30 994
Wijziging van de Telecommunicatiewet en de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit ter uitvoering van de roamingverordening

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

I. ALGEMEEN

Aanleiding

Aanleiding voor dit wetsvoorstel is de indiening door de Europese Commissie bij de Raad van de Europese Unie en het Europese Parlement van een voorstel voor een verordening betreffende roaming op publieke mobiele netwerken binnen de Gemeenschap en tot wijziging van richtlijn 2002/21/EG inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (hierna: «de verordening») op 17 juli 20061. De tekst van het voorstel is bij de indiening van dit wetsvoorstel als bijlage bij de memorie van toelichting gevoegd2. Dit wetsvoorstel voorziet in tijdige uitvoering van deze verordening.

De ontwerp-verordening reguleert de tarieven die aanbieders van mobiele telefonie binnen de Europese Unie mogen hanteren voor «roaming». Bij roaming maken zich in het buitenland bevindende abonnees van mobiele telefoniediensten gebruik van een buitenlands mobiel netwerk als zij bellen of gebeld worden. Om roaming mogelijk te maken, maken de aanbieders van mobiele telefonienetwerken (GSM- en UMTS-netwerken) uit de verschillende landen afspraken. Daarbij brengen ze elkaar tarieven in rekening brengen voor het gebruik van hun netwerken. In de praktijk blijken deze tarieven uitzonderlijk hoog te zijn, vergeleken met de kosten die zij in rekening brengen voor de afwikkeling van nationale gesprekken.

Deze ontwerp-verordening is het ultimum remedium tegen de in de ogen van de Commissie excessief hoge roamingtarieven. Bij voorkeur zouden deze excessieve tarieven worden aangepakt binnen het nu geldende (reguliere) Europese regelgevende kader voor de elektronische communicatiesector. Daartoe zijn zowel door de Commissie als door verschillende nationale regelgevende instanties diverse pogingen ondernomen, die echter zonder resultaat zijn gebleven. Een belangrijk kenmerk van het geldende Europese kader is dat ex ante-regelgeving om excessieve tarieven tegen te gaan alleen mogelijk is na het afbakenen van de relevante markt, het vaststellen van onvoldoende concurrentie op die markt, het aanwijzen van één of meer partijen met een aanmerkelijke macht op die markt, en het – op basis van de geconstateerde mededingingsproblemen – nemen van passende maatregelen. In het geval van roaming is één van de problemen dat er veelal geen sprake is van een partij met aanmerkelijke marktmacht. Als het gaat om de retailmarkt (de levering van mobiele telefonie, waaronder roaming, aan eindgebruikers), zijn er vaak drie of meer aanbieders actief die geen van alle aanmerkelijke marktmacht hebben. En op de wholesalemarkt (de levering van netwerkcapaciteit aan buitenlandse aanbieders van mobiele telefonie) is het niet anders. Een complicerende factor is voorts het grensoverschrijdend karakter van roaming. Zo kunnen te hoge roamingtarieven die Nederlandse aanbieders in rekening brengen aan hun Nederlandse abonnees die in het buitenland telefoneren, alleen goed worden aangepakt als de Nederlandse aanbieders zelf niet te veel betalen aan hun buitenlandse collega’s. Om dat te bereiken zullen dan eerst de (wholesale) tarieven in de 24 andere lidstaten moeten worden gereguleerd. Tegen deze achtergrond heeft de Commissie op 12 juli 2006 voor dit onderwerp een voorstel voor een EG-verordening ingediend, waardoor gecoördineerd, effectief en relatief snel in de hele Europese Unie kan worden opgetreden tegen de hoge roamingtarieven.

Procedureel

Ten tijde van het indienen van dit wetsvoorstel is het voorstel nog aanhangig bij de Raad van de Europese Unie en het Europese Parlement in het kader van de co-decisieprocedure. Deze toelichting is gebaseerd op de tekst van het voorstel. Verwachting is dat het voorstel vóór de zomer van 2007 zal worden aangenomen. De in het voorstel opgenomen uitvoeringstermijn is bijzonder kort, namelijk een dag na publicatie in het Publicatieblad van de Europese Unie. De regels in de ontwerp-verordening zijn duidelijk en kunnen vanaf inwerkingtreding van de verordening worden nageleefd. Echter, bij niet-tijdige uitvoering en daaruit voortvloeiende aanpassing van de bestaande wetgeving zou een handhavingsvacuüm ontstaan, omdat er nog geen bevoegde autoriteit is aangewezen en deze nog niet met de nodige bevoegdheden is uitgerust. Om een tijdige uitvoering van de verordening mogelijk te maken, is het onvermijdelijk dat de voorbereiding en indiening van dit wetsvoorstel plaatsvinden voordat de verordening in werking is getreden1.

