30 979
Aanpassingswet Algemene douanewet

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

1. ALGEMEEN

Het onderhavige voorstel van wet strekt tot de invoering van de Algemene douanewet (Kamerstukken II 2005/06, 30 580) onder intrekking van de Douanewet, de In- en uitvoerwet en de Statistiekwet 1950. De inwerkingtreding van deze Aanpassingswet Algemene douanewet en van de Algemene douanewet geschiedt op hetzelfde tijdstip. Dit tijdstip wordt vastgesteld bij koninklijk besluit.

Het onderhavige wetsvoorstel voorziet voorts in de aanpassing van een groot aantal wetten. Teneinde strijdigheden tussen wijzigingen ingevolge deze aanpassingswet en wijzigingen ingevolge aanhangige wetsvoorstellen te vermijden voorziet dit wetsvoorstel tevens in zogenoemde samenloopbepalingen.

In de memorie van toelichting bij het ontwerp voor de Algemene douanewet (hierna: Adw) is reeds uiteengezet dat die wet betrekking heeft op alle aan de douane opgedragen taken. De douane is de bevoegde autoriteit voor de controle op het (internationale) goederenverkeer, of het nu om fiscale, overige financiële of niet-financiële voorschriften gaat. De voorschriften die het hier betreft zijn het Communautair douanewetboek (verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PbEG L 302)), andersluidende autonome communautaire bepalingen als bedoeld in het Communautair douanewetboek (hierna: CDW), en de materiële bepalingen van de voorschriften opgenomen in de bijlage behorende bij de Adw. Daarnaast ziet de Adw op regelingen uit internationaal recht tot het verlenen van wederzijdse administratieve bijstand inzake goederen en goederenverkeer.

Het geografisch toepassingsgebied van de Adw loopt van de uiterste grenzen van het continentaal plat tot aan de Nederlands–Duitse en Nederlands–Belgische grens.

In de Adw zijn met betrekking tot de heffing van de rechten bij invoer en de rechten bij uitvoer alle noodzakelijke bepalingen opgenomen. Hierdoor is het niet langer noodzakelijk om op de heffing van de rechten bij invoer en de rechten bij uitvoer de Algemene wet inzake rijksbelastingen van toepassing te laten zijn. De inzichtelijkheid lijkt beter gediend met een afzonderlijke regeling zoals die is vastgelegd in de Adw, waarbij de indeling van de rechtstreeks werkende communautaire wetgeving ter zake, het CDW, wordt gevolgd. Tevens wordt met betrekking tot alle taken een gelijk formeelrechtelijk raamwerk beoogd. Immers de douane wordt niet zozeer geconfronteerd met een uit te voeren taak, waarbij per taak een apart formeelrechtelijk kader geldt, maar de douane wordt geconfronteerd met goederen en mensen die daar bij horen. De ambtenaar, in de Adw de inspecteur, moet dan de mogelijkheid hebben deze goederen te controleren en van de belanghebbende bij die goederen te verlangen dat deze bepaalde verplichtingen nakomt. Pas wanneer hij het goed daadwerkelijk kan opnemen, is hij bij machte te bepalen of er bepaalde materiële normen van toepassing zijn op dat goed. De controle van de naleving van die wettelijke materiële normen krijgt dan zijn beslag. Door deze benadering wordt voorkomen dat de ambtenaar in de uitvoeringspraktijk met bijvoorbeeld fiscale bevoegdheden begint om bij zijn werkzaamheden vervolgens over te stappen op niet-fiscale regelgeving teneinde te controleren of deze wordt nageleefd. De Adw voorkomt dit vanuit een holistische benadering, waarbij de goederen en het goederenverkeer centraal staan en waarbij niet per taak een afzonderlijk formeelrechtelijk kader behoeft te worden aangegeven. Deze benadering heeft tot gevolg dat de Adw een algemene wet is, dat wil zeggen een wet die algemene regels voor een rechtsgebied geeft.

Het hiervoor beschrevene heeft tot gevolg dat diverse wetten moeten worden aangepast. Zo moet elke verwijzing naar de Douanewet worden vervangen door een gelijksoortige verwijzing naar de Adw. Doordat de In- en uitvoerwet bij dit wetsvoorstel wordt ingetrokken, dienen eveneens de verwijzingen naar de In- en uitvoerwet te worden vervangen door verwijzingen naar de Adw. De inhoud van deze verwijzingsbepalingen is, op een enkel punt na, materieel gelijk aan de inhoud van de verwijzingsbepalingen naar de Douanewet en de In- en uitvoerwet. Daar waar inhoudelijke verschillen optreden is dit in de artikelsgewijze toelichting aangegeven.

