30 982
Beleidsdoorlichting Sociale Zaken en Werkgelegenheid

nr. 4
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 november 2008

Hierbij zenden wij u de beleidsdoorlichting Arbeidsverhoudingen1.

De beleidsdoorlichting richt zich op het in kaart brengen van de effectiviteit in het beleid en het aanreiken van handvaten voor de verdere beleidsontwikkeling. Artikel 43 behelst het zorgdragen voor een flexibel instrumentarium voor moderne arbeidsverhoudingen en voorwaarden. Het gaat hierbij om het bijdragen aan evenwichtige arbeidsverhoudingen, waarbij werknemers een minimumniveau van arbeidsrechtelijke bescherming wordt geboden dat in overeenstemming is met de maatschappelijke ontwikkelingen en dat sociale partners voldoende ruimte biedt voor eigen verantwoordelijkheid.

Het Kabinet wil goede arbeidsverhoudingen tussen werkgevers en werknemers bevorderen. De rol van de overheid ligt daarbij vooral in het bieden van de kaders. Daarbij gaat het zowel om het faciliteren en stimuleren van moderne arbeidsrelaties, als om de rechtsbescherming van werknemers. Uit deze beleidsdoorlichting blijkt dat deze kaders momenteel goed lijken te functioneren.

Ondanks het positieve totaalbeeld blijft aandacht noodzakelijk, mede vanwege een aantal ontwikkelingen die van invloed kan zijn op het stelsel van arbeidsverhoudingen. Globalisering, demografische- en technologische ontwikkelingen zorgen voor een sterke dynamiek op de arbeidsmarkt. De individualisering en toenemende heterogeniteit van de samenleving werpt weer eigen vragen op. Een actueel thema is de groei van het aantal zzp’ers en de gevolgen daarvan voor de verzorgingsstaat. Ook de insider-outsider thematiek blijft continue aandacht vragen. Tenslotte trekken ook de economische ontwikkelingen hun sporen.

Gegeven deze ontwikkelingen is de klassieke vaste baan voor het leven minder vanzelfsprekend dan vroeger. Dit vereist een verschuiving van baanzekerheid naar werkzekerheid en het herijken van bestaande patronen, conventies, beleid en instrumenten.

De overheid heeft daarbij een belangrijke rol, maar die rol kent zijn beperkingen. Zoals de doorlichting van «gelijke behandeling» laat zien speelt wet- en regelgeving binnen de totale problematiek een fundamentele, maar relatief ondergeschikte rol. Werkgevers- en werknemers organisaties hebben een wezenlijke rol en verantwoordelijkheid op het terrein van arbeidsverhoudingen. Meer nadruk komt ook te liggen op individuele verantwoordelijkheid. Vanuit die achtergrond bezien zal «het stelsel» onderhouden moeten worden. Alles overziend kunnen we de conclusie trekken dat het huidige stelsel daartoe voldoende mogelijkheden biedt.

Bij de beleidsdoorlichting zijn ten behoeve van de onafhankelijke toets de heer van der Zwan en de heer Jaspers als externen betrokken. Hun eindbeoordeling is opgenomen in de bijlagen van de beleidsdoorlichting. Naar mening van de heer van der Zwan is de beleidsdoorlichting een concies en actueel overzicht van beleidsdoelstellingen en instrumenten, die de effectiviteit van het beleid in kaart brengt. De heer Jaspers geeft aan dat, ondanks de moeilijkheid van het «meten» van de resultaten, het rapport een goede indicatie geeft van de effectiviteit van het gevoerde beleid.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven