nr. 4
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 november 2008
Hierbij zenden wij u de beleidsdoorlichting Arbeidsverhoudingen1.
De beleidsdoorlichting richt zich op het in kaart brengen van de effectiviteit
in het beleid en het aanreiken van handvaten voor de verdere beleidsontwikkeling.
Artikel 43 behelst het zorgdragen voor een flexibel instrumentarium voor moderne
arbeidsverhoudingen en voorwaarden. Het gaat hierbij om het bijdragen aan
evenwichtige arbeidsverhoudingen, waarbij werknemers een minimumniveau van
arbeidsrechtelijke bescherming wordt geboden dat in overeenstemming is met
de maatschappelijke ontwikkelingen en dat sociale partners voldoende ruimte
biedt voor eigen verantwoordelijkheid.
Het Kabinet wil goede arbeidsverhoudingen tussen werkgevers en werknemers
bevorderen. De rol van de overheid ligt daarbij vooral in het bieden van de
kaders. Daarbij gaat het zowel om het faciliteren en stimuleren van moderne
arbeidsrelaties, als om de rechtsbescherming van werknemers. Uit deze beleidsdoorlichting
blijkt dat deze kaders momenteel goed lijken te functioneren.
Ondanks het positieve totaalbeeld blijft aandacht noodzakelijk, mede vanwege
een aantal ontwikkelingen die van invloed kan zijn op het stelsel van arbeidsverhoudingen.
Globalisering, demografische- en technologische ontwikkelingen zorgen voor
een sterke dynamiek op de arbeidsmarkt. De individualisering en toenemende
heterogeniteit van de samenleving werpt weer eigen vragen op. Een actueel
thema is de groei van het aantal zzp’ers en de gevolgen daarvan voor
de verzorgingsstaat. Ook de insider-outsider thematiek blijft continue aandacht
vragen. Tenslotte trekken ook de economische ontwikkelingen hun sporen.
Gegeven deze ontwikkelingen is de klassieke vaste baan voor het leven
minder vanzelfsprekend dan vroeger. Dit vereist een verschuiving van baanzekerheid naar werkzekerheid en het herijken van bestaande patronen,
conventies, beleid en instrumenten.
De overheid heeft daarbij een belangrijke rol, maar die rol kent zijn
beperkingen. Zoals de doorlichting van «gelijke behandeling» laat
zien speelt wet- en regelgeving binnen de totale problematiek een fundamentele,
maar relatief ondergeschikte rol. Werkgevers- en werknemers organisaties hebben
een wezenlijke rol en verantwoordelijkheid op het terrein van arbeidsverhoudingen.
Meer nadruk komt ook te liggen op individuele verantwoordelijkheid. Vanuit
die achtergrond bezien zal «het stelsel» onderhouden moeten worden.
Alles overziend kunnen we de conclusie trekken dat het huidige stelsel daartoe
voldoende mogelijkheden biedt.
Bij de beleidsdoorlichting zijn ten behoeve van de onafhankelijke toets
de heer van der Zwan en de heer Jaspers als externen betrokken. Hun eindbeoordeling
is opgenomen in de bijlagen van de beleidsdoorlichting. Naar mening van de
heer van der Zwan is de beleidsdoorlichting een concies en actueel overzicht
van beleidsdoelstellingen en instrumenten, die de effectiviteit van het beleid
in kaart brengt. De heer Jaspers geeft aan dat, ondanks de moeilijkheid van
het «meten» van de resultaten, het rapport een goede indicatie
geeft van de effectiviteit van het gevoerde beleid.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. P. H. Donner