Zoals is aangegeven in de memorie van toelichting bij de Adw is met het in kaart brengen van de gevolgen voor de administratieve lasten gewacht tot de invoeringsbepalingen op het terrein van de niet-fiscale en niet-financiële taken van de douane bekend zouden zijn. Dat is met dit wetsvoorstel het geval. Op grond daarvan zijn de nulmetingen op de domeinen die het betreft nagelopen. De conclusie daarvan is dat het wetsvoorstel geen effecten zal hebben voor de administratieve lasten zoals deze in de nulmetingen zijn opgenomen. Dit strookt met de inschatting dat er met de inwerkingtreding van de Adw geen wezenlijke wijzigingen zullen optreden in de wijze waarop de douane zijn bevoegdheden op grond van de verschillende wettelijke regelingen zal effectueren. Een en ander neemt niet weg dat met de inwerkingtreding van de Adw op het punt van kenbaarheid van bevoegdheden en inzichtelijkheid van regelgeving wel degelijk verbeteringen zullen optreden die ook voor het bedrijfsleven waarneembaar zullen zijn. Deze effecten laten zich echter niet uitdrukken in kwantitatieve administratieve-lastentermen.

Aan dit voorstel zijn geen budgettaire gevolgen of uitvoeringskosten verbonden.

2. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Algemene Zaken; Buitenlandse Zaken; Economische Zaken; Financiën; Justitie

Artikelen I, II, IV, V, XIII, XIV en XVI A

Noodwet voedselvoorziening, Sanctiewet 1977, Prijzennoodwet, Uitvoeringswet verdrag chemische wapens, Wet financiële betrekkingen buitenland 1994, Wet op de economische delicten en Wet wapens en munitie

De Adw geeft de mogelijkheid, voor zover het goederen betreft, die materie te regelen die thans onder de In- en uitvoerwet valt. Naast uiteraard de algemene bepalingen van de Adw treden met name de artikelen 1:4 en 3:1 voor de In- en uitvoerwet in de plaats. Waar het andere aspecten van de In- en uitvoerwet dan goederen betreft wordt verwezen naar artikel XLIX.

Gezien het vorenstaande wordt bij artikel XLVI, onderdeel b, van deze wet de In- en uitvoerwet ingetrokken. In verband met deze intrekking is het noodzakelijk alle verwijzingen in andere wetgeving naar de In- en uitvoerwet te wijzigen in verwijzingen naar de betrokken bepalingen in de Adw dan wel verwijzingen naar de relevante communautaire bepalingen, naar welke de In- en uitvoerwet doorverwees.

De wijzigingen in de artikelen I, II, IV, V, XIII, XIV en XVI A strekken daartoe.

Economische Zaken

Artikel III

Wet beschikbaarheid goederen

Deze wijziging betreft het herstel van een omissie.

Artikel VI

Wet voorraadvorming aardolieproducten 2001

Artikel 13, vierde lid, van de Wet voorraadvorming aardolieproducten kan komen te vervallen aangezien de in die bepaling geregelde bewaarverplichting van de administratie geregeld is in artikel 16 van het CDW in samenhang met artikel 1:32 van de Adw. Hierdoor wordt eveneens een eensluidende termijn die geldt ingevolge artikel 10, derde lid, van Boek 2, titel 1, van het Burgerlijk Wetboek voor rechtspersonen bereikt. Tevens wordt – voor zover de bewaarverplichting betrekking heeft op het beleidsterrein dat is afgedekt door het CDW – een tegenstrijdigheid met genoemd artikel 16 van het CDW weggenomen.

Artikel VII

Mijnbouwwet

Artikel 189 van de Mijnbouwwet kan komen te vervallen aangezien artikel 23, tweede lid, aanhef en onderdeel h, van het CDW in samenhang met artikel 23 van het EG-Verdrag de materie uitputtend regelt. Genoemd artikel 23, tweede lid, aanhef en onderdeel h, bepaalt dat de producten die zijn gewonnen van en uit de buiten de territoriale zee gelegen zeebodem worden beschouwd als producten die geheel en al in het land zijn verkregen dat, met het oog op de exploitatie, exclusieve rechten over deze zeebodem uitoefent. Hierdoor hebben deze producten de «oorsprong» gekregen van dat land. Producten die zijn gewonnen van en uit de zeebodem waar Nederland of een andere lidstaat de exclusieve rechten over de zeebodem buiten de territoriale wateren uitoefent, hebben derhalve een communautaire oorsprong. Dit betekent dat deze producten zich op grond van artikel 23 van het EG-Verdrag bevinden deze goederen zich vervolgens in het vrije verkeer van de Gemeenschap bevinden.

Justitie; Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit; Volksgezondheid, Welzijn en Sport; Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

Artikelen VI, XV, XVIII B, XX, XXI, XXV A.2, XXVIII, XXXI B, XXXII A, XXXV B, XXXVI, XXXIX

Wet op de kansspelen, Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, Kaderwet diervoeders, Zaaizaad- en plantgoedwet 2005, Meetbrievenwet 1981, Wet voorkoming verontreiniging door schepen, Wet luchtvaart, Wet vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart, Warenwet, Wet op de Geneesmiddelenvoorziening en Wet milieubeheer

Teneinde helder aan te geven dat de met name genoemde bepalingen die betrekking hebben op het toezicht op de naleving ook betrekking hebben op de douanecontrole, zijn deze bepalingen in die zin aangepast.

Het begrip douanecontrole is in artikel 4, aanhef en onderdeel 14, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van de Europese gemeenschappen van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (hierna het CDW) gedefinieerd. Deze definitie luidt: het verrichten van specifieke handelingen, zoals verificatie van goederen, controle op de aanwezigheid en de echtheid van documenten, onderzoek van de boekhouding van ondernemingen en onderzoek van andere bescheiden, controle van vervoermiddelen, controle van bagage en andere goederen die personen bij of op zich dragen, en het verrichten van administratief onderzoek en andere soortgelijke handelingen, een en ander om te zorgen voor de naleving van de douanewetgeving en, in voorkomend geval, van de andere bepalingen die op goederen onder douanetoezicht van toepassing zijn. Deze definitiebepaling is ingevolge artikel 1:5 van de Adw van overeenkomstige toepassing op de regelingen die zijn opgenomen in de bijlage bij die wet, wanneer die wet ingevolge artikel 1:1 wordt toegepast. Deze definitiebepaling komt materieel gezien overeen met hetgeen in de praktijk wordt verstaan onder toezicht op de naleving, namelijk de werkzaamheden die door of namens een bestuursorgaan worden verricht om na te gaan of voorschriften worden nageleefd.

Wanneer de inspecteur, bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, onderdeel c, van de Adw en die ressorteert onder de rijksbelastingdienst, een douanecontrole uitvoert met betrekking tot taken voortvloeiende uit de Europese regelgeving of één van de wetten die zijn opgenomen in de bijlage bij de artikelen 1:1 en 1:3 van de Adw moeten ter zake, ingevolge artikel 1:3, vijfde lid, van de Adw, convenanten aangaande de kwantitatieve en kwalitatieve inzet worden afgesloten. Om bij een douanecontrole een kwalitatief goede inzet mogelijk te maken – gelijkelijk geldend voor een effectief toezicht op de naleving –, kunnen aanvullende bepalingen noodzakelijk zijn op het beleidsterrein van de beleidsverantwoordelijke minister.

Artikel 30q, derde lid, van de Wet op de kansspelen, artikel 77, derde lid, onderdeel e, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, artikelen 20, eerste lid, en 21, eerste lid, van de Kaderwet Diervoeders, artikel 43, tweede lid, onderdeel d, van de Zaaizaad- en plantgoedwet 2005, artikel 5, eerste lid, onderdeel f, van de Wet vaartijden en bemanningsterkte binnenvaart, artikel 11, eerste lid, van de Warenwet, artikel 4, vijfde lid, en 26 van de Wet op de geneesmiddelenvoorziening en artikel 10.5 van de Wet milieubeheer geven daartoe de mogelijkheid.

Financiën

Artikel VIII

Algemene wet inzake rijksbelastingen

Nu bij inwerkingtreding van de Adw de heffing van de rechten bij invoer en de rechten bij uitvoer, compenserende rente, kosten voor ambtelijke werkzaamheden en de aan deze rechten en daarbij behorende formaliteiten gerelateerde bepalingen inzake bestuurlijke boeten en de bijzondere bepalingen inzake bezwaar en beroep, strafrecht en strafvordering te behoeve van de wettelijke bepalingen inzake de douane, onder de werking van de Adw vallen en niet langer worden geregeerd door de bepalingen van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, is het noodzakelijk alle bepalingen die alleen van toepassing waren op de genoemde heffing en die bepalingen die alleen van toepassing waren op de wettelijke bepalingen inzake de douane te verwijderen uit de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Artikel VIII draagt daar zorg voor.

Opgemerkt wordt dat de bevoegdheid financiële heffingen op te leggen alleen wordt voorbehouden aan de inspecteur. Wie in deze inspecteur is, wordt ingevolge artikel 1:3, eerste lid, onder c, van de Adw bij ministeriële regeling bepaald. Onder het regiem van de Algemene wet inzake rijksbelastingen was de inspecteur van de douane gemandateerd om namens de Minister van Economische Zaken bepaalde rechten bij invoer bij uitnodiging tot betaling op te leggen. Deze bevoegdheid wordt onder de Adw geattribueerd aan de inspecteur. Voor die rechten bij invoer die onder de beleidsverantwoordelijkheid vallen van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zal eveneens bij ministeriële regeling worden bepaald wie de bevoegdheid krijgt toebedeeld deze heffingen op te leggen. Dit zal in de eerste plaats de inspecteur van de douane zijn. Naast deze inspecteur zullen ook nog de voorzitters van de betrokken bedrijfslichamen, in deze de productschappen, worden aangewezen.

Nu artikel 30a, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen komt te vervallen is een nadere toelichting ter zake van de rechtsbescherming ingeval van een beschikking in de zin van het CDW die niet-schriftelijke is gegeven nuttig.

Artikel 30a, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen regelt dat belanghebbende eerst een bevestiging in de vorm van een schriftelijke beschikking moet vragen van de niet-schriftelijke beschikking ten einde het mogelijk te maken dat deze belanghebbende in bezwaar kan komen. Deze procedure is in wezen een verkapte bezwaarprocedure. Een inspecteur die genegen is tegemoet te komen aan de gronden van het toekomstige bezwaar, zal niet ter bevestiging van een niet-schriftelijke beschikking een schriftelijke beschikking geven die hij later bij de uitspraak op dat bezwaar zal herroepen. Deze inspecteur zal in dit geval direct de niet-schriftelijke beschikking herroepen. Onder de werking van de Adw is dan ook in artikel 8:2, tweede lid, onder meer bepaald dat alle beschikkingen in de zin van artikel 4, aanhef en onder 5, van het CDW voor bezwaar vatbaar zijn. Hieronder vallen derhalve ook niet-schriftelijke beschikkingen. Het schriftelijk element van een beschikking speelt uiteraard wel een rol in de bewijsvoering in die zin dat verwarring zou kunnen bestaan of een beschikking genomen is en zo ja of deze die inhoud heeft waartegen belanghebbende bezwaren heeft. In die gevallen kan of belanghebbende om een schriftelijke beschikking vragen in de zin van artikel 6 van het CDW dan wel wordt bij de behandeling van een ingediend bezwaar duidelijk dat sprake is van een vergissing.

Artikel IX

Wet op de omzetbelasting 1968

In onderdeel A wordt artikel 18 aangepast aan de huidige citeertitel van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en de daarin gehanteerde nummering van de bepalingen na het tot stand komen van het Verdrag van de Europese Unie. Voorts is op 23 juli 2002 het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal komen te vervallen. De rechten en plichten die uit dat verdrag voortvloeien zijnovergenomen door de Europese Gemeenschap. De aanpassingen in de onderdelen B en C zijn eveneens van technische aard.

Artikel X

Invorderingswet 1990

Na de inwerkingtreding van de Adw blijft de Invorderingswet 1990 van kracht voor de invordering van de rechten bij in- en uitvoer, de invoerrechten, de compenserende rente, de kosten van ambtelijke werkzaamheden en de op grond van hoofdstuk 9 van de Adw opgelegde bestuurlijke boeten. De bij artikel X aangebrachte wijzigingen behelzen alleen technische aanpassingen in die zin dat daar waar naar bepalingen van de Douanewet werd verwezen nu naar bepalingen van de Adw wordt verwezen. Bij onderdeel B, wijziging van artikel 3, vierde lid, is van de gelegenheid gebruik gemaakt de naamgeving van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij te vervangen door de thans geldende naamgeving, te weten het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Daarnaast is dit vierde lid aangepast aan de huidige situatie in die zin dat het begrip «landbouwheffingen» is vervangen door een verwijzing naar het CDW. Landbouwheffingen als zodanig bestaan niet meer. Tijdens de zogenoemde Uruguay-ronde in het kader van de GATT zijn onder andere afspraken gemaakt ten aanzien van deze sterk fluctuerende landbouwheffingen (GATT-overeenkomst inzake landbouw). Deze afspraken en de uitvoering daarvan zijn neergelegd in Verordening 3290/94, welke grotendeels van toepassing is met ingang van 1 juli 1995 (Verordening 3290/94 van de Raad van 22 december 1994 inzake de aanpassingen en de overgangsmaatregelen in de landbouwsector voor de tenuitvoerlegging van de overeenkomsten in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde, PbEG L 349). De GATT-overeenkomst inzake landbouw omvat onder meer de verplichting om alle maatregelen die de invoer van landbouwproducten beperken in douanerechten om te rekenen (de zogenoemde tarificatie). Dit heeft tot gevolg gehad dat de landbouwheffingen die golden in het kader van de gemeenschappelijke marktordeningen, moesten worden afgeschaft en dat douanerechten die volgens de genoemde overeenkomst van toepassing zijn voor landbouwproducten voortaan moesten worden vastgesteld in het gemeenschappelijk douanetarief.

