nr. 5
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN
MILIEUBEHEER
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 maart 2007
Bij deze wil ik u nadere uitleg bieden over de spoedeisendheid van het
op 16 maart 2007 aan de Tweede Kamer aangeboden voorstel van wet tot
wijziging van de Wet milieubeheer, de Wet verontreiniging oppervlaktewateren,
de Wet verontreiniging zeewater en de Wet op de economische delicten ter uitvoering
van verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van
de Europese Unie van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen
(PbEU L 190) (wetsvoorstel 30987, hierna: het wetsvoorstel). In nieuwe
voorkomende gevallen zal ik u apart schriftelijk verzoeken om een spoedige
behandeling, indien de omstandigheden omtrent een aanhangig wetsvoorstel daartoe
aanleiding geven. Ik betreur het dat dit niet gebeurd is voor het onderhavige
wetsvoorstel. Ik zal in deze brief kort de gang van zaken uiteenzetten.
Het wetsvoorstel strekt tot uitvoering van de nieuwe EVOA-verordening
van de EU van 14 juni 2006. Met ingang van 12 juli 2007 zal de nieuwe
EVOA in werking treden en vervalt de huidige EVOA. Indien de Nederlandse regelgeving
vanaf 12 juli 2007 niet aan de nieuwe EVOA is aangepast, is strafrechtelijke
en bestuursrechtelijke handhaving in Nederland op de overbrenging van afvalstoffen
binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap vanaf die datum niet mogelijk.
Het wetsvoorstel voorziet in de noodzakelijke aanpassingen.
Hoewel een verordening van de EU in beginsel rechtstreekse werking heeft
in de lidstaten, zonder ruimte voor nationale wetgeving, is in het geval van
de EVOA nationale wetgeving noodzakelijk om een juiste toepassing van de EVOA
binnen de nationale rechtsorde mogelijk te maken. Het betreft daarbij regels
gericht op de uitvoering, handhaving en sanctionering, waarbij sprake is van
strikte implementatie. Nu de nationale regelgeving reeds in overeenstemming
is met de huidige EVOA leidt het wetsvoorstel niet tot inhoudelijke wijzigingen
van het nationale recht.
Gezien de implementatietermijn van een jaar die in de EVOA is opgenomen
is het voorbereidingstraject voor het wetsvoorstel reeds gestart voor de vaststelling
op 14 juni 2006 van de nieuwe EVOA.
Aan dit traject is, gezien de huidige politieke en maatschappelijke gevoeligheid
van het afvalstoffendossier en met name de overbrenging van afvalstoffen,
bijzondere aandacht besteedt, hetgeen enige tijd in beslag heeft genomen.
Dit heeft dan ook geresulteerd in een blanco advies van de Raad van State
op 9 februari 2007. De procedures in het wetgevingstraject zijn waar
mogelijk versneld en alle betrokken instanties hebben vanaf de start van het
wetsgevingstraject op voortvarende wijze meegedacht c.q. adviezen uitgebracht,
zonder daarbij aan de kwaliteit van het wetsvoorstel af te doen.
De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J. M. Cramer