30 988
Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs onder meer in verband met enkele aanpassingen in de inrichtings- en examenvoorschriften met betrekking tot het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 25 april 2007

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

Inhoudsopgave 
   
1.Inleiding1
2.Inhoud van het wetsvoorstel2
3.Vakken op hoger kwalificatieniveau2
4.De regeling van de gecommiteerden3
5.Financiële gevolgen3
6.Overig3

1. Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. De mogelijkheid voor leerlingen van het vmbo om lichamelijke opvoeding te kunnen toevoegen aan het examenprogramma, maakt een betere aansluiting bij de studieprogramma’s Sport, Dienstverlening en Veiligheid mogelijk. De mogelijke toevoeging van de Friese taal en cultuur komt tegemoet aan de door de leden van deze fractie gewenste aandacht voor de levende streektalen. De Friese taal is immers ook Europees erkend.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij kunnen ermee instemmen dat voortaan in het vrije deel van de gemengde en theoretische leerweg de vakken Lichamelijke Opvoeding (LO2) als examenvak en Friese taal en cultuur als extra vak kunnen worden gekozen, leerlingen in het vmbo de mogelijkheid krijgen om vakken te volgen van een hoger kwalificatieniveau dan de vakken de van de «eigen leerweg» en de administratieve procedure rond de aanwijzing van de tweede corrector (gecommitteerde) wordt vereenvoudigd. Wel hebben zij nog enkele vragen.

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij vinden het een goede zaak dat er gekeken wordt hoe het onderwijs kan worden aangepast aan de behoeften en mogelijkheden van de leerling.

De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. De leden hebben nog wel enkele vragen bij de voorgestelde wijzigingen.

2. Inhoud van het wetsvoorstel

De leden van de SP-fractie lezen in het wetsvoorstel dat leerlingen in de theoretische of gemengde leerweg LO2 of Friese taal en cultuur kunnen kiezen als examenvak. De leden van deze fractie vragen of dit bovenop de andere vakken komt, of is het verplicht één van de twee te kiezen. Klopt het dat leerlingen in Brabant de keuze hebben om LO2 te kiezen als extra examenvak, zo vragen de leden. Is er een verschil met de LO die leerlingen nu krijgen, behalve dat er meer diepgang in zit (gezondheidsleer, anatomie)? Waarom geldt deze mogelijkheid alleen voor leerlingen in de theoretische of gemengde leerweg en niet in de basisberoepsgerichte of kaderberoepsgerichte leerweg, zo vragen deze leden.

3. Vakken op hoger kwalificatieniveau

De leden van de CDA-fractie staan zeer positief ten aanzien van de mogelijkheid om vakken op een hoger niveau te kunnen afsluiten in het vmbo. De leden van deze fractie zien dit als een uitdaging aan leerlingen om te excelleren op die vakgebieden waar zij hun talenten hebben. Wel vragen zij hoe de geleverde prestaties bij een examen gewaardeerd worden als een examen op het hogere niveau onvoldoende is. Wordt voor een dergelijke prestatie ook een waardering gegeven op het lagere niveau, zodat een examen voldoende gewaardeerd kan worden op het niveau waarop de leerling is ingeschreven? Verder vragen de leden van deze fractie of deze maatregel voldoende is om het benodigde maatwerk te kunnen leveren. Graag zouden zij de voor- en nadelen uitgewerkt willen zien voor examens, waarbij het ook mogelijk is in een of enkele onderdelen op een lager niveau examen te doen.

De leden van de PvdA-fractie zouden op het punt van de vakken op een hoger niveau de mogelijkheid van een verruiming willen openen. Zij zijn van mening dat ook vakken op een lager kwalificatieniveau dan dat van de «eigen leerweg» kunnen worden gevolgd en afgesloten. Zij constateren namelijk dat vmbo-leerlingen die bij een enkel vak zo zwak staan dat zij dat nooit op een hoger niveau kunnen afsluiten dan bijvoorbeeld dat van de basisberoepsgerichte leerweg, ook voor de andere vakken terugvallen op dat lagere niveau, zolang dat zwakste vak de benaming bepaalt van het gehele diploma. Deelt de regering deze constatering, zo vragen deze leden. Hoe staat zij er tegenover om te bepalen dat bijvoorbeeld twee vakken op een lager niveau mogen worden afgesloten dan dat van de «eigen leerweg»? Deze leden vragen of het zin zou hebben om die mogelijkheid te openen en daarbij enkele vakken die zeer bepalend zijn voor de kansen in het vervolgonderwijs en op de arbeidsmarkt, uit te sluiten.

