30 977 AIVD

Nr. 81 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES EN VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 februari 2014

Enige leden hebben in het plenaire debat van hedenavond (Handelingen II 2013/14, nr. 52, debat over het verzamelen van metadata telefoonverkeer door Nederlandse veiligheidsdiensten) verzocht om informatie over het vertrouwelijk informeren van de Tweede Kamer over zaken aangaande de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Hierbij voldoen wij aan dit verzoek.

De Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 (Wiv 2002) bepaalt in artikel 8, vierde lid:

«onze betrokken Minister kan de gegevens, bedoeld in het derde lid, vertrouwelijk meedelen aan een of beide Kamers der Staten-Generaal.»

Het is aan de Kamer te beoordelen op welke wijze dit geschiedt. Dat heeft de Kamer gedaan via de brief van 10 november 2009 (Kamerstuk 30 977 / 29 924, nr. 25) van de toenmalige voorzitter van de CIVD, de heer Van Geel, aan de voorzitter van de Tweede Kamer:

«(...) kunnen de betrokken Ministers deze gegevens vertrouwelijk meedelen aan een of beide kamers der Staten-Generaal. In de praktijk is dat voor de Tweede Kamer de commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CIVD). De Eerste Kamer heeft geen vergelijkbare commissie ingesteld.»

Een afschrift van deze brief is gedrukt onder Kamerstuk 30 977 / 29 924, nr. 25). Kortheidshalve verwijs ik u naar de inhoud ervan.

Deze brief heeft sindsdien de handelwijze van de verantwoordelijke Ministers bepaald.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

Naar boven