Het is de bedoeling dat het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer eerst in stemming wordt gebracht als vaststaat dat de roamingverordening in werking zal treden en dat er geen inhoudelijke wijzigingen van de verordening meer kunnen plaatsvinden. Indien tijdens de behandeling in het Parlement duidelijk wordt dat de roamingverordening toch niet in werking zal treden, dan wordt dit wetsvoorstel ingetrokken.

Inhoud ontwerp-verordening

De ontwerp-verordening bevat een regeling van de roamingtarieven die in de kern op het volgende neer komt. Zowel de roamingtarieven die de mobiele aanbieders elkaar in rekening brengen (de wholesaletarieven), als de roamingtarieven die aanbieders hun eindgebruikers in rekening brengen (de retailtarieven), worden gereguleerd. De wholesaletarieven worden aan een maximum gebonden, gebaseerd op het gemiddelde minuuttarief dat aanbieders in de EU elkaar in rekening brengen voor het afwikkelen van binnenlandse gesprekken op elkaars netwerken. Daarbij gelden voor gesprekken van de roamende gebruiker naar een nummer binnen het land dat hij bezoekt, een ander (lager) tarief dan gesprekken naar een nummer in een ander land. Voorts geldt ook voor het retailtarief dat een mobiele aanbieder zijn roamende abonnees in rekening kan brengen, een maximum dat is gekoppeld aan het hiervoor genoemde gemiddelde minuuttarief.

Uitvoering verordening in Nederlandse wetgeving

De verordening werkt direct in de Nederlandse rechtsorde en behoeft niet in nationaal recht te worden omgezet. Dit neemt niet weg dat de ontwerp-verordening wel noopt tot wetgeving. Voor de taken die in de ontwerp-verordening aan de nationale regelgevende instantie zijn opgedragen, dient een bevoegd bestuursorgaan te worden aangewezen. Dit gebeurt in Artikel I, onderdeel F, en in artikel II. Gelet op de aard van de verplichtingen ligt het voor de hand het toezicht op de naleving hiervan neer te leggen bij het college, genoemd in artikel 2 van de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit (hierna: «het college»). Zo is het college de toezichthouder op de consumentenbepalingen uit hoofdstuk 7 van de Telecommunicatiewet, en is het college ook belast met het toezicht op wholesaletarieven. Daarom wordt in dit wetsvoorstel het college aangewezen als de nationale regelgevende instantie bedoeld in de ontwerp-verordening. Voor zover nodig wordt de roamingverordening onder de reikwijdte van wettelijke bepalingen gebracht en worden aan het college taken en bevoegdheden opgedragen ter uitvoering van de verordening. Het wetsvoorstel biedt een delegatiegrondslag voor het stellen van nadere regels ter uitvoering van de verordening.

Adviezen en afstemming

Conform artikel 4 van het Informatie Statuut Onafhankelijke Post en Telecommuncatie Autoriteit is het voorliggende wetsontwerp door het college bedoeld in artikel 2 van de Wet Onafhankelijke Post en Telecommunicatieautoriteit op uitvoerbaarheid getoetst. Het college heeft bij brief van 11 september 2006 aangegeven geen bezwaar te hebben tegen dit wetsontwerp.