Uit het voorgaande volgt dat de tarificatie vanaf 1 juli 1995 min of meer tot gevolg heeft gehad dat de meeste heffingen ten aanzien van landbouwproducten sindsdien als rechten van het gemeenschappelijk douanetarief hebben te gelden en als zodanig niet langer in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opkomen. De in dat kader nog resterende heffingen (zoals bijvoorbeeld aanvullende invoerrechten) moeten worden aangemerkt als «belastingen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid», de verwijzing in artikel 3, vierde lid, naar het CDW is dan ook een verwijzing naar de belastingen bij invoer en uitvoer die zijn vastgesteld in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid of in het kader van specifieke regelingen die op bepaalde door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen van toepassing zijn. De term «landbouwheffingen» wordt overigens sinds 1 januari 1997 niet meer in het CDW gebruikt.

Artikelen XI en XII

Wet op de accijns en Wet op de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten

De aanpassingen zijn van technische aard.

Justitie; Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit; Onderwijs, Cultuur en Wetenschap; Verkeer en Waterstaat; Volksgezondheid, Welzijn en Sport; Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

Artikelen XVI B, XIX, XXII, XXIV, XXVI A, XXIX, XXX, XXXII B, XXXIV, XXXV C.1, XXXVII en XL

Wet wapens en munitie, Flora- en faunawet, Wet tot behoud van cultuurbezit, Vaarplichtwet, Binnenschepenwet, Wet vervoer binnenvaart, Wet goederenvervoer over de weg, Wet vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart, Wet capaciteitsbeheersing binnenvaartvloot, Warenwet, Wet voorkoming misbruik chemicaliën en Wet explosieven voor civiel gebruik

Door de inwerkingtreding van de Adw is de inspecteur, bedoeld in artikel 1:3, aanhef en onder c, van de Adw bij wetsduiding onder meer belast met de taak te controleren of de bepalingen bij of krachtens de in wettelijke regelingen die in de bijlage bij de Adw zijn opgenomen, zijn vastgesteld, op de juiste wijze worden nageleefd. Het betreft hier zowel communautaire als nationale bepalingen. De inspecteur kan daarbij de bevoegdheden die hem bij de Adw zijn toegekend aanwenden. Deze inspecteur kan zijn taak en de daarbij benodigde bevoegdheden al dan niet beperkt mandateren aan de functionarissen die onder hem ressorteren. Deze functionarissen zijn – voor zover deze inspecteur ressorteert onder de rijksbelastingdienst – de ambtenaren van de rijksbelastingdienst. Doordat de Adw een algemene wet is, hiermede wordt bedoeld een wet die algemene regels voor een rechtsgebied geeft, hoeft in de bijzondere wet geen verwijzing plaats te vinden naar de Adw.

Als gevolg van het vorenstaande behoeven de ambtenaren van de rijksbelastingdienst, bevoegd inzake douane geen zelfstandige vermelding meer in de bepalingen die bij of krachtens de desbetreffende bijzondere wetten zijn vastgesteld. De onderhavige wijzigingen strekken daartoe en beperkten daar waar nodig, de aanwijzing tot anderen dan deze genoemde ambtenaren.

Opgemerkt wordt dat de genoemde inspecteur, voor zover het bepalingen bij of krachtens de in de wettelijke regelingen die in de bijlage bij de Adw zijn opgenomen betreft, alleen een controlerende taak heeft ten aanzien van de bepalingen in de bijzondere wetgeving die zien op goederen en het goederenverkeer. De mate waarin deze inspecteur de douanecontrole uitvoert wordt neergelegd in de ingevolge artikel 1:3, vijfde lid, van de Adw af te sluiten convenanten. Hierbij wordt de kwantitatieve en kwalitatieve inzet van de functionarissen die ressorteren onder de rijksbelastingdienst met betrekking tot de douanecontrole bepaald. Het ligt in de rede ten aanzien van de inspecteur van de rijksbelastingdienst, bevoegd inzake de douane daarbij te bepalen dat het zwaartepunt van zijn controlerende taak ligt daar waar deze inspecteur zich normaliter bevindt binnen het logistieke proces.

