is gericht op het brede concept van leefbaarheid: een cumulatie van sociale en fysieke problemen en achterstanden. De selectie is tot stand gekomen op basis van objectieve criteria, zowel harde feiten, als oordelen van bewoners. Zoals ik in mijn bovengenoemde brief van 22 maart jl. heb gesteld, heeft voor de selectie van de wijken langdurig en gedegen onderzoek plaatsgevonden. Bij de onderbouwing van de selectie heb ik me gebaseerd op 18 indicatoren, waarvoor voor heel Nederland op een laag schaalniveau betrouwbare gegevens beschikbaar zijn (zie de brief van 22 maart, bijlage 2). Hiervoor zijn de meest recente bronnen gebruikt, die op hetzelfde niveau (postcode 4 niveau) beschikbaar zijn. Op basis van de indicatoren is een oordeel op het niveau van elk postcodegebied in Nederland vastgesteld. Dit heeft geresulteerd in de lijst van 140 aandachtswijken. Dit vormde in feite het startpunt voor mijn wijkenproject, waarvoor ik tot een nadere selectie wilde komen.

Voor de selectie zijn alle postcode gebieden uit de lijst van wijken aan de desbetreffende gemeente voorgelegd met de vraag in hoeverre zij dit ook herkennen als een gebied met cumulatie van problemen. Ook is er overleg gevoerd met vertegenwoordigers van gemeenten en de VNG, onder andere over de weging van de verschillende indicatoren en over de wijze van aggregatie van de scores. De conclusies uit dit overleg en de reacties van de gemeenten zijn meegenomen in de selectie van de 40 wijken. Dit heeft er toe geleid dat de centrumgebieden, die niet opgevat kunnen worden als echte woongebieden, niet geselecteerd zijn in de lijst van probleemwijken. Op de gebieden, waarvan door de gemeenten is aangegeven deze niet als probleemgebied te zien, is een finale check gepleegd. Op basis van de check en de gesprekken met gemeenten zijn deze niet in de selectie opgenomen. Vervolgens zijn de 40 wijken door alle 18 gemeenten erkend.

Hierop geldt één nuancering. Voor Enschede kom ik met een aanpassing van de geselecteerde wijk. In afwijking van de andere geselecteerde wijken geldt voor Enschede, dat deze met veel wijken in de lijst van 140 vertegenwoordigd is. Gelet op de zwaarte van de problematiek in de stad als geheel, is besloten Enschede in de selectie te betrekken. Omdat bij de wijkenaanpak het aanbrengen van focus uitgangspunt is, zou deze zich dan wel moeten richten op de slechtste wijk. Nadere bestudering van het beschikbare onderzoeksmateriaal wees uit, dat niet de wijk Mekkelholt/Deppenbroek, zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 22 maart jl., maar Velve Lindenhof dan voor selectie in aanmerking zou moeten komen. In overleg met de gemeente is in vergelijking met de lijst van 22 maart jl. in plaats van Mekkelholt/Deppenbroek Velve Lindenhof aan de lijst toegevoegd.

Zoals toegezegd, stuur ik u hierbij het inzicht in de indicatoren op basis waarvan de wijken zijn geselecteerd (zie bijlage 1)1. Ik maak daarbij een vergelijking tussen de 40 (bijlage 1a) en de overige wijken (bijlage 1b)1.

Verzoeken om uitbreiding van de lijst van 40

Tijdens het AO op 29 maart jl. heb ik aangegeven, dat ik de mogelijkheid openlaat, dat er nog wijken aan de selectie van 40 kunnen worden toegevoegd. Zoals u weet heb ik daartoe tot 1 mei a.s. de gelegenheid geboden. Concreet dient het hierbij te gaan om een cumulatie van problemen, die ook voor de selectie van de 40 wijken is gehanteerd.

De afgelopen weken heb ik van 16 gemeenten een verzoek voor toevoeging aan de selectie ontvangen (zie bijlage 21 ). Gemeenten hebben verzoeken ingediend, waarbij in een aantal gevallen het verzoek met gemeentelijk materiaal is onderbouwd. In een aantal gevallen ging het om meerdere wijken in een gemeente, bij een aantal verzoeken ging het juist om delen van wijken of postcodegebieden. Voor deze wijken/gebieden heb ik een vergelijking gemaakt met de gemiddelde scores op de lijst van 40 door mij geselecteerde wijken. Daarbij is ook, voorzover beschikbaar, gebruik gemaakt van het gemeentelijke materiaal om tot een zo’n volledig mogelijk oordeel te komen. Gezien het recente verzoek van een enkele gemeente is deze vergelijking nog niet compleet.

Op basis van een analyse van het beschikbare onderzoeksmateriaal kom ik tot de volgende voorlopige conclusies:

(1) De inmiddels onderzochte wijken/gebieden zijn wat betreft cumulatie, intensiteit en omvang van een andere orde dan de problematiek van de 40 wijken. De recent toegestuurde wijken scoren beter op de meest relevante indicatoren (gemiddeld inkomen, % huishoudens met lage opleiding, verhuisgeneigdheid, % werkenden, % woningen met lage kwaliteit en sociale en fysieke overlast). Ook wanneer – voor zover mogelijk – op buurtniveau (lager dan 4-pc) wordt ingezoomd, verandert dit beeld niet. Dit betekent dat de huidige lijst van 40 wijken ongewijzigd blijft.

(2) Dat neemt niet weg, dat ik begrip heb en erken, dat de bovengenoemde gemeenten een relatief «slechte» wijk binnen hun gemeentegrens kunnen hebben. Weliswaar is de problematiek qua cumulatie van problemen, intensiteit en omvang minder zwaar dan die in de 40 wijken, maar ook in een gemeente als Tilburg kan de scherpte van de problematiek niet worden genegeerd. Ik ben daarover met de gemeente in gesprek.

Daarom heb ik het voornemen om een deel van de expertise en de middelen te reserveren voor de aanpak van de problematiek buiten de 40 aangewezen wijken. Voorwaarden hierbij zijn dat de gemeenten zich vóór 1 mei a.s. tot mij hebben gericht, dat het moet gaan om wijken met een cumulatie van verschillende problemen en met een substantieel schaalniveau, en dat de algemene leefbaarheidsproblematiek in elk geval op onderdelen vergelijkbaar is met de gemiddelde problematiek in de 40 wijken.

Voor de begrotingsbehandeling zal ik tot een oordeel komen over de ernst en omvang van de problematiek. Op basis daarvan zal ik vaststellen voor welk gebied ik naast de 40 wijken extra aandacht en middelen ter beschikking wil stellen.

Actieplan Krachtwijken

Ik ga ervan uit dat uw vragen over de wijkenselectie naar aanleiding van het AO op 29 maart jl. door middel van deze brief afdoende zijn beantwoord. De aanvullende vragen zal ik tijdens het AO op 26 april a.s. mondeling toelichten.

De wijkenselectie is nu voltooid. In het beleidsprogramma en het Actieplan Krachtwijken, die in juni a.s. naar uw Kamer worden gestuurd, zal ik de resultaten van de wijkentoer verwerken. In het Actieplan zal ik tevens aangeven op welke terreinen ik met de gemeenten afspraken wil maken, welke bijdrage hierbij van het Rijk kan worden verwacht en wat het bod van de corporaties zal zijn. Ik streef ernaar de afspraken met de gemeenten in oktober 2007 definitief rond te hebben.

De minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

C. P. Vogelaar


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven