Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | 30970 nr. 6 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | 30970 nr. 6 |
Ontvangen 31 mei 2007
Met belangstelling is kennis genomen van het verslag van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij het voorliggende wetsvoorstel. Het wetsvoorstel betekent concreet wijziging van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet SUWI), de Wet werk en bijstand (WWB), de Werkloosheidswet (WW) en enige andere wetten in verband met eenmalige gegevensuitvraag aan burgers. Uit oogpunt van dienstverlening wordt in dit wetsvoorstel geregeld dat, via een groeipad, elk gegeven dat de ketenpartners werk en inkomen nodig hebben voor hun taakuitvoering slechts eenmaal mag worden gevraagd.
Met genoegen wordt geconstateerd dat een meerderheid van de fracties in hun schriftelijke inbreng in positieve zin heeft gereageerd op de doelstelling van het wetsvoorstel.
Voordat ingegaan wordt op de vragen en opmerkingen van de leden van de verschillende fracties worden kort nog doel en strekking van dit wetsvoorstel vermeld.
In mei 2005 heeft de Expertcommissie informatievoorziening en elektronische dienstverlening SUWI het rapport «De burger bediend!» opgeleverd (Kamerstukken II, 2004/2005, 26 448, nr. 206). Naar aanleiding van dit rapport kondigde de toenmalige staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan dat de dienstverlening aan de burger beter kan én moet. Hij kondigde aan een wetsvoorstel te zullen indienen dat een wettelijk verbod op dubbele gegevensuitvraag in de SUWI-keten zou regelen. Ter ondersteuning hiervan zou tevens een digitaal klantdossier worden ontwikkeld. Met het onderhavig wetsvoorstel wordt invulling gegeven aan deze toezegging.
Het wetsvoorstel sluit aan bij het traject waarin alle overheden de bij wet in te stellen basisregistraties moeten gaan gebruiken als authentieke bron van gegevens met als gevolg dat de persoon, wiens gegeven het betreft, dit gegeven niet hoeft te verstrekken. Dit wetsvoorstel loopt vooruit op de totstandkoming van basisregistraties door de eisen die voor de basisregistraties gelden voor de keten werk en inkomen (SUWI-keten) concreet in te vullen met nadere regelgeving voor de samenwerking bij de verwerking van gegevens in het SUWI-domein.
Het wetsvoorstel verankert de eenmalige gegevensuitvraag op de volgende wijze:
• Het beginsel is dat gegevens waarover de SUWI-organisaties uit met name genoemde (basis)registraties kunnen beschikken voor de uitvoering van hun taken, niet aan de klant mogen worden gevraagd. Voor de door de instanties uit te vragen gegevens, worden op het niveau van de wet (basis)registraties genoemd, die nu reeds in artikel 33a van de Wet SUWI (met betrekking tot het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV)) worden aangeduid: de polisadministratie, de verzekerdenadministratie van de Sociale verzekeringsbank (SVB) en de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA). Overige registraties/gegevens kunnen worden aangewezen bij algemene maatregel van bestuur (amvb). Op deze wijze kan de reikwijdte van de eenmalige gegevensuitvraag flexibel aansluiten op het groeipad van het digitaal klantdossier en de inrichting van de omgekeerde intake. In een bijlage bij het Besluit SUWI zal worden geregeld welke gegevens niet meer worden uitgevraagd naast de authentieke gegevens, die op grond van andere wetten zijn aangewezen (zoals de Wet GBA).
• In het kader van de uitwerking van de reeds aan SUWI ten grondslag liggende samenwerking wordt voorts expliciet geregeld dat het UWV en gemeenten bij de intake van de aanvraag voor een WW- of WWB-uitkering geen informatie mogen uitvragen die de Centrale organisatie werk en inkomen (CWI) al heeft ingewonnen. Op die wijze wordt benadrukt, dat de taakverdeling tussen de CWI enerzijds en het UWV en de gemeenten anderzijds bij de behandeling van de aanvraag voor deze uitkeringen met zich brengt, dat gegevens niet dubbel worden uitgevraagd.
• Voor de spontane informatieplicht van de klant wordt de mogelijkheid gecreëerd om bij ministeriële regeling gegevens uit bepaalde registraties aan te wijzen, die uitgezonderd worden van de spontane informatieplicht, die voortvloeit uit het recht op uitkering. Zo wordt tot uitdrukking gebracht dat de klant wijziging in zijn omstandigheden niet bij talrijke instanties hoeft te melden, maar alleen bij daartoe aangewezen registraties. Dit vormt echter het sluitstuk. De concrete invulling vereist dat het stelsel van (basis)registraties zodanig is ontwikkeld dat voldoende kwaliteit kan worden gegarandeerd.
• Er wordt een wettelijke plicht geformuleerd voor de CWI, het UWV, de SVB en gemeenten tot instandhouding van de elektronische voorzieningen voor de verwerking van gegevens. Hiermee wordt invulling gegeven aan de gedachte dat de partners in de keten van werk en inkomen op het terrein van gegevensuitwisseling gezamenlijk optrekken in de inrichting en het beheer hiervan en toegang hebben tot elkaars gegevens in de vorm van een digitaal klantdossier. Voorts wordt hiermee het gemeenschappelijk gebruik van de gegevens ondersteund.
• In het wetsartikel over de CWI-intake worden procedurele bepalingen verwijderd. Hiervoor in de plaats komt de bepaling dat de CWI, het UWV en gemeenten overeenkomsten sluiten over hun samenwerking bij de intake (dit is conform hetgeen nu reeds is geregeld). In het verdere traject zullen ook in de Regeling SUWI enkele gedetailleerde bepalingen over (overdracht van) de intake worden verwijderd. Op grond van die overeenkomsten kunnen ook tussen bijvoorbeeld het UWV en de CWI nadere afspraken over de intake van bepaalde uitkeringen worden gemaakt (bijvoorbeeld kortdurende WW-uitkeringen bij onwerkbaar weer). Nu is daarvoor nog een regeling bij algemene maatregel van bestuur (amvb) vereist.
Daarnaast worden met dit wetsvoorstel voorwaarden geschapen om de dienstverlening van het Inlichtingenbureau (IB) ook te benutten voor andere beleidsvelden. Deze richting past binnen het beleid rond de elektronische overheid met betrekking tot efficiënt gebruik van beschikbare voorzieningen en het toegroeien naar een overheidsbrede infrastructuur. Geregeld wordt dat de taakuitoefening van het IB niet meer krachtens de wet beperkt is tot de uitvoering van werk en inkomen door gemeenten.
Dit wetsvoorstel brengt geen wijziging in de aanduiding van de verantwoordelijke in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens (WBP). Onderwerpen met betrekking tot beheer en beveiliging worden in lagere regelgeving uitgewerkt.
Dit wetsvoorstel geeft de richting en de ambitie aan in het kader van eenmalige gegevensuitvraag, de invulling van het wetsvoorstel betreft nadrukkelijk een groeipad. Praktijkervaringen uit diverse sectoren laten zien dat de implementatie van informatievoorziening in de uitvoering weerbarstig is.
Voor de volgorde van de nota naar aanleiding van het verslag wordt aangesloten bij de hoofdstukindeling van het verslag (waarbij de vragen – op onderdelen – zijn geclusterd):
1. Inleiding;
2. Eenmalige gegevensuitvraag werk en inkomen;
3. Elektronische gegevensuitwisseling en privacy;
4. Overige elementen in het wetsvoorstel;
5. Lasten, handhaving en inwerkingtreding;
6. Ingewonnen adviezen en toetsen;
7. Artikelsgewijs.
Doelstellingen van het wetsvoorstel
De leden van de CDA-fractie wijzen op het nut en de noodzaak van bestandskoppeling. Zij geven aan dat betere bestandskoppeling drie doelen dient: 1) het voorkomen van uitvragen van informatie die al bekend is, 2) het opsporen van fraude, 3) het opsporen van mensen die geen gebruik maken van regelingen en tegemoetkomingen. Zij verzoeken om te bevestigen dat deze drie doelen met deze wetswijziging beoogd worden en vooral hoe de laatste twee doelen worden bereikt.
Het doel van het voorliggende wetsvoorstel is in de eerste plaats het verbeteren van de dienstverlening aan de burgers en het omlaag brengen van de administratieve lasten door eenmalige gegevensuitvraag (geen gegevens aan de klant vragen, die al eerder door de klant verstrekt zijn) via een groeipad te verplichten. Daarnaast heeft het wetsvoorstel tot doel om de uitvoeringsorganisaties te verplichten gezamenlijk de elektronische voorzieningen in te richten en te onderhouden om zo de eenmalige gegevensuitvraag te ondersteunen. De verwachting is dat door de eenmalige gegevensuitvraag de uitvoeringsorganisaties op termijn efficiënter hun taken uitvoeren.
Het digitaal klantdossier is niet geschikt om grootschalig fraude of niet-gebruik van voorzieningen op te sporen. Fraudebestrijding en het opsporen van niet-gebruik zijn overigens wel belangrijke speerpunten, waaraan in parallelle trajecten wordt gewerkt. De door de leden van de CDA-fractie genoemde bestandskoppeling is hiervoor cruciaal en wordt met het doel fraudebestrijding en opsporing niet-gebruik ook uitgevoerd.
Met de wetswijziging wordt wel het aansluiten van derden op de elektronische voorzieningen (SUWInet) gefaciliteerd. Derden kunnen gebruik maken van de elektronische voorzieningen. Uiteraard geldt hier de WBP. Voor de gegevensuitwisseling moet een wettelijke basis zijn. De processen van vergelijking van gegevens, die in de verschillende bestanden aanwezig zijn, worden beter ondersteund in het belang van verificatie bij de uitkeringsverstrekking en bij de verstrekking van voorzieningen. Concreet betekent dit ook aansluiting van diensten op het vlak van opsporing/handhaving. De SIOD en de Arbeidsinspectie zijn reeds op de elektronische voorzieningen voor Inkijk aangesloten. Verder wordt het nalevingsniveau verhoogd door de preventieve werking van het digitaal klantdossier. De wetenschap bij de burger dat bepaalde informatie bij de overheid in samenhang beschikbaar is, zal de (witte) fraude doen afnemen.
De leden van de PvdA-fractie en VVD-fractie vragen welke concrete en meetbare doelstellingen met het wetsvoorstel worden nagestreefd. Ook vragen zij hoe en wanneer de wet wordt geëvalueerd en welke indicatoren bij evaluatie zullen worden gehanteerd.
De primaire doelstelling van dit wetsvoorstel is verbetering van de dienstverlening aan de burgers. De irritaties van burgers over het steeds maar weer moeten aanleveren van bekende gegevens moet worden weggenomen. De gevraagde evaluatie zal onderdeel uitmaken van de reguliere evaluaties van de Wet SUWI in de toekomst, aangezien het wetsvoorstel een wijziging van die wet omvat. Bij deze evaluaties worden de door de Expertcommissie Keller gesignaleerde knelpunten, waarop de leden van VVD-fractie wijzen, betrokken. Een belangrijk ijkpunt is de waardering van klanten van de dienstverlening van de betrokken organisaties. Als specifieke punten kan worden gedacht aan de mogelijkheid voor de klanten om «hun dossier» in te zien (beschikbaarheid en toegankelijkheid) en voor de uitvoerders (professionals) om door inzicht in het klantdossier geen overbodige vragen meer aan de klanten te stellen en daardoor efficiënter uitvoering te kunnen geven aan hun taken.
Met het wetsvoorstel worden gesignaleerde knelpunten in de keten van werk en inkomen – omvangrijke intake op papier, het meermalen aanleveren van dezelfde gegevens door de burgers, het ontbreken van ketenbrede statusgegevens en het pas achteraf controleren of burgers meerdere uitkeringen tegelijkertijd ontvangen – op termijn weggenomen. Het digitaal klantdossier beoogt op termijn alle relevante gegevens toegankelijk maken (zowel actuele als historische) van een klant binnen het SUWI-domein. Het gaat hierbij zowel om basisgegevens (inkomen- en werkgerelateerd) als statusinformatie (zoals afhandeling aanvragen). Door het in gebruik nemen van de polisadministratie als bron voor gegevens over arbeidsverhoudingen, uitkeringsverhoudingen en lonen, en het gebruik van GBA-gegevens, wordt het door de Expertcommissie Keller genoemde knelpunt van uitgebreide intake en opnieuw vragen van al bekende gegevens voor een deel opgelost. Dit wetsvoorstel voegt daaraan toe dat ook gegevens, die niet in basisregistraties zijn opgenomen, maar wel van belang zijn voor de uitvoering binnen SUWI, als éénmalig uit te vragen gegevens kunnen worden benoemd. Bovendien is het door het digitaal klantdossier mogelijk om alle SUWI-gerelateerde gegevens van een klant in één keer in te zien. Voor de klant is dit een verdere verbetering van de dienstverlening en voor de uitvoerders betekent dat een effectievere en efficiëntere uitvoering. In het kader van de omvangrijke intake is sanering van de bewijslast een belangrijke randvoorwaarde voor een efficiënte informatievoorziening.
De Inspectie Werk en Inkomen (IWI) zal toezicht uitoefenen op de doorwerking van de doelstellingen in de uitvoering en de ketensamenwerking. In reactie op de vraag van de leden van de VVD-fractie of er nog een lastenverzwaring voor de IWI ontstaat door de invoering van onderhavig wetsvoorstel kan worden aangegeven dat dit niet het geval is.
De leden van de CDA-fractie stellen vast dat deze wet een raamwet is. Dit is passend omdat ICT snel kan veranderen en wetswijzigingen lang duren. Maar de leden van de CDA-fractie verzoeken aan te geven waarom ervoor gekozen is om de verantwoordelijkheidsverdeling niet op wetsniveau te regelen, terwijl bijvoorbeeld de aanwijzingen voor de regelgeving daar wel om vragen. De leden van de VVD-fractie en de leden van de fractie van de ChristenUnie vragen om – in algemene zin – te motiveren waarom voor het instrument van lagere regelgeving is gekozen.
Uitgangspunt bij dit wetsvoorstel is dat onderwerpen die al voortvloeien uit andere wetgeving niet opnieuw worden geregeld. Dit geldt bijvoorbeeld voor de door de leden van de CDA-fractie genoemde verantwoordelijkheidsverdeling. Dit wetsvoorstel brengt geen wijziging in de aanduiding van de verantwoordelijke in de zin van de WBP. In de Wet SUWI wordt al geregeld welk bestuursorgaan verantwoordelijke is voor de verwerking van gegevens in de polisadministratie (het UWV en voor onderdelen ook de Belastingdienst) en de verzekerdenadministratie (de SVB). Voorts vloeit uit de opsomming van de wettelijke taken voort, voor de verwerking van welke gegevens de CWI verantwoordelijke is en blijkt uit de gemeentelijke uitkeringswetten, dat de colleges van burgemeester en wethouders verantwoordelijke zijn voor de verwerking van bepaalde gegevens. De verantwoordelijke voor de verwerking van de gegevens beslist over correctie van gegevens en het samenbrengen van gegevens. Dit wijzigt niet met dit wetsvoorstel.
Met dit wetsvoorstel wordt een wettelijke plicht geformuleerd voor de CWI, het UWV, de SVB en gemeenten tot instandhouding van de elektronische voorzieningen voor de verwerking van gegevens. Dit betreft een gezamenlijke verantwoordelijkheid van genoemde organisaties. Door de samenwerking en het opzetten van elektronische voorzieningen kunnen andere instanties namens de verantwoordelijke taken uitvoeren. Dit zijn zaken die zich meer lenen voor uitwerking in nadere regelgeving. Het gaat hier niet om rechten of aanspraken van burgers, maar om voorschriften van procedurele aard. De inhoud daarvan is afhankelijk van de afspraken die de betrokken partijen daarover maken en wordt in detail uitgewerkt in overeenkomsten. Om die reden worden de onderwerpen als stelselontwerp, dat ook betrekking heeft op beheer en beveiliging waar de leden van de fractie van de ChristenUnie naar vroegen, in lagere regelgeving uitgewerkt.
In paragraaf 6 van deze nota is een overzicht opgenomen van de regelgeving waarmee de uitwerking van de bepalingen in dit wetsvoorstel in lagere regelgeving nader wordt geïllustreerd. Uit dit overzicht blijkt ook welke bepalingen en regelingen vervallen en welke bepalingen tot deregulering hebben geleid, zoals de leden van de PvdA-fractie vragen.
