30 982 Beleidsdoorlichting Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Nr. 44 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 20 november 2018

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de brief van 10 september 2018 inzake de Opzet beleidsdoorlichting artikel 8 begroting SZW (oudedagsvoorziening) (Kamerstuk 30 982, nr. 41).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 19 november 2018. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Rog

Adjunct-griffier van de commissie, Sjerp

1

In hoeverre wordt de Kaderstellende regelgeving aanvullende pensioenen ook meegenomen in de beleidsdoorlichting? Kan bijvoorbeeld meegenomen worden of de omkeerregel (tot maximaal 100.000 euro) doelmatig is of dat beter een andere grens kan worden gehanteerd?

Antwoord:

Het tweede pijler pensioen zal gedeeltelijk worden meegenomen in de beleidsdoorlichting. Het tweede pijlerpensioen als inkomensbestanddeel en de toereikendheid hiervan komt aan de orde in het onderzoek naar de inkomenspositie van AOW-gerechtigden. De kaderstellende regelgeving aanvullende pensioenen wordt niet meegenomen in de beleidsdoorlichting. De omkeerregel valt bovendien onder de begroting van het Ministerie van Financiën.

2

Wordt in de beleidsdoorlichting meegenomen het effect van de stijgende AOW-leeftijd in relatie tot arbeidsongeschiktheid en inkomensverlies tussen het 65ste en 67ste levensjaar? Zo nee, kan dit alsnog worden meegenomen?

Antwoord:

Het effect van de stijgende AOW-leeftijd in relatie tot arbeidsongeschiktheid wordt in de beleidsdoorlichting meegenomen door in de monitor rond het thema AOW-leeftijdsverhoging die onderdeel uitmaakt van de beleidsdoorlichting de ontwikkeling van arbeidsongeschiktheid onder ouderen in beeld te brengen. In het onderzoek naar de inkomenspositie van ouderen wordt een beeld gegeven van de ontwikkeling van de inkomenspositie van AOW-gerechtigden. Aangezien inkomensgegevens pas na twee jaar definitief vastgesteld kunnen worden, hebben de meest actuele inkomensgegevens die voor het onderzoek naar de inkomenspositie gebruikt kunnen worden betrekking op 2016. Op dat moment was de AOW-leeftijd 65 jaar en 6 maanden. Het is daarom nog te vroeg om echt uitspraken te kunnen doen over het effect van de AOW-leeftijdsverhoging op de inkomenspositie van de groep die hiermee te maken heeft. Verder dient opgemerkt te worden dat de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen (net als andere socialezekerheidsregelingen) doorlopen tot de AOW-leeftijd. In principe heeft de stijgende AOW-leeftijd daarmee geen inkomensverlies tot gevolg voor werknemers die voor de AOW-leeftijd arbeidsongeschikt raken.

3

Wordt in de beleidsdoorlichting meegenomen de effectiviteit en reikwijdte van de Overbruggingsregeling AOW (OBR)? Zo nee, kan dit alsnog worden meegenomen?

Antwoord:

De OBR is een tijdelijke regeling die bedoeld is voor een specifieke doelgroep die zich niet of onvoldoende heeft kunnen voorbereiden op de AOW- leeftijdsverhoging. In de beleidsdoorlichting zal onder meer gebruik worden gemaakt van eerder onderzoek in hoeverre de OBR deze doelgroep heeft bereikt. Hierbij zal ook worden gekeken naar de effecten van maatregelen om het niet-gebruik tegen te gaan.

4

Wordt in de beleidsdoorlichting meegenomen de oudedagsvoorziening van (voormalig) Nederlandse ingezetenen van Surinaamse herkomst van wie een deel geen volledige AOW heeft opgebouwd? Zo nee, kan dit alsnog worden meegenomen?

Antwoord:

In de beleidsdoorlichting zal ook worden gekeken naar de inkomenspositie van AOW-gerechtigden die geen volledige AOW hebben opgebouwd. Hierbij zal geen onderscheid worden gemaakt naar afkomst.

5

Wordt in de beleidsdoorlichting meegenomen de toereikendheid van de Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO) en de voorwaarden waaronder (voormalig) Nederlandse ingezetenen van Surinaamse herkomst hier een beroep op kunnen doen? Zo nee, kan dit alsnog worden meegenomen?

Antwoord:

De Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO) valt niet onder begrotingsartikel 8, maar onder artikel 2. De AIO zal dan ook worden meegenomen in de beleidsdoorlichting van dat artikel. De beleidsdoorlichting van artikel 2 gaat over doeltreffendheid en doelmatigheid en over de vraag of het beleid zodanig is vormgegeven dat het de voorwaarden en kaders biedt waarmee lokale overheden de landelijke beleidsdoelen kunnen realiseren. De beleidsdoorlichting gaat niet in op randvoorwaarden voor uitkeringen voor specifieke groepen.

6

Kunt u aangeven hoe inzicht wordt verkregen in de doeltreffendheid van het beleid van de overbruggingsregeling AOW (OBR) en de Inkomensondersteuning AOW (IOAOW)?

Antwoord:

Voor de wijze waarop de OBR in de beleidsdoorlichting wordt meegenomen verwijs ik naar het antwoord op vraag 3.

In het onderzoek naar de inkomenspositie van AOW-gerechtigden – dat onderdeel uitmaakt van deze beleidsdoorlichting – zal worden gekeken naar de koopkrachtontwikkeling van deze groep. De IOAOW wordt als onderdeel van de AOW aan burgers uitgekeerd en is niet los te zien van de AOW. De IOAOW zal dan ook niet afzonderlijk op doeltreffendheid worden beoordeeld.

7

Kunt u inzichtelijk maken hoe de informatie wordt verkregen over de doeltreffendheid van de Algemene Ouderdomswet (AOW) over de jaren 2016 en 2017?

Antwoord:

Zoals onder vraag 2 is aangegeven, zijn voor het onderzoek naar de inkomenspositie van AOW-gerechtigden definitief vastgestelde inkomensgegevens over het jaar 2016 beschikbaar. Voor 2017 zijn nog geen definitief vastgestelde inkomensgegevens beschikbaar. Over het jaar 2017 kan wel een beeld worden gegeven van het aantal AOW-gerechtigden dat een AOW-uitkering heeft gekregen en de mate waarin het een volledige of een onvolledige AOW-uitkering betrof.

8

Hoe wordt de doelmatigheid van het beleid geoperationaliseerd in de beleidsdoorlichting?

Antwoord:

Om doelmatigheid van het beleid te kunnen beoordelen is het eerst nodig om inzicht in de doeltreffendheid van het beleid te hebben. Zoals ik in mijn brief heb aangegeven kan door het in beeld brengen van de inkomenspositie van AOW-gerechtigden een uitspraak worden gedaan in hoeverre het doel van het begrotingsartikel, het bieden van een basispensioen en het tegengaan van armoede onder AOW-gerechtigden, wordt behaald. De vraag naar doelmatigheid betreft vervolgens de vraag of met minder middelen hetzelfde effect kan worden bereikt of met dezelfde middelen meer effect.

9

In hoeverre wordt in de beleidsdoorlichting expliciet aandacht gegeven aan de vraag welke beleidsopties mogelijk zijn bij een besparing van 20% zoals bedoeld in vraag 15 van de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE)?

Antwoord:

In de beleidsdoorlichting zullen beleidsopties worden opgenomen die mogelijk zijn bij een besparing van 20%.

10

Kunt u aangeven of het oordeel van de deskundige over de opzet zou kunnen leiden tot aanpassingen ervan? Zo ja, bent u bereid om een eventuele aanpassing van de opzet naar de Kamer te sturen?

Antwoord:

De opzet van de beleidsdoorlichting is voorafgaand aan de verzending van de brief over de opzet van de beleidsdoorlichting aan uw Kamer met de externe deskundige besproken. In de opzet is rekening gehouden met de aandachtspunten die de externe deskundige heeft meegegeven.

11

Worden de kortingen op de AOW in geval van verblijf in buitenland ook meegenomen als factor waardoor inkomenspositie van AOW-gerechtigden onder de armoedegrens kan komen? Wat is in deze het beleid om inkomensachteruitgang na pensionering te verzachten?

Antwoord:

Als mensen een onvolledige AOW hebben opgebouwd door verblijf in het buitenland en hun inkomen lager is dan het sociaal minimum, dan kan iemand die in Nederland woont in aanmerking komen voor de Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO). In het onderzoek naar de inkomenspositie van AOW-gerechtigden zal in de duiding van de gegevens rekening worden gehouden met een onvolledige AOW-opbouw als mogelijke oorzaak van een laag inkomen. De inkomenspositie van AOW-gerechtigden die in het buitenland verblijven zal niet in de beleidsdoorlichting worden meegenomen, aangezien hier geen of onvoldoende gegevens over beschikbaar zijn.

12

Wordt er onderzocht hoeveel mensen door het afschaffen van de partnertoeslag dermate in inkomen achteruit zijn gegaan dat deze mensen in financiële problemen zijn gekomen? Wat is het beleid om deze effecten te compenseren?

Antwoord:

In 2015 is de partnertoeslag afgeschaft voor nieuwe gevallen. Mensen die op dat moment recht hadden op een partnertoeslag houden dat recht. Dit betekent dat de afschaffing van de partnertoeslag niet direct heeft geleid tot een inkomensachteruitgang van groepen mensen. Er is dan ook geen sprake van een situatie waarin specifiek beleid noodzakelijk is om een inkomensachteruitgang te compenseren. AOW-gerechtigden met een jongere partner die onder het sociaal minimum komen kunnen een beroep op de AIO doen. In de beleidsdoorlichting zal worden gekeken in hoeverre er sprake is van een toename in het aantal AIO-uitkeringen sinds de afschaffing van de partnertoeslag.

13

Kan specifiek worden onderzocht hoe doeltreffend de overbruggingsregeling AOW is geweest voor het dempen van de effecten van inkomensachteruitgang door de versnelde verhoging van de AOW-leeftijd? Kan daarbij antwoord worden gegeven op de vraag of de overbruggingsregeling AOW voldoende ruim is opgezet om de centrale vraagstelling positief te beantwoorden?

14

Hoe groot is de groep mensen die door de versnelde verhoging van de AOW-leeftijd met een grote inkomensachteruitgang zijn geconfronteerd en geen gebruik hebben kunnen maken van de overbruggingsregeling AOW of andere regelingen om deze grote inkomensachteruitgang te dempen?

Antwoord 13 en 14:

Sinds 1 januari 2013 vindt de verhoging van de AOW-leeftijd stapsgewijs plaats. Dit heeft gevolgen voor alle burgers en zij zullen zich daarop moeten voorbereiden. Voor een specifieke groep die zich niet of onvoldoende heeft kunnen voorbereiden op de verhoging van de AOW-leeftijd, heeft het kabinet een regeling getroffen: de overbruggingsregeling AOW (OBR). De OBR staat ook open voor personen die tussen 1 januari 2013 en 1 juli 2015 met Vut- of prepensioen zijn gegaan en zich niet of onvoldoende hebben kunnen voorbereiden op de versnelde verhoging van de AOW-leeftijd. In de beleidsdoorlichting zal de doeltreffendheid van de OBR in het algemeen worden onderzocht.

Naar boven