Administratieve lasten

Administratieve lasten vloeien slechts voort uit de voorgestelde wijziging van artikel 18.7 van de Telecommunicatiewet, waarmee artikel 8, tweede lid, van de ontwerp-verordening wordt geïmplementeerd. Ingevolge dit wetsvoorstel worden geen aanvullende nationale verplichtingen opgelegd. In voornoemd artikel 8 wordt bepaald dat de betrokken ondernemingen alle informatie die relevant is voor de tenuitvoerlegging en de handhaving van de verordening op verzoek van de toezichthouder moeten overleggen. In het bijzonder betreft het gegevens over het aantal actieve abonnees en de tarieven. Deze gegevens zijn nodig om het gemiddeld tarief te bepalen, als bedoeld in artikel 10, derde lid van de ontwerp-verordening. Implementatie in de Telecommunicatiewet is in dit geval nodig, omdat het college aangewezen moet worden als de toezichthouder die gemachtigd is informatie te vragen. Deze aanwijzingsverplichting volgt uit de ontwerp-verordening. De gegevens waar het om gaat, moeten bedrijven overigens al op grond van bestaande verplichtingen beschikbaar hebben. De administratieve lasten van het wetsvoorstel blijven daarom beperkt tot het bijeenvoegen van die gegevens en het beschikbaar stellen aan het college. Per onderneming zullen de lasten daarom naar verwachting een bedrag van € 750 niet overschrijden (ongeveer 1 werkdag bij een uurtarief van € 90). Bij een aantal van maximaal zeven bedrijven zijn de totale lasten ten hoogste € 5 250.

Een nieuwe taakopdracht aan een bestuursorgaan kan leiden tot een toename van bezwaar- en beroepsprocedures en daarmee tot een toename van de administratieve lasten. De kans dat dergelijke procedures zullen worden gevoerd in het kader van de uitvoering van de roamingverordening is uitermate gering, gelet op het feit dat het hier gaat om het opvragen van reeds beschikbare gegevens. Omdat bij het meten van administratieve lasten wordt uitgegaan van volledige naleving van de wettelijke voorschriften, tellen de kosten van bezwaar en beroep van ondernemingen alleen mee als administratieve lasten indien de onderneming in een bezwaar- of beroepsprocedure in het gelijk wordt gesteld. De kans hierop is eveneens klein. Gesteld dat deze situatie zich eens in de vijf tot tien jaar zou voordoen, zouden de desbetreffende kosten van de onderneming kunnen worden begroot op ten hoogste € 1750,– (tien uur tegen een uurtarief van € 175,–).

Overigens is van belang dat door de verordening de noodzaak wegvalt om voor de nationale roaming-markt te onderzoeken of ex ante regelgeving nodig is, zoals blijkt uit de toelichting erbij (zie bijlage I, § 3 «Juridische Elementen van het voorstel», onderdeel «Evenredigheidsbeginsel» en § 5 «Aanvullende Informatie, onderdeel «Vereenvoudiging»). Het betreft de «nationale wholesale-markt voor internationale roaming via openbare mobiele netwerken» uit de aanbeveling van de Commissie van 11 februari 2003 betreffende relevante producten- en dienstenmarkten in de elektronische-Communicatiesector. Voor een dergelijk marktonderzoek zijn de bedrijven verplicht gegevens beschikbaar te stellen. De kosten die hiermee gemoeid zijn, blijven nu dus achterwege.

Het wetsvoorstel heeft geen gevolgen voor de overige nalevingskosten en voor de administratieve lasten voor de burger. Gezien het geringe effect op de administratieve lasten is het wetsvoorstel niet voor advies aan Actal aangeboden.

II. ARTIKELSGEWIJS

Deze toelichting is gebaseerd op de tekst van het voorstel van de Commissie van 12 juli 2006 (zie bijlage 1).

Artikel I

Onderdelen B, C, D en E

In deze onderdelen worden bestaande bepalingen van de Telecommu- nicatiewet die relevant zijn voor de uitvoering van de roamingverordening, aangevuld met een verwijzing naar de roamingverordening.

Door in onderdeel A de reikwijdte van artikel 12.2 van de Telecommu- nicatiewet te verruimen met verplichtingen ingevolge de roamingverordening, is verzekerd dat het college geschillen tussen marktpartijen onderling die de roamingverordening betreffen, kan beslechten. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan artikel 8, zevende lid, van de ontwerp-verordening.

Artikel 16.1 van de Telecommunicatiewet dat de grondslag biedt voor het opleggen van vergoedingen voor door het college ingevolge de wet gemaakte kosten, krijgt ingevolge onderdeel A mede toepassing op de werkzaamheden die het college verricht in verband met de verordening. Bijgevolg kunnen de kosten van deze werkzaamheden aan de aanbieders in rekening worden gebracht.