De leden van de SP-fractie constateren dat leerlingen door deze wetswijziging vakken kunnen afsluiten op een hoger examenniveau. De leden vinden dat een goed teken. Het daagt leerlingen uit in hun kunnen. Toch vragen zij waarom het alleen mogelijk is de vakken op een hoger niveau te volgen en niet op een lager niveau. De leden van deze fractie vinden het jammer dat er geen mogelijkheid komt voor leerlingen om een vak op een lager niveau te volgen. Uit de praktijk zijn ons genoeg voorbeelden bekend van leerlingen die, enkel en alleen doordat ze Engels heel moeilijk vonden, in de basisberoepsgerichte leerweg terecht kwamen, terwijl ze voor de andere vakken prachtige resultaten behaalden. De leden van bovengenoemde fractie merken op, dat zij door deze wetwijziging een mogelijkheid zien voor leerlingen uit het praktijkonderwijs om certificaten te behalen voor hun praktijklessen. Zij vragen de regering of die mogelijkheid wordt meegenomen.

De leden van de PVV-fractie zijn van mening dat het goed is dat leerlingen in het vmbo in de gelegenheid worden gesteld om de vakken die onderdeel zijn van de eigen leerweg op een hoger kwalificatieniveau te volgen en af te sluiten.

Echter, overwegende dat veel integratieproblemen voortkomen uit de gebrekkige beheersing van de Nederlandse taal, vinden de leden van deze fractie het niet gewenst dat er vakken als Arabische taal en Turkse taal worden gevolgd. Deelt de regering de mening dat dit assimilatie van allochtonen belemmert, zo vragen deze leden.

4. De regeling van de gecommiteerden

De leden van de CDA-fractie zien de aangepaste regeling voor het aanwijzen van de gecommitteerden als een welkome vermindering van de administratieve lastendruk. De leden zijn tevreden met de aanpassing naar aanleiding van de reactie van de Raad van State, waardoor duidelijk wordt wat het belang van het toezicht op het examen is. Zij zijn van mening dat de waarde van het examen alleen dan kan worden gegarandeerd als de omstandigheden waaronder het wordt afgenomen en wordt gecorrigeerd deugdelijk zijn. Verder willen de leden hierbij nogmaals benadrukken dat het voor de kwaliteit van de examens en de betrouwbaarheid van de diploma’s van belang is op het vmbo een centraal examen af te leggen.

De leden van de SP-fractie benadrukken, voor wat betreft de tweede corrector bij examens, dat het belangrijk is dat objectiviteit en onafhankelijkheid worden gewaarborgd. Is deze wijziging wat dat betreft wel een vooruitgang, zo vragen zij. De leden delen de zorg van de Raad van State dat het bureaucratie oplevert voor de scholen.

De leden van de PVV-fractie vragen de regering of zij denkt dat de voorgenomen wijziging met betrekking tot de aanwijzingsprocedure van de gecommitteerden bijdraagt aan de kwaliteit? Zo ja, waarom, zo vragen zij.

5. Financiële gevolgen

De leden van de SP-fractie lezen in het wetsvoorstel dat de mogelijkheid vakken op een hoger niveau te volgen geen financiële gevolgen heeft voor de staatskas. Zijn er voor andere betrokkenen wel financiële gevolgen? De leden van deze fractie vragen wat de financiële gevolgen zijn voor de ouders van een vmbo-leerling die een vak op havo-niveau volgt.

6. Overig

De leden van de PvdA-fractie constateren dat veel mensen een ééndimensionaal beeld hebben van het onderwijs, alsof beroepsonderwijs enkel een zeer slap aftreksel vormt van het algemeen vormend onderwijs en niet een eigen waarde vertegenwoordigt. Dat beeld doet tekort aan het vakmanschap dat veel waardevolle krachten op de arbeidsmarkt ontwikkelen via het beroepsonderwijs. In dit verband vragen deze leden in hoeverre het nog zin heeft om de gemengde en de theoretische leerweg nog langer strikt te onderscheiden. Deze leden vragen wat de visie van de regering hierop is.

De voorzitter van de commissie,

Van de Camp

Adjunct-griffier van de commissie,

Jaspers


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), voorzitter, Depla (PvdA), Slob (CU), Remkes (VVD), Joldersma (CDA), De Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van Dijk (CDA), Aptroot (VVD), Leerdam (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Roefs (PvdA), ondervoorzitter, Abel (SP), Van Leeuwen (SP), Verdonk (VVD), Biskop (CDA), Bosma (PVV), Pechtold (D66), Zijlstra (VVD), Van Dijk (SP), Besselink (PvdA), De Rooij (SP), Ouwehand (PvdD) en Dibi (GL).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Ferrier (CDA), Gill’ard (PvdA), Anker (CU), Weekers (VVD), Atsma (CDA), Sterk (CDA), Vietsch (CDA), Schinkelshoek (CDA), Ten Broeke (VVD), Van Dijken (PvdA), Hamer (PvdA), Van Dam (PvdA), Van Bommel (SP), Langkamp (SP), Dezentjé Hamming (VVD), Jonker (CDA), Fritsma (PVV), Van der Ham (D66), Nicolaï (VVD), Leijten (SP), Bouchibti (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD) en Azough (GL).

Naar boven