30 972
Wijziging van de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen in verband met het vervallen van de termijnstelling voor het ter beschikking stellen van middelen aan het Bureau ten behoeve van de vervulling van zijn taken

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 11 april 2007

De vaste commissie voor Justitie1 belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen tijdig zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Met belangstelling hebben de leden van de CDA-fractie kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel. Deze leden hebben kennisgenomen van het feit, dat de opslag op de invordering niet kostendekkend is voor het totaal door het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) gemaakte kosten. De vraag zou gesteld kunnen worden of dan het opslagpercentage verhoogd moet worden. Veel relevanter echter vinden de leden van de CDA-fractie de vraag hoe het kan dat in het referentiejaar 2005, 20% van de alimentatieplichtigen onvindbaar blijkt te zijn. In memorie van toelichting wordt wel dit percentage genoemd, maar er wordt geen enkele verklaring voor gegeven. Deze leden lezen hieruit dat er in onderhavige gevallen wél de identiteit van de alimentatieplichtige vast staat. Kan de regering aangeven wat de oorzaken zijn voor deze onvindbaarheid?

Is daarnaast aan te geven in hoeveel van deze gevallen het vaders, dan wel moeders betreft van de alimentatiegerechtigden en/of het anderen betreft die in een familierechtelijke betrekking tot de alimentatiegerechtigde staat, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

De leden van de CDA-fractie hebben tevens in de memorie van toelichting gelezen, dat met behulp van het LBIO alsnog de onderlinge betaling van kinderalimentatie op gang is gebracht. In 2005 in 55% van de gevallen. Kan de regering aangeven welk bedrag aan inkomsten hierdoor wordt misgelopen door het LBIO en of betrokkenen op andere wijze voor deze kosten kunnen worden aangesproken nu zij klaarblijkelijk in eerste instantie niet aan hun verplichtingen hebben voldaan.

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij zien geen aanleiding vragen te stellen, nu het voorstel er toe strekt de termijnstelling voor de subsidieverlening te schrappen. Het is immers gebleken, dat volledige kostendekkendheid van het LBIO niet gerealiseerd is en niet haalbaar zal zijn, hetgeen er toe leidt dat de verstrekking van subsidie noodzakelijk blijft.

De leden van de VVD-fractie kunnen instemmen met het schrappen van de termijnstelling voor subsidieverlening nu is gebleken dat volledige kostendekkendheid niet gerealiseerd is en ook in de toekomst niet haalbaar zal zijn.

De leden van de VVD-fractie hebben slechts enkele vragen aan de regering. De subsidieverlening is niet langer aan een termijn gebonden waardoor de vergoeding van overheidswege van de kosten voor de verschillende aan het LBIO opgedragen taken op dezelfde voet is geregeld.

Kan de regering nader inzicht geven in het meerjarenbeleidsplan en de raming van de kosten voor de komende jaren die middels de subsidieverstrekking zullen worden gecompenseerd? In hoeverre voorziet de regering, of het LBIO, in de toekomst een verandering in deze kosten voor de aan het LBIO opgedragen taken? En indien een verandering wordt verwacht, welke, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

De leden van de PVV-fractie zijn bekend met het feit, dat het LBIO niet volledig kostendekkend heeft kunnen functioneren en dat dit ook voor de toekomst niet haalbaar zal zijn. Vanuit dit oogpunt steunen deze leden het wetsvoorstel, dat er in voorziet het derde lid van artikel 15 Wet LBIO te wijzigen. De leden van de PVV-fractie willen hierbij wel de kanttekening maken, dat deze wetswijziging alles behalve een vrijbrief mag zijn voor een verslechtering van de kostendekking van het LBIO in de toekomst. Volledige kostendekking kan – zoals nu blijkt – niet mogelijk zijn, maar stabilisatie of verbetering van de kostendekking moet wel als doel worden gesteld, zo menen deze leden.

De leden van de PVV-fractie willen graag weten of in gevallen waarin de inningkosten niet in rekening kunnen worden gebracht van de alimentatieplichtige (bijvoorbeeld bij de inningen op grond van het Verdrag van New York) deze wellicht in mindering kunnen worden gebracht op aan de alimentatiegerechtigde uit te keren bedragen.

De voorzitter van de commissie,

De Pater-van der Meer

Adjunct-griffier van de commissie,

Bošnjaković-van Bemmel


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), De Wit (SP), Van Beek (VVD), Van der Staaij (SGP), Arib (PvdA), De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Wolfsen (PvdA), Joldersma (CDA), Gerkens (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van Velzen (SP), Azough (GL), Griffith (VVD), Teeven (VVD), Kalma (PvdA), De Roon (PVV), Verdonk (VVD), Pechtold (D66), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Bouwmeester (PvdA), Van Toorenburg (CDA) en Anker (CU).

Plv. leden: Sterk (CDA), Langkamp (SP), Weekers (VVD), Van der Vlies (SGP), Van Dijken (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Jager (CDA), Gill’ard (PvdA), Jonker (CDA), Roemer (SP), De Vries (CDA), Abel (SP), Halsema (GL), Blok (VVD), Van Miltenburg (VVD), Dijsselbloem (PvdA), Fritsma (PVV), Zijlstra (VVD), Koşer Kaya (D66), Ouwehand (PvdD), Spekman (PvdA), Van Gijlswijk (SP), Bouchibti (PvdA), Van Haersma Buma (CDA) en Slob (CU).

Naar boven