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Artikel XVII

Landbouwwet

De bevoegdheid tot het instellen van een recht bij invoer of een recht bij uitvoer ligt ingevolge artikel 26 van het EG-verdrag geheel en al bij de Gemeenschap en wordt uitgeoefend door de Raad van de Europese Unie. Het betreft hier een zogenoemde exclusieve expliciete bevoegdheid van de Gemeenschap. De lidstaten zijn derhalve niet bevoegd. De wijzigingen brengen de bepalingen van de Landbouwwet hiermee in overeenstemming.

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit; Verkeer en Waterstaat

Artikelen XVIII A, XXIII

Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, Wet op de strandvonderij

Bij artikel XLVI wordt onder meer de Douanewet ingetrokken. De verwijzing naar de Douanewet is door onderhavige wijzigingen aangepast in een verwijzing naar de corresponderende bepalingen in de Adw.

Verkeer en Waterstaat; Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Artikel XXV A.1, XXVI B, XXVIII, XXXI, XXXIII en XXXV C.2

Meetbrievenwet 1981, Binnenschepenwet, Wet voorkoming verontreiniging door schepen, Wet luchtvaart, Zeevaartbemanningswet en Warenwet

Teneinde helder aan te geven dat de met name genoemde bepalingen die betrekking hebben op de toezichthouder ook betrekking hebben op de inspecteur, bedoeld in de Adw, zijn deze bepalingen in die zin aangepast. Dit heeft tot gevolg dat de taak die ingevolge de Meetbrievenwet 1981 onderscheidenlijk de Warenwet door de inspecteur kan worden uitgevoerd qua omvang niet afwijkt van die van de toezichthouder. Voorts heeft de aanpassingen tot gevolg dat met name genoemde bijzonderheden in de Binnenschepenwet (afgifte vorderen van ongeldige certificaten van onderzoek en vaarbewijzen), Wet voorkoming verontreiniging door schepen (in acht nemen van het VN-Zeerechtverdrag), Wet luchtvaart (beperking douanecontrole, belemmeren vertrek luchtvaartuigen), onderscheidenlijk de Zeevaartbemanningswet (verzoek aanhouding schip) zowel gelden voor de toezichthouder als de inspecteur.

Opgemerkt wordt wel dat terzake van de kwalitatieve en kwantitatieve inzet van de functionarissen die ressorteren onder de rijksbelastingdienst met betrekking tot de douanecontrole van het bepaalde bij of krachtens een communautair of ander wettelijk voorschrift dat is opgenomen in de bijlage bij de Adw, convenanten worden afgesloten met het beleidsverantwoordelijke departement.

Verkeer en Waterstaat

Artikel XXV A.3

Meetbrievenwet 1981

Artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht verplicht een ieder aan een toezichthouder binnen de door hem gestelde redelijke termijn alle medewerking te verlenen die hij redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden. Artikel 1:5 van de Adw in samenhang met artikel 14 van het CDW verplicht elke persoon die direct of indirect bij de desbetreffende transacties die in het kader van het goederenverkeer worden verricht, is betrokken aan de inspecteur op zijn verzoek en binnen de eventueel vastgestelde termijnen alle nodigde bescheiden en inlichtingen, ongeacht de dragers waarop die bescheiden en inlichtingen zich bevinden, te verstrekken en aan de inspecteur alle nodige bijstand te verlenen.

Mede gezien de toelichting op artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht (Kamerstukken II 1993/94 23 700, nr. 3, p. 147) bevatten de genoemde artikelen 5:20 en 14 materieel gezien dezelfde verplichting. Teneinde de formele gevolgen van het niet voldoen aan de in die artikelen genoemde verplichtingen gelijk te stellen is onderhavige wijziging doorgevoerd. Deze wijziging houdt in het kort in het gelijkstellen van de gevolgen bij het niet nakomen van de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 14 van het CDW aan die van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht. Op deze wijze is het voor het betrokken bestuursorgaan, bedoeld in de onderhavige gewijzigde regelingen, eveneens mogelijk op te treden tegen het niet nakomen van de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 14 van het CDW. Het betreft hier het niet verlenen van expeditie (Meetbrievenwet 1981).