De leden van de PVV-fractie vragen of deregulering bij invoering van een digitaal klantdossier wenselijk is. Zij vragen of één standaard programma in heel Nederland niet handiger zou zijn in verband met eventuele verhuizing van burgers.
Het digitaal klantdossier is een virtuele verzameling van gegevens. Via de elektronische voorzieningen (SUWInet) worden de gegevens die nodig zijn voor de taakuitoefening ontsloten uit de basisregistraties en andere registraties. Dit betekent dat de gegevens in samenhang te raadplegen zijn, maar de gegevens geregistreerd zijn in de (basis)registraties waar zij behoren. Deze registraties zijn landelijk te raadplegen. De CWI, het UWV, de SVB en gemeenten hebben verder een wettelijke plicht tot het instandhouding van de elektronische voorzieningen voor de verwerking van gegevens. Dit brengt een gezamenlijke opdracht tot uitdrukking voor een digitaal klantdossier en om de daarvoor benodigde ICT-componenten in te richten en te onderhouden. Deregulering betekent dus geen vrijblijvendheid. Door deregulering wordt niet meer op wetsniveau of bij amvb geregeld hoe een en ander moet worden ingericht. Hiermee wordt recht gedaan aan het veranderproces. De wetgeving moet immers voldoende flexibel en houdbaar zijn voor een dynamische uitvoeringspraktijk.
De leden van de CDA-fractie vragen met verwijzing naar de lagere regelgeving hoe is te achterhalen wie met wie mag communiceren en of er minimumnormen voor privacy en veiligheid worden vastgelegd. De leden van de SP-fractie vragen hoe het correctie-recht is vormgegeven en welke procedures daarbij gelden en of de rechten en plichten van burger met betrekking tot correctie van de informatie en de daarbij behorende procedures niet in de wet moeten worden vastgelegd.
De WBP bevat de algemene uitgangspunten voor de bescherming van de privacy (persoonsgegevens). Algemeen uitgangspunt is dat gegevens alleen mogen worden verwerkt voor een gerechtvaardigd doel. Er moet sprake zijn van doelbinding. Het doel van de gegevensverwerking vloeit voort uit de wettelijke taken en de wettelijke voorschriften. Als gegevens verder worden verstrekt binnen de overheid en voor andere doelen gekoppeld aan vooral publieke taken, dan wordt dit geregeld in desbetreffende bepalingen. De Wet SUWI regelt dit met name in artikel 62 (gegevensuitwisseling in het SUWI-domein), in artikel 54 (gegevensverstrekking aan de SUWI-organen) en in artikel 73 (gegevensverstrekking door de SUWI-organen). Voorts bevat de Wet werk en bijstand (WWB) vergelijkbare bepalingen. Dit wetsvoorstel brengt hierin geen verandering. De WBP regelt de informatieverstrekking aan de betrokkene en de rechten van de betrokkene in algemene zin. Daarin hoeft de SUWI-wetgeving en aanverwante wetgeving niet te voorzien. In paragraaf 3 wordt verder ingegaan op het onderwerp privacy.
Dit neemt niet weg dat bij de inrichting van (basis)registraties aandacht dient te worden besteed aan de wijze waarop de betrokken burger wordt geïnformeerd over de gegevens die worden verwerkt. Voorlichting is een onderdeel van zorgvuldige uitvoering om de burger te informeren over wat er met zijn gegevens gebeurt en hoe hij daartoe toegang kan krijgen. Bij de polisadministratie wordt dit ondermeer uitgewerkt via het verzekerdenbericht. De uitvoering dient zorg te dragen voor het uitoefenen van de rechten door de burger, waartoe behoort de mogelijkheid zijn gegevens te laten verbeteren. Het uitgangspunt is dat de gegevens worden gecorrigeerd in de (basis)registratie. Het digitaal klantdossier is in die zin geen afzonderlijke gegevensregistratie, maar een virtuele. Wel zal worden nagegaan op welke wijze de afhandeling van gegevenscorrecties kan worden gefaciliteerd via het digitaal klantdossier. De lopende pilots zullen hier informatie voor leveren.
In de vorm van bijlagen bij de Regeling SUWI wordt inzicht gegeven in de gegevens, die met behulp van de elektronische voorzieningen worden verwerkt. Dit betreft het zogenaamde Gegevensregister.
Lessen «eenmalige gegevensuitvraag» in het buitenland
De leden van de VVD-fractie vragen aan te geven hoe in andere EU-landen omgegaan wordt met de «eenmalige gegevensuitvraag aan burgers» en welk lessen Nederland hieruit kan trekken.
De Expertcommissie Keller heeft destijds op verzoek van de toenmalige staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gekeken naar best-practices in het buitenland zowel voor wat betreft e-government in het algemeen als voor het domein van werk en inkomen. Een belangrijke bron van inspiratie voor e-government in Nederland is de Kruispuntbank Sociale Zekerheid in België. In opdracht van de commissie heeft een onderzoeksbureau een studie verricht naar 7 landen. Behalve aan België heeft de commissie een bezoek gebracht aan Oostenrijk en Denemarken, twee landen die hoog op de internationale ranglijsten staan.
De Expertcommissie constateerde dat er in de SUWI-sector de laatste jaren veel tot stand is gebracht. De organisaties, zowel ZBO’s als gemeenten, stonden en staan voor grote opgaven en hebben significante voortgang met de implementatie van SUWI en met de ICT gerealiseerd. Met systemen als SUWInet, polisadministratie, SONAR, werk.nl en e-intake, staat er volgens de commissie een degelijke basis voor de dienstverlening aan de burger. De ICT-architectuur is een stuk verder dan in menige andere sector in Nederland en doorstaat bovendien de vergelijking met buitenlandse situaties op een goede wijze, zoals de Kruispuntbank in België. De Expertcommissie is van mening dat de genoemde ontwikkelingen voortgezet en waar mogelijk versterkt moeten worden.
Enkele conclusies met betrekking tot het buitenland:
• centrale regie blijkt internationaal een succesfactor voor aansprekende resultaten op het gebied van e-government;
• landelijke e-government initiatieven kunnen lokale initiatieven ondersteunen. Voor het domein van de sociale zekerheid ligt de waarde daarin, dat het domein het wiel niet zelf hoeft uit te vinden en aan kan sluiten op realisatie van generieke voorzieningen voor toepassingen binnen het eigen domein;
• in vrijwel alle landen ontstaat digitale dienstverlening van onderop, met name als het om het domein van werk en inkomen gaat. Uitvoeringsorganisaties bepalen zelf hun aanpak, uiteraard binnen het overheidsbrede beleid. Focus op belangen van de burger blijft een effectievere trigger voor modernisering van dienstverlening dan redeneren vanuit organisatiebelang;
• een specifieke uitdaging voor Nederland volgt uit de sterke verwevenheid tussen «werk» en «inkomen» waarvoor met SUWI is gekozen;
• belangrijk is om te beginnen met eenmalige gegevensuitvraag en breed gebruik daarvan, dit is de eerste stap in verbetering van de kwaliteit van gegevens.
De Belgische Kruispuntbank heeft de meeste overeenkomsten met de polisadministratie. Een verschil is, dat de Eerste Dagsmelding in België bij de Kruispuntbank wordt ingediend, terwijl die in Nederland niet bij het het UWV wordt ingediend, maar zoals alle gegevens voor de vulling van de polisadministratie door de werkgever bij de Belastingdienst wordt ingediend.
Ook uit onderzoek van de Europese Commissie blijkt dat Nederland vooruitgang boekt. In opdracht van de Europese Commissie is door CapGemini in juni 2006 een onderzoek uitgevoerd «Online Availability of Public Services: How Is Europe Progressing?». Nederland en speciaal de sociale zekerheidssector boekt behoorlijke vooruitgang ten opzichte van het vorige peilmoment van oktober 2004 en wordt gekenmerkt als een «sterke stijger». De volwassenheid van de elektronische dienstverlening wordt in het onderzoek bekeken aan de hand van twee indicatoren, namelijk Online sophistication: het niveau van de elektronische beschikbaarheid en Fully available online: het totaal aantal diensten dat volledig elektronisch beschikbaar is. Specifieke voorbeelden die in het rapport op het gebied van elektronische dienstverlening in de sociale zekerheid genoemd worden, zijn: DigiD, e-intake, werk.nl en de online WW-aanvraag.
2. Eenmalige gegevensuitvraag werk en inkomen
Ontwikkeling stelsel van basisregistraties
De leden van de VVD-fractie vragen of kan worden aangeven wat de visie van de regering is op de basisregistraties op de langere termijn. Zij vragen of deze op termijn onvoorwaardelijk aan elkaar verbonden dienen te zijn wat betreft gegevensuitvraag, of hier restricties aan gesteld worden en of basisregistraties op zichzelf dienen te draaien. De leden van de CDA-fractie vragen of het klopt dat elk register in Nederland, ook buiten de publieke sector, aangemerkt kan worden als basisregistratie.
Dit wetsvoorstel moet in het bredere perspectief van de ontwikkeling van de e-overheid worden gezien. Het kabinet stelt zich tot doel de dienstverlening van de overheid aan burgers en bedrijven te verbeteren. Hierbij is eenmalige gegevensuitvraag het uitgangspunt. Het kabinet wil eenmalige gegevensuitvraag bereiken door de realisatie van een stelsel van basisregistraties (Kamerstukken II 2003/04, 29 362, nr. 20 en Kamerstukken II 2002/03, 26 387, nr. 18). De basisregistraties worden per wet ingesteld. Niet elk register is een basisregistratie. Dit geldt slechts voor de registraties die wettelijk aangemerkt zijn als basisregistraties.
Per 1 april 2007 is de wijziging van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (Wet GBA) door die wet aan te passen aan de eisen van een basisregistratie als eerste in werking getreden. Bij wet is vastgesteld welke gegevens uit de GBA, waarin persoonsgegevens, persoongerelateerde en persoonsidentificerende gegevens zijn opgeslagen, als authentiek gegeven moeten worden aangemerkt. Dit houdt in, dat die gegevens in de GBA als enig juiste gegeven door de afnemers dienen te worden gebruikt en dat die gegevens niet meer aan de burgers worden gevraagd (éénmalige uitvraag/meervoudig gebruik). De afnemers van de GBA-gegevens hebben tot 2010 de tijd om hun administratieve uitvoering daarop aan te passen.
De wetten voor Kadaster (percelen en topografie) en het nieuwe Handelsregister zijn reeds de Eerste Kamer gepasseerd. Wetgeving voor Basisregistratie adressen en gebouwen ligt bij de Tweede Kamer. Het streven is dat later dit jaar ondermeer nog wetgeving zal volgen voor basisregistraties met betrekking tot dienstverbanden (het aanmerken van bepaalde gegevens uit de Polisadministratie als authentieke gegevens), kentekens, inkomens en Waardering Onroerende Zaken (WOZ). Naar verwachting zullen nog ander registraties volgen.
Ook de polisadministratie wordt door ontwikkeld naar een basisregistratie voor loongegevens, arbeidsverhoudingen en uitkeringsverhoudingen. Deze basisregistratie houdt in dat gegevens over uitkerings- en arbeidsverhoudingen, die door het UWV in de polisadministratie worden beheerd, als authentiek gegeven worden aangemerkt.
