nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is om richtlijn
nr. 2005/85/EG van de Raad van 1 december 2005 betreffende minimumnormen
voor de procedures in lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus
(PbEU L 326) in de Vreemdelingenwet 2000 te implementeren;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Vreemdelingenwet 2000 wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan Artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt door een puntkomma in
onderdeel o, een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:
p. richtlijn asielprocedures: Richtlijn nr. 2005/85/EG van de Raad
van de Europese Unie van 1 december 2005 betreffende minimumnormen voor
de procedures in lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus
(PbEU L 326).
B
Aan artikel 30 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels
gesteld met betrekking tot het eerste lid, onder d.
C
Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel k door
een puntkomma wordt in het tweede lid een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:
l. de vreemdeling afkomstig is uit een land dat ingevolge artikel
29 van de richtlijn asielprocedures door de Raad is opgenomen in de in dat
artikel bedoelde gemeenschappelijke minimumlijst van derde landen die als
veilig land van herkomst worden beschouwd.
2. In het derde lid wordt de zinsnede «het tweede lid, onder
j en k» vervangen door: «het tweede lid, onder g tot en met l».
D
Er wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 31a
1. De aanvraag wordt niet aangemerkt als herhaalde aanvraag als bedoeld
in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht, indien:
a) een eerdere aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning
voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 is afgewezen op grond van artikel
30, eerste lid, onder d, of met toepassing van artikel 31, tweede lid, onder
h, en
b) het betrokken derde land de vreemdeling niet tot zijn grondgebied
heeft toegelaten, en
c) de vreemdeling wederom een aanvraag indient tot het verlenen van
een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere
regels worden gesteld met betrekking tot het eerste lid.
ARTIKEL II
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie,