30 977 AIVD

Nr. 109 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES EN VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 februari 2015

In reactie op het verzoek van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken d.d. 23 januari 2015 naar aanleiding van de interviews van de heer Snowden in Nieuwsuur en De Volkskrant, laten wij u het volgende weten.

De Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten AIVD en MIVD voeren hun activiteiten uit op grond van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv 2002). In deze wet zijn de vereisten van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens nadrukkelijk verdisconteerd1. De Wiv 2002 stelt kaders voor de samenwerking met buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten en de inzet van bijzondere bevoegdheden. De wet biedt geen ruimte voor hetgeen de heer Snowden stelt.

De AIVD en MIVD werken internationaal nauw samen, bijvoorbeeld in het kader van de bestrijding van het terrorisme en ter ondersteuning van militaire operaties. De aard van de samenwerking met buitenlandse diensten wordt (mede) bepaald door criteria zoals de democratische inbedding van de desbetreffende dienst, het mensenrechtenbeleid van het desbetreffende land, de professionaliteit en betrouwbaarheid en het karakter van de dienst. Per dienst waarmee wordt samengewerkt of waarmee samenwerking wordt overwogen wordt een weging gemaakt van de relatie. Daarbij worden de genoemde criteria betrokken. De Commissie evaluatie Wiv 2002 (de commissie-Dessens) heeft aanbevelingen gedaan om de criteria voor de aard van de samenwerking in de wet op te nemen alsmede de toestemming van het delen van grote hoeveelheden ruwe gegevens («bulkdata») met buitenlandse diensten op ministerieel niveau te leggen. Deze aanbevelingen worden meegenomen in de aanstaande wijziging van de Wiv 2002.

In afwachting hiervan is de werkwijze van de diensten aangepast, in die zin dat nu voor het delen van bulkdata met buitenlandse diensten toestemming wordt gevraagd aan de betrokken Minister. Ten aanzien van de inzet van de relevante bijzondere bevoegdheden geldt dat hiervoor ministeriële toestemming nodig is, waarbij proportionaliteit, subsidiariteit en noodzakelijkheid zorgvuldig moeten worden gemotiveerd.

De Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) houdt toezicht op de rechtmatigheid van de uitvoering van de Wiv 2002. In dit kader heeft de CTIVD meerdere rapporten uitgebracht die de samenwerking met buitenlandse diensten betreffen, waaronder het meest recente rapport nr. 38 (2014) over gegevensverwerking op het gebied van telecommunicatie. Dit rapport betreft het onderzoek dat de CTIVD uitvoerde op verzoek van uw Kamer naar aanleiding van de onthullingen over de NSA in 2013. Er is volgens de CTIVD geen sprake van het stelselmatig buiten de wet om verwerven van (persoons)gegevens door de AIVD en de MIVD.

Van buitenlandse druk om wetgeving aan te passen is evenmin sprake. Wetgeving wordt door regering en parlement vastgesteld. De aanbeveling om de interceptiebepalingen in de Wiv 2002 te wijzigen komt van de onafhankelijke commissie-Dessens. Eerder kwamen de CTIVD en de Adviesraad Internationale Vraagstukken tot een soortgelijke aanbeveling. Het kabinet heeft de aanbeveling overgenomen. Overigens worden gelijktijdig de waarborgen ter bescherming van de privacy aangescherpt2.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert


X Noot
1

Kamerstuk 25 877, nr. 3 (MvT).

X Noot
2

Kamerstuk 33 820, nr. 4.

Naar boven