nr. 9
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 18 december 2007
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel XLIII wordt als volgt gewijzigd:
1. De aanhef van het eerste lid komt te luiden: Indien artikel IV
van de Wet OM-afdoening in werking is getreden voor of op het tijdstip waarop
deze wet in werking treedt, wordt deze wet op dat tijdstip als volgt gewijzigd:.
2. In het eerste lid, onderdeel B, vervalt onderdeel A1.
3. In het eerste lid, onderdeel B, wordt in het ingevoegde artikel
XIIIC, onderdeel A.2, in het eerste lid van artikel 10:15 «de artikelen
257a en 257b» vervangen door: de artikelen 257a, 257b en 257ba.
4. Het tweede lid komt te luiden:
2. Indien deze wet in werking is getreden voor of op het tijdstip
waarop artikel IV van de Wet OM-afdoening in werking treedt, worden de navolgende
wetten op dat tijdstip als volgt gewijzigd:
A. In artikel 2, eerste lid, onderdeel o, van de Invorderingswet
1990 wordt na «Algemene wet inzake rijksbelastingen» ingevoegd:
en artikel 10:15, eerste lid, van de Algemene douanewet.
B. De Algemene douanewet wordt als volgt gewijzigd:
B.1. Artikel 10:15 komt te luiden:
Artikel 10:15
1. Ten aanzien van bij deze wet of de daarop berustende bepalingen
strafbaar gestelde feiten met betrekking tot welke het proces-verbaal niet
overeenkomstig artikel 11:3, tweede lid, in handen van de officier van justitie
is gesteld, kan in afwijking van de artikelen 257a en 257b van het Wetboek
van Strafvordering, uitsluitend de inspecteur een strafbeschikking uitvaardigen.
Bij regeling van Onze minister van Financiën kunnen functionarissen
worden aangewezen die deze bevoegdheid namens de inspecteur kunnen uitoefenen.
2. In deze strafbeschikking kan een geldboete worden opgelegd. Voorts
kan deze strafbeschikking aanwijzingen bevatten waaraan de verdachte moet
voldoen. De aanwijzingen kunnen inhouden:
a. afstand van voorwerpen die in beslag zijn genomen en vatbaar zijn
voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer;
b. uitlevering, of voldoening aan de staat van de geschatte waarde,
van voorwerpen die vatbaar zijn voor verbeurdverklaring;
c. voldoening aan de Staat van een geldbedrag gelijk aan of lager
dan het geschatte voordeel – met inbegrip van besparing van kosten –
door de verdachte verkregen door middel van of uit het strafbare feit;
d. het alsnog voldoen aan een uit de douanewetgeving voortvloeiende
verplichting.
3. Een strafbeschikking waarin een geldboete wordt opgelegd van meer
dan € 2000, wordt, in afwijking van artikel 257c, tweede lid, van
het Wetboek van Strafvordering, slechts uitgevaardigd indien de verdachte
daaraan voorafgaand is gehoord.
4. Een geldboete wordt, in zoverre in afwijking van artikel 257g
van het Wetboek van Strafvordering, ingevorderd op de wijze, voorzien in de
Invorderingswet 1990. Daartoe wordt een afschrift van de strafbeschikking
aan de ontvanger ter hand gesteld. De inspecteur of de aangewezen functionaris
bepaalt voorts de termijn binnen welke aan de gegeven aanwijzingen moet zijn
voldaan en zo nodig tevens de plaats waar zulks moet geschieden. De gestelde
termijn kan voor de afloop daarvan eenmaal worden verlengd.
5. In afwijking van artikel 257h, tweede lid, van het Wetboek van
Strafvordering verstrekt de inspecteur desgevraagd een afschrift van een strafbeschikking
aan ieder ander dan de verdachte of zijn raadsman, tenzij verstrekking naar
het oordeel van het bestuur ter bescherming van de belangen van degene ten
aanzien van wie de strafbeschikking is uitgevaardigd of van de derden die
in de strafbeschikking worden genoemd, geheel of gedeeltelijk dient te worden
geweigerd. In het laatste geval kan de inspecteur een geanonimiseerd afschrift
van de strafbeschikking verstrekken.
6. Indien binnen veertien dagen geen afschrift dan wel een geanonimiseerd
afschrift wordt verstrekt, kan de verzoeker een klaagschrift indienen bij
de inspecteur. Deze stelt het klaagschrift, de strafbeschikking en het proces-verbaal
in handen van de officier van justitie, welke het klaagschrift en de processtukken
onverwijld ter kennis brengt van de rechtbank, tenzij hij alsnog aan het verzoek
tegemoetkomt. De procesdeelnemers zijn, in afwijking van artikel 23, vierde
lid, van het Wetboek van Strafvordering niet bevoegd van de inhoud van de
processtukken kennis te nemen dan voor zover de rechtbank zulks toestaat.
7. Artikel 552ab van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige
toepassing.
B.2. In artikel 11:3, tweede lid, derde volzin,
wordt na «vervolging» ingevoegd: of verdere vervolging door deze.
Toelichting
In deze nota wordt een technische aanpassing voorgesteld in de bepalingen
van het wetsvoorstel die de samenloop met de Wet OM-afdoening regelen. De
Wet OM-afdoening bevat een inwerkingtredingsbepaling die het mogelijk maakt
dat de verschillende onderdelen van de wet op verschillende momenten in werking
kunnen treden. Het deel van de wet, dat betrekking heeft op de strafbeschikking
in fiscale zaken en douanezaken (de artikelen IV en X van de Wet OM-afdoening),
zal vanwege de gefaseerde invoering van de Wet OM-afdoening later in werking
treden dan de rest van de wet. De samenloopbepaling in artikel
XLIII van het wetsvoorstel was hier nog niet op afgestemd. Met de onderdelen
1 en 4 van deze nota van wijziging wordt hierin thans voorzien.
Onderdeel 2 houdt verband met het schrappen van artikel 9:14 van de Algemene
douanewet in het voorstel voor een Aanpassingswet vierde tranche Awb (Kamerstukken
II 2006/07, 31 124, nr. 2, hoofdstuk 6, artikel 18, onderdeel G).
Onderdeel 3 bevat een redactionele verbetering (vgl. Kamerstukken II 2006/07,
30 961, nr. 3, blz. 2).
De staatssecretaris van Financiën,
J. C. de Jager