Artikel XXVII

Wet vervoer over zee

De wijzigingen in onderdeel A en onderdeel B.1. zijn van technische aard. De vervanging van het begrip «de belastingdienst» door het begrip «de inspecteur, bedoeld in de Adw» respectievelijk «de ontvanger, bedoeld in de Adw» is ingegeven door het feit dat de (rijks)belastingdienst op zichzelf geen bestuursorgaan is, de inspecteur en de ontvanger daarentegen zijn dat wel.

Onderwerpen vallend onder de reikwijdte van regelgeving genoemd in de bijlage van de Adw vallen ingevolge artikel 1:1 van die Adw naast andere met name genoemde onderwerpen onder de reikwijdte van die wet. De Wet vervoer over zee staat in genoemde bijlage vermeld en valt mitsdien onder de reikwijdte van de Adw. Het van overeenkomstige toepassing verklaren van de Adw nu de Douanewet bij artikel XLVI wordt ingetrokken is derhalve niet nodig. De onderhavige wijziging in onderdeel B.2. beperkt zich dan ook tot het laten vervallen van de verwijzing naar de Douanewet.

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Artikel XXXV A en C

Warenwet

Na de inwerkingtreding van de Adw oefent de inspecteur, bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, onderdeel c, van de Adw, zijn controletaak ingevolge de Warenwet niet meer uit met behulp van de bevoegdheden, bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht. In een aantal gevallen moeten de gevolgen van het aanwenden van bevoegdheden uit de Adw dezelfde gevolgen hebben als soortgelijke bevoegdheden uit de Algemene bestuursrecht. De onderhavige wijziging strekt daartoe en regelt voor de toepassing van artikel 32k van de Warenwet dat het onderzoek, bedoeld in het CDW en de Adw, gelijk wordt geschakeld met het onderzoek, bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel XXXVIII B

Opiumwet

Doordat bij artikel XXXVIII, onderdeel A, artikel 8j van de Opiumwet is gewijzigd, moet de consequentie daarvan doorwerken in artikel 8k van de Opiumwet. Teneinde de opsporingsbevoegdheid van de ambtenaren van de rijksbelastingdienst, bevoegd inzake douane, te behouden, moet dit nu uitdrukkelijk worden vermeld. Onderhavige wijziging strekt daartoe.

Overige bepalingen

Artikel XLI tot en met XLV

Samenloopbepalingen

Een aantal wetten dat wordt aangepast in verband met het totstandkomen van de Adw is ook onderwerp van aanpassing als gevolg van wetsvoorstellen die nog aanhangig zijn dan wel wetten die nog in werking moeten treden. Onderhavige bepalingen strekken tot regeling van deze samenloop. Het betreft hier de volgende wetsvoorstellen en wetten:

– voorstel van wet tot vaststelling van regels omtrent de publiekrechtelijke registratie van zeeschepen in Nederland (Wet publiekrechtelijke registratie zeeschepen) (Kamerstukken II 2001/02, 28 180);

– voorstel van wet tot vaststelling van een nieuwe Geneesmiddelenwet (Kamerstukken II 2003/04, 29 359);

– Wet OM-afdoening;

– voorstel van wet houdende regels over inbewaringneming en instelling van een vordering tot teruggave van cultuurgoederen afkomstig uit een tijdens een gewapend conflict bezet gebied (Wet tot teruggave cultuurgoederen afkomstig uit bezet gebied) (Kamerstukken II 2004/05, 30 165);

– voorstel van wet tot wijziging van de Warenwet teneinde een mogelijkheid op te nemen tot het stellen van hygiënevoorschriften bij het tatoeëren en het piercen en tot het houden van toezicht daarop, de werking van die wet uit te breiden tot eet- en drinkwaren die worden verhandeld op het continentaal plat, alsmede tot strafbaarstelling van artikel 27, derde lid, van die wet op grond van de Wet op de economische delicten (Kamerstukken II 2004/05, 30 173);

De inhoudelijke wijzigingen die bij de samenloopbepalingen worden doorgevoerd, zijn inhoudelijk gelijk aan die van de andere bepalingen behorende bij dit voorstel van wet dan wel houden rekening met de door hiervoor genoemde wetvoorstellen beoogde wijzigingen. Voor een toelichting op bedoelde wijzigingen wordt dan ook verwezen naar de toelichtingen op de overige bepalingen.