Er is sprake van een groeipad. De plicht tot het gebruik van de authentieke gegevens door overheidsorganen en het recht van burgers en bedrijven op eenmalige verstrekking van gegevens uit basisregistraties zullen niet direct in werking treden. Er is tijd nodig voor doorontwikkeling van de registraties tot het gewenste kwaliteitsniveau van een basisregistratie, het inregelen van procedures daaromtrent en om de overheidsorganen aan te sluiten op een basisregistratie en om hun werkprocessen en systemen aan te passen. Daarom is er voor gekozen de invoering geleidelijk en verantwoord plaats te laten vinden. Exacte termijnen verschillen per basisregistratie.
Basisregistraties vormen samen een elkaar aanvullend en niet-overlappend stelsel van authentieke gegevens. Voor de hele overheid zal gelden dat bestuursorganen die gegevens niet zelf bijhouden, maar betrekken uit de betreffende basisregistratie. Bijvoorbeeld, het adresgegeven uit de GBA wordt nu nog zelf bijgehouden, maar komt straks uit de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG). Basisregistraties zullen echter nooit onvoorwaardelijk aan elkaar mogen worden gekoppeld. Vanuit elke wet zullen restricties worden gesteld aan het gebruik van de gegevens. Als gegevens persoonsgegevens betreffen, worden ook nog eisen gesteld vanuit de WBP.
Het stelsel van basisregistraties vormt samen met voorzieningen zoals DigiD, elektronische formulieren, de elektronische Nationale Identiteits Kaart (eNIK), het BurgerServiceNummer (BSN) en de te ontwikkelen Persoonlijke Internet Pagina (PIP) de basis voor de elektronische dienstverlening van de overheid (Kamerstukken II 2003/04, 26 387, nr. 23).
Dit wetsvoorstel sluit aan bij het traject waarin alle overheden de bij wet in te stellen basisregistraties moeten gaan gebruiken als bron van gegevens. Dit wetsvoorstel gaat verder door het uitgangspunt van eenmalige gegevensuitvraag en meervoudig gebruik ook in de bestaande samenwerking binnen het SUWI-domein verder vorm te geven. Het verbod op dubbele gegevensuitvraag zal gelden voor het UWV, de CWI, de SVB en gemeenten bij de door hen uitgevoerde wetten rond werk en inkomen. In de eerste plaats geldt dit voor gegevens uit de polisadministratie, de GBA en de verzekerdenadministratie. Voor het UWV en de SVB is nu al wettelijk vastgelegd dat gegevens niet aan de burger mogen worden gevraagd, voor zover deze uit deze administraties kunnen worden betrokken. Dit wordt nu uitgebreid tot de CWI en gemeenten. Het wetsvoorstel voorziet daarnaast in de mogelijkheid om registraties (c.q. gegevens daaruit) aan te wijzen waarvoor het verplichte gebruik tevens geldt. Dit zal geleidelijk via een groeipad plaatsvinden.
Via de elektronische voorzieningen worden de gegevens die nodig zijn voor de taakuitoefening ontsloten uit de basisregistraties en andere registraties. Het realiseren van eenmalige gegevensuitvraag werk en inkomen heeft dus een nauwe relatie met de ontwikkeling van het stelsel van basisregistraties.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom er nu niet voor gekozen wordt eenmalige gegevensuitvraag bij alle overheidsdienstverlening in te voeren.
Eenmalige gegevensuitvraag binnen de gehele overheid is het doel waarnaar het kabinet streeft, maar dat zeker niet op korte termijn zal worden gehaald. Randvoorwaarde is dat het stelsel van basisregistraties beschikbaar is. Wel zet het kabinet nu belangrijke stappen op de weg naar het genoemde ideaalbeeld. Hierbij is gestart met de belangrijkste en meest geraadpleegde gegevensverzamelingen binnen de overheid. Met de aanvullende regeling voor de SUWI-keten in dit wetsvoorstel loopt deze sector voorop. De ervaringen worden gebruikt bij de verdere uitbreiding van de eenmalige gegevensuitvraag elders binnen de overheid.
De leden van de CDA-fractie vragen te reageren op het voorstel om een basisregistratie op wetsniveau vast te leggen bij de definities en daar ten minste de volgende eisen aan te verbinden:
• inzagerecht en correctierecht, ten minste on-line (bijvoorbeeld via DigiD), zodat burgers op een laagdrempelige manier weten wie welke informatie heeft en of die juist is;
• garantie dat wanneer de gegevens door een derde uitgelezen worden, deze gegevens daar niet worden opgeslagen, maar opnieuw opgevraagd zullen worden, zodat na een correctie in de basisregistratie, een fout gegeven niet meer wordt gebruikt;
• een minimale binding/verankering van de basisregistratie in de publieke sector.
Basisregistraties worden wettelijk vastgelegd. De essentiële en betrouwbare gegevens in basisregistraties moeten gebruikt worden bij het uitvoeren van alle overheidstaken. In de wetgeving worden met betrekking tot het stelsel van basisregistraties de volgende aspecten geregeld:
• het verplicht gebruik van de authentieke gegevens in de basisregistratie door alle bestuursorganen tenzij er bij gerede twijfel is aan de juistheid van een gegeven, een gegeven «in onderzoek» staat of als een specifieke wet anders bepaalt;
• de verplichte terugmelding bij gerede twijfel aan de juistheid van authentieke gegevens door alle bestuursorganen;
• het recht van de burger om te weigeren deze gegevens te verstrekken aan een overheid die ze al heeft.
Het tweede en derde punt, dat de leden van de CDA-fractie noemen, vloeit dus voort uit het stelsel van basisregistraties. Het inzage- en correctierecht wordt geregeld in de WBP. Verderop in deze paragraaf wordt expliciet ingegaan op inzage en correctie.
Groeipad eenmalige gegevensuitvraag werk en inkomen
De leden van de CDA-fractie, de PvdA-fractie en leden van de fractie van de ChristenUnie verzoeken een beschrijving van het groeipad van deze wet.
In de memorie van toelichting is aangegeven dat eenmalige gegevensuitvraag een geleidelijk groeipad kent. Er zijn criteria benoemd die bij het aanwijzen van registraties (c.q. gegevens daaruit) waarvoor het verplichte gebruik geldt een rol spelen, te weten:
• beschikbaarheid: (basis)registers zijn elektronisch te raadplegen, gegevens kunnen worden benut in de (elektronische) intake. Hierbij zijn ook de technische mogelijkheden relevant van de organisaties die over relevante gegevens beschikken en deze mogen verstrekken aan de SUWI-organisaties;
• kwaliteit: de actualiteit en volledigheid is zodanig, dat de gegevens een verantwoorde basis vormen voor de daarop te baseren activiteiten en besluiten van organisaties;
• noodzaak: de gegevens zijn noodzakelijk voor de uitvoering van de wettelijke taken.
Het Besluit SUWI zal de gegevens vastleggen zoals die met ingang van 1 januari 2008 zullen vallen onder het verbod op uitvraag aan de klant. Deze gegevens worden opgenomen in een bijlage bij het Besluit SUWI. Dit betreft een aantal , dat per die datum onderdeel uitmaakt van het digitaal klantdossier. Randvoorwaarde voor verplicht gebruik is dat er een zodanig kwaliteitsniveau bestaat dat deze op verantwoorde wijze onder het verbod kunnen worden gebracht. De inhoud van de bijlage zal in eerste instantie beperkt zijn. Een beheerst groeipad is essentieel. In overleg met de betrokken organisaties zal worden vastgelegd welke gegevens per 1 januari 2008 onder het verbod gaan vallen. Vervolgens kunnen de verplicht te gebruiken gegevens (half)jaarlijks uitgebreid worden. Het tempo waarin dit plaatsvindt is mede afhankelijk van de totstandkoming van de basisregistraties en de kwaliteit van de gegevens bij de ketenpartners.
De leden van de CDA-fractie verzoeken specifiek aan te geven welke hinderlijke formulieren fors vereenvoudigd, vooringevuld dan wel afgeschaft zullen worden binnen een jaar na invoering van deze wet.
Bij de intake door de CWI kan met gebruikmaking van gegevens die voor de CWI toegankelijk zijn uit andere (basis)registraties al goed invulling worden gegeven aan sanering van bewijsstukken en verbetering van de dienstverlening aan de burger. Sanering van bewijsstukken leidt tot vermindering van het aantal vragen in de formulieren. Vanwege de komst van het digitaal klantdossier zijn de formulieren voor WW en WWB en de «boodschappenlijsten» met bewijsstukken gesaneerd. In het project Sanering Bewijslast WWB is door het Coördinatiepunt ICT gemeenten van de VNG en Divosa (CP-ICT) een analyse uitgevoerd naar de bewijsstukken WWB. Het resultaat van deze analyse is dat ongeveer 60% van de bewijsdocumenten kan vervallen. Voor de WW is een dergelijke slag gemaakt door het UWV waar een reductie van circa 30% zal worden gerealiseerd als de polisadministratie meer actueel is.
In dit wetsvoorstel is de bepaling opgenomen dat de CWI, het UWV en gemeenten overeenkomsten sluiten over hun samenwerking bij de intake. Dit is nu reeds in de Regeling SUWI opgenomen. Het ligt voor de hand dat de sanering van de bewijsstukken hierin wordt meegenomen.
De verkorte formulieren zullen vanaf 2007 geleidelijk geïmplementeerd worden. Via het digitaal klantdossier werk en inkomen komen vanaf mei 2007 geleidelijk klantgegevens van de CWI, het UWV, gemeentelijke sociale diensten voor medewerkers in de sociale zekerheid en voor de klant (via internet) elektronisch beschikbaar. Hierdoor hoeven er minder gegevens aan de klant te worden gevraagd en worden deze gegevens, vooralsnog in (zeer) beperkte mate, op de aanvraagformulieren al vooringevuld en hoeven er ook minder bewijsstukken aan de burger gevraagd te worden (omdat de gegevens elektronisch kunnen worden gecontroleerd).
Dit leidt tot minder formulierendruk bij de burger, niet zozeer omdat formulieren verdwijnen maar omdat ze korter worden, via internet beschikbaar komen en al vooringevuld worden. In 2007 al zullen in het kader van het digitaal klantdossier vooringevulde elektronische formulieren voor het inschrijven voor werk (E-werk), voor het aanvragen van WW (E-WW) en voor het aanvragen van WWB (E-WWB) in productie worden genomen, waarbij een aantal gegevens vooringevuld wordt.
Andere e-formulieren voor bijvoorbeeld bijzondere bijstand komen in de loop van 2007 en verder beschikbaar. Deze e-formulieren ondersteunen de aanvrager op een vergelijkbare wijze als het bekende digitale belastingformulier.
De leden van de PvdA-fractie vragen om meer specifiek aan te geven welke ontwikkelingen verder worden uitgewerkt en op welke wijze deze worden geïmplementeerd. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen specifiek waarom er niet voor is gekozen alle indicaties (in het bijzonder indicatiestelling WSW) die de CWI, het UWV, gemeenten en de SVB verrichten, in het wetsvoorstel mee te nemen.