Tenslotte bewerkstelligt onderdeel B dat in artikel 18.7, eerste lid, van de Telecommunicatiewet wordt verwezen naar de uitvoering van de roamingverordening. Aldus is verzekerd dat het college bij het toezicht op de naleving van de verplichtingen uit de verordening te allen tijde inlichtingen kan vorderen. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan artikel 8, tweede lid, van de ontwerp-verordening.

Ingevolge onderdeel C wordt artikel 12.9 van de Telecommunicatiewet aangevuld met een verwijzing naar de roamingverordening. Op deze wijze wordt uitvoering gegeven aan artikel 8, achtste lid, van de ontwerp-verordening. Deze bepaling verplicht tot het kunnen toepassen van de procedure van geschilbeslechting van artikel 34 van richtlijn 2002/22/EG dat is geïmplementeerd door middel van de artikelen 12.1 en 12.9 van de Telecommunicatiewet. In artikel 12.9 is verzekerd dat het college geschillen tussen consumenten en marktpartijen die de roamingverordening betreffen kan beslechten. Artikel 12.1 bepaalt dat de beslechting van geschillen over een overeenkomst met een consument door een geschillencommissie gebeurt. Terzijde kan worden opgemerkt dat dit artikel niet behoeft te worden gewijzigd, omdat artikel 12.1 van de Telecommunicatiewet reeds van toepassing is op geschillen over roamingtarieven.

Ingevolge onderdeel D wordt de reikwijdte van artikel 15.1 van de Telecommunicatiewet vergroot met toezicht inzake de roamingverordening. Aldus is verzekerd dat het college bij het toezicht op de naleving van de verplichtingen uit de verordening kan beschikken over het hem normaliter, dat wil zeggen bij het toezicht op de naleving van de Telecommunicatiewet, ter beschikking staande handhavingsinstrumentarium. Zo kan bijvoorbeeld bij overtreding van een verplichting uit de verordening door het college bestuursdwang worden toegepast, of een bestuurlijke boete worden opgelegd. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan artikel 8, vierde lid, en artikel 9, van de ontwerp-verordening. Het ligt voor de hand de boete of de last onder dwangsom te gebruiken indien de roamingverordening wordt overtreden.

Onderdeel E betreft de boete die ten hoogste kan worden opgelegd bij overtreding van de roamingverordening. Door deze overtredingen onder te brengen bij onderdeel a van artikel 15.2 wordt aangesloten bij het regime dat ook geldt voor overtredingen van de verplichtingen voor ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht, te weten per overtreding een boete van ten hoogste € 450 000 of, indien dat meer is, 10% van de relevante omzet van de onderneming in Nederland. Dit houdt verband met de ernst van de problematiek die reeds blijkt uit de omstandigheid dat met de verordening specifieke maatregelen worden getroffen, in aanvulling op het reguliere regelgevende kader. Aanbieders kunnen met excessieve roamingtarieven grote omzetten maken en het kan worden betwijfeld of de boete die in het algemeen kan worden opgelegd voor overtredingen van de Telecommunicatiewet, te weten een bedrag van ten hoogste € 450 000, voldoende effectief, proportioneel en afschrikwekkend is. Om die reden is gekozen voor het hiervoor geschetste, zwaardere boeteregime.

Voorts is de aanhef van artikel 15.2 aangepast om te verduidelijken dat de bevoegdheid van het college een boete op te leggen is gerelateerd aan zijn toezichthoudende bevoegdheid, vastgelegd in artikel 15.1, derde lid.

Voor de goede orde zij opgemerkt dat voor beroep tegen besluiten betreffende de roamingverordening gebruik kan worden gemaakt van het bestaande wettelijke kader. Op grond van artikel 17.1 van de Telecommunicatiewet is er beroep mogelijk tegen de besluiten die door het college zijn genomen, hetzij bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (lid 1), hetzij bij de rechtbank Rotterdam (lid 2).

Onderdeel F

Eerste lid

Onderdeel F maakt in het eerste lid van het nieuwe artikel 18.2a het college in het algemeen bevoegd toezicht te houden op de verordening. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan artikel 8, eerste lid, van de ontwerp-verordening.

Tweede en derde lid

Het tweede lid betreft door aanbieders te verstrekken gegevens aan de hand waarvan de maxima voor de roamingtarieven worden vastgesteld. Artikel 10 van de ontwerp-verordening bevat een verplichting voor de nationale regelgevende instanties om de Europese Commissie informatie te verstrekken opdat de Commissie aan de hand daarvan de maximumtarieven kan bepalen. In bepaalde gevallen moet de methodologie aan de hand waarvan gegevens worden bepaald, worden goedgekeurd door de betrokken nationale regelgevende instantie, zo blijkt uit bijlage II van de ontwerp-verordening. In het tweede lid wordt om die reden aan het college een desbetreffende bevoegdheid toegekend. Deze bevoegdheid kan ook relevant zijn voor het geval de nationale regelgevende instantie zelf gegevens nodig heeft om te kunnen vaststellen of aanbieders aan de verplichtingen uit de roamingverordening voldoen.

Het derde lid biedt een grondslag voor het stellen van uitvoeringsregels ten aanzien van de hiervoor bedoelde goedkeuring.

Vierde lid

Niet op voorhand valt uit te sluiten dat het voorstel voor de verordening nog zodanig wordt gewijzigd dat voor de uitvoering ervan andere regels moeten worden gesteld dan bedoeld in het derde lid. Met het oog daarop is in het vierde lid een bredere delegatiegrondslag opgenomen, die niettemin duidelijk is afgebakend. Uitvoeringsregels kunnen alleen worden getroffen indien noodzakelijk ter uitvoering van de verordening. Daarbij dienen deze regels tot doel te hebben dat de roamingtarieven aan een plafond worden gebonden om op deze wijze de positie van de eindgebruiker, in het bijzonder de consument, te versterken. Bijgevolg kunnen deze regels zowel processuele voorwaarden bevatten voor de wijze waarop de roamingtarieven worden begrensd als inhoudelijke voorwaarden ten aanzien van de maxima zelf.

Indien gebruik wordt gemaakt van deze delegatiegrondslag zal het naar verwachting gaan om de toekenning van taken en bevoegdheden aan het college en om desbetreffende randvoorwaarden. Het ligt niet in de rede dat de ontwerp-verordening zodanig wordt gewijzigd dat verdergaande, meer beleidsinhoudelijke uitvoeringsregels gesteld moeten worden. Dit hangt samen met het rechtskarakter van verordeningen in het algemeen en met het oogmerk van de Europese Commissie dat de maximumtarieven uniform binnen alle lidstaten zullen gelden. In zoverre ligt het in de rede dat de uitvoeringsregels krachtens de algemene maatregel van bestuur door de minister vastgesteld zullen kunnen worden. Voor zover toch sprake is van inhoudelijk belangrijke regels, bijvoorbeeld ten aanzien van de hoogte van de roamingtarieven, zullen deze in de algemene maatregel van bestuur worden vastgelegd.

Artikel II

Door de voorgestelde wijziging van artikel 15 van de Wet onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit wordt het houden van toezicht op de naleving van de verordening als taak voor het college opgenomen in die wet.

Artikel III

Het is van belang dat deze wet en de roamingverordening gelijktijdig in werking treden. Om die reden voorziet het wetsontwerp in inwerkingtreding op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat gelijk is aan het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening.

Het is zeer wel denkbaar dat de verordening eerder in werking treedt dan het tijdstip waarop het koninklijk besluit gepubliceerd wordt. Die mogelijkheid doet zich ook voor als het wetsvoorstel reeds tot wet is verheven. Op grond van artikel 16 van de ontwerp-verordening gelden de verplichtingen op grond van de verordening vanaf de dag na publicatie van de verordening in het Publicatieblad van de Europese Unie, terwijl de bekendmaking van de wet en het koninklijk besluit altijd enige dagen tijd vraagt. Om die reden is voorzien in de mogelijkheid van inwerkingtreding met terugwerkende kracht tot en met de in het koninklijk besluit te vermelden dag, te weten de dag van inwerkingtreding van de verordening. Een uitzondering wordt gemaakt voor de bevoegdheid van het college tot het gebruik van de oplegging van bestuursdwang of tot het opleggen van boetes. Terugwerking in dit opzicht zou in strijd zijn met het legaliteitsbeginsel dat ook betrekking heeft op bestuurlijke sancties, zoals is vastgelegd in artikel 5.04 van het wetsvoorstel Vierde tranche Algemene wet bestuursrecht (Kamerstukken II, 2003/2004, 29 702, nr. 2).