Artikel XLVI

Intrekking van diverse wetten

De van belang zijnde bepalingen van de Statistiekwet 1950 en de In- en uitvoerwet zijn opgegaan in de Adw zodat deze evenals de Douanewet kunnen worden ingetrokken. Zo is de werking van artikel 1 van de Statistiekwet 1950 gewaarborgd via artikel 2:1, aanhef en onder g, van de Adw. De inhoud van de strafbepalingen uit de Statistiekwet 1950 wordt overgenomen door de strafbepalingen van de Adw. De overige bepalingen zijn of redundant doordat er geen samenloop meer bestaat met de douanewetgeving of zouden buiten toepassing moeten worden gelaten door de directe werking van het CDW. De Adw voorziet eveneens in artikel 1:33 in een verplichting voor de inspecteur het Centraal Bureau voor de Statistiek van informatie te voorzien.

De werking van de In- en uitvoerwet, met name de mogelijkheid tot het instellen van een invoer- of uitvoerbesluit, is gewaarborgd via artikel 1:4 en artikel 3:1 van de Adw. De overtredingen van zaken die vielen onder de In- en uitvoerwet, en door de inwerkingtreding van de Adw onder deze laatstgenoemde wet zijn komen te vallen, blijven strafbaar gesteld bij de Wet op de economische delicten. De Wet op de economische delicten is dienovereenkomstig aangepast (artikel XIV).

Artikel XLVII

Overgangsbepalingen

De overgangsbepalingen strekken er toe om het hele complex van onderling verweven wetgeving met betrekking tot douanetoezicht en douanecontrole zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van de Adw en daarmede ook de Aanpassingswet Adw in stand te laten voor de afwikkeling van de in deze bepaling genoemde feiten die zich onder die wetgeving hebben voorgedaan.

Onderdeel a ziet naast de rechten bij invoer en de rechten bij uitvoer tevens op de nationale verbruiksbelastingen voor zover die met overeenkomstige toepassing van de Douanewet werden geheven. De term invoerrecht is gebruikt om twee redenen. De eerste reden is het feit dat de communautaire wetgever op een enkele plek in het CDW en verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PbEG L 253) op een enkele plek deze term gebruikt in plaats van de term rechten bij invoer. De tweede reden is dat in voor het Koninkrijk verbindende verdragen deze term wordt gebruikt.

Onderdeel b bewerkstelligt dat op feiten die zich vóór de dag van inwerkingtreding van deze wet hebben voorgedaan het toen geldende regime van strafrecht, strafvordering en bestuurlijke boeten van toepassing is.

Opgemerkt wordt dat voor de bezwaar- en beroepsprocedures niet is voorzien in overgangsrecht. Dit betekent dat vanaf het moment van inwerkingtreding van de Adw de in die wet opgenomen procedures ook van kracht zijn voor alle zaken die hun oorzaak hebben dan wel aanhangig zijn gemaakt voor de inwerkingtreding van de Adw.

Artikel XLVIII

Overgangsbepalingen

Voor beschikkingen die zijn afgegeven, meestal in de vorm van vergunningen of toelatingen, op grond van nationale bepalingen wordt het wenselijk geoordeeld deze niet automatisch te laten doorlopen doch een overgangsperiode te creëren waarin deze kunnen worden aangepast aan de nieuwe regelgeving.

De overgangsbepalingen met betrekking tot nog resterende technische punten zullen worden opgenomen in een ministeriële regeling.

Artikel XLIX

In- en uitvoerwet

De In- en uitvoerwet wordt ingetrokken bij artikel XLVI van deze wet. Het gedeelte van de In- en uitvoerwet dat ziet op goederen wordt overgenomen door de Adw. Echter, de Adw kent, waar het andere aspecten van de In- en uitvoerwet dan goederen betreft, niet dezelfde mogelijkheden als de In- en uitvoerwet (in het bijzonder de mogelijkheden gegeven bij artikel 1, tweede lid, en artikel 2, derde lid, onderdeel d, van de In- en uitvoerwet). Het ligt in de bedoeling van de minister van Economische Zaken om een wetsvoorstel op te stellen om regels te stellen ten aanzien van aan strategische goederen gerelateerde zaken, zoals kennis of transacties. Echter, zolang hierin nog niet is voorzien, wordt in deze wet voorzien in het voortbestaan van de In- en uitvoerwet voor zover het betreft de strategische diensten. Op het moment dat in wetgeving op dit gebied is voorzien, kan deze bepaling vervallen. Deze bepaling wordt dan ingetrokken op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel L

Inwerkingtreding

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. De datum van inwerkingtreding zal dezelfde zijn als die van de Adw.

Artikel LI

Citeertitel

Dit artikel bepaalt de citeertitel van deze wet en stelt deze vast als: Aanpassingswet Algemene douanewet.

De Staatssecretaris van Financiën,

J. C. de Jager

Naar boven