III. UITVOERINGSTABEL

RoamingverordeningWetsvoorstel
Artikel 1 (doel en reikwijdte)Behoeft geen uitvoering, werkt rechtstreeks
Artikel 2 (definities)Behoeft geen uitvoering, werkt rechtstreeks
Artikel 3 (Wholesaletarieven)Behoeft geen uitvoering, werkt rechtstreeks
Artikel 4 (Retailtarieven voor bellen)Behoeft geen uitvoering, werkt rechtstreeks
Artikel 5 (termijn voor de toepassing van artikel 4)Behoeft geen uitvoering, werkt rechtstreeks
Artikel 6 (Retailtarieven voor ontvangst)Behoeft geen uitvoering, werkt rechtstreeks
Artikel 7 (Transparantie van retailtarieven)Behoeft geen uitvoering, werkt rechtstreeks
Artikel 8 (Toezicht en handhaving)Artikelen 1 en II
• Lid  1 (toezicht op naleving) • Via het nieuwe 18.2a, eerste lid, en artikel II
• Lid  2 (informatie) • Via 18.7, eerste lid
• Lid  3 (eigen initiatief) • Via 15.2, tweede lid, en 15.2a, tweede lid, en 15.4, tweede lid, jo.15.1, derde lid
• Lid  4 (eis staken inbreuk) • Via 15.2, tweede lid, jo.15.1, derde lid
• Lid  5 (publiek beschikbaar stellen informatie) • Taak voor het college, behoeft geen uitvoering, werkt rechtstreeks
• Lid  6 (toezicht op tariefontwikkeling) • Taak voor het college, behoeft geen uitvoering, werkt rechtstreeks
• Lid  7 (geschillen tussen ondernemingen) • Via 12.2, eerste lid
• Lid  8 (geschillen met consument)• Via 12.9, eerste lid, en via artikel 12.1
Artikel 9 (Straffen)Artikel I, onderdeel E
Artikel 10 (Vastgestelde gemiddelde tarieven)Via het nieuwe 18.2a, derde lid
Artikel 11 (Wijziging richtlijn 2002/21/EG)Behoeft geen uitvoering, werkt rechtstreeks
Artikel 12 (Evaluatie)Behoeft geen uitvoering, werkt rechtstreeks
Artikel 13 (Comitologie dmv COCOM)Behoeft geen uitvoering, werkt rechtstreeks
Artikel 14 (Melding)Behoeft geen uitvoering, werkt rechtstreeks
Artikel 15 (Uitvoering)Behoeft geen uitvoering, werkt rechtstreeks
Artikel 16 (Inwerkingtreding)Artikel III

De staatssecretaris van Economische Zaken,

F. Heemskerk


XNoot
1

Dit wetsvoorstel strekt tot uitvoering van het voorstel van de Commissie van 12 juli 2006, COM(2006) 382 definitief betreffende roaming op publieke mobiele netwerken binnen de Gemeenschap. Het voorstel is nog niet aangenomen. Bij aanvaarding van het voorstel treedt dit de dag na publicatie in het Publicatieblad in werking.

Naar verwachting wordt het voorstel voor de verordening voor de zomer van 2007 aangenomen. Dit impliceert dat tezelftertijd uitvoering moet zijn gegeven aan de verordening.

In paragraaf III is voorzien in een uitvoeringstabel.

De verwijzing naar de verordening zoals deze is gepubliceerd in het Publicatieblad, zal in lijn met aanwijzing 90 van de Aanwijzingen voor de Regelgeving worden opgenomen in deze wet, uiterlijk bij de voorbereiding van de bekendmaking van de wet in het Staatsblad.

XNoot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Deze lijn is ook gevolgd bij de uitvoering van EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen (REACH), zie Kamerstukken II, nr. 30 600, nrs. 2 en 3. Op het moment van indienen bij de Tweede Kamer, was de verordening nog niet vastgesteld, maar werd uitgegaan van het gemeenschappelijk standpunt van de Raad van de Europese Unie.

Naar boven