Naar de toekomst toe zullen meer bronnen worden ontsloten om de administratieve lasten te verminderen en efficiënte taakuitoefening te bevorderen. Ook ligt het in de rede dat op termijn alle indicaties die de CWI, het UWV, de SVB en gemeenten verrichten onder het regime van eenmalige gegevensuitvraag vallen. Besluiten over de ontwikkeling en inzet van het digitaal klantdossier binnen het geheel van e-overheid moeten nog worden genomen. Voor de ontwikkeling van het digitaal klantdossier eerste fase heeft de toenmalige staatsecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid afspraken gemaakt met de ketenpartijen. Er wordt momenteel nog gewerkt aan plannen voor de verdere ontwikkeling van het digitaal klantdossier in 2008 en verder.
Met dit wetsvoorstel worden voorwaarden geschapen om de dienstverlening van het Inlichtingenbureau (IB) (voor het gegevensverkeer tussen en ten behoeve van gemeenten) ook te benutten voor andere beleidsvelden. Deze richting past binnen het beleid rond e-overheid van efficiënt gebruik van beschikbare voorzieningen en het toegroeien naar een overheidsbrede infrastructuur. De taakuitoefening van het IB wordt niet meer beperkt tot de uitvoering van werk en inkomen door gemeenten.
De leden van de SP-fractie vragen of private uitvoerders van sociale zekerheid ook toegang zullen hebben tot het digitale klantendossier en zij verplicht kunnen worden tot het leveren van informatie.
Re-integratiebedrijven kunnen in principe toegang hebben tot een deel van de gegevens van het digitaal klantdossier. In het kader van de taakuitvoering maken re-integratiebedrijven reeds gebruik van in het SUWI-domein beschikbare gegevens. Ook hier geldt het principe van eenmalige gegevensuitvraag zo veel mogelijk. De bevoegdheid tot gegevensuitwisseling tussen gemeenten en het UWV en re-integratiebedrijven en de voorwaarden daartoe zijn al bij wet geregeld. De opdrachtgevers, het UWV en de gemeenten maken over de invulling daarvan afspraken in de betreffende contracten. Ook de gegevensverstrekking door het UWV aan verzekeraars voor verzekeringen in verband met de arbeidsongeschiktheidswetten is al bij wet geregeld. Vastgelegd is om welke gegevens dit gaat voor zover die gegevens afkomstig zijn uit de polisadministratie. Het gebruik van het digitaal klantdossier betekent, dat nadere afspraken worden gemaakt over de wijze waarop met gebruik van de elektronische voorzieningen gegevens worden verstrekt.
Uitrol eenmalige gegevensuitvraag en digitaal klantdossier
De leden van de PvdA-fractie en de VVD-fractie vragen of 1 mei 2007 nog steeds een realistisch moment is om alle gegevens op geautomatiseerde wijze ter beschikking te stellen ten behoeve van het digitaal klantdossier. Ze vragen of de invoering van 1 januari 2008 van de eenmalige uitvraag onder druk komt te staan. Ook vragen zij of de uiteindelijke datum nog steeds 2011 is.
Het streven was dat op 1 mei 2007, bij de start van de landelijke uitrol van het digitaal klantdossier, de bepalingen voor instandhouding van de elektronische voorzieningen en de verplichte aanlevering van gegevens in werking zouden kunnen zijn getreden. Het moment van 1 mei voor inwerkingtreding van deze bepalingen is niet meer realistisch. Op dit moment zijn de voorbereidingen voor deze elektronische aanlevering voor het grootste deel afgerond. In een ketentest is vastgesteld dat de gegevens binnen enige seconden worden opgehaald en getoond aan de burger en vooringevuld in formulieren voor bijvoorbeeld aanvragen WWB. De CWI, het UWV, de gemeenten, de Dienst Wegverkeer (RDW) en LRD (Landelijk Raadpleegbare Deelverzameling, persoonsgegevens uit de GBA) stellen vanaf 1 mei 2007 geleidelijk elektronisch gegevens beschikbaar als de burger (via internet) of de uitvoeringsorganisaties daar om vragen. Op 1 mei 2007 was de gegevenslevering nog niet volledig werkend. In de maanden na de start van de aanlevering zal de vulling van het digitaal klantdossier gemonitord worden, zodat knelpunten snel kunnen worden opgepakt
De landelijke uitrol van het digitaal klantdossier, waar de leden van de VVD-fractie naar vragen, dat de eenmalige gegevensuitvraag ondersteunt, is gestart. Het digitaal klantdossier is op 26 april 2007 voor burgers en de CWI, het UWV en twee gemeenten in gebruik genomen in een pilot in Heerenveen en Skarsterlân. Burgers van deze twee gemeenten kunnen zich viawww.werkeninkomen.nlelektronisch inschrijven voor werk en bijstand en WW aanvragen waarbij bekende gegevens al deels vooringevuld worden in de elektronische formulieren. Ook kan de klant het digitale dossier daar elektronisch raadplegen. Medewerkers van de CWI, het UWV en de gemeenten beschikken daar over een gemeenschappelijk elektronisch dossier per klant. Heerenveen en Skarsterlân beschikken hiermee voor een belangrijk deel al over de voorzieningen die nodig zijn om de wet eenmalige gegevensuitvraag vanaf 1 januari 2008 uit te kunnen voeren.
Als de uitvoering in de twee Friese gemeenten succesvol is zullen de e-formulieren met vooringevulde informatie en het klantbeeld voor de burger gefaseerd verder worden opengesteld in de periode van juni tot 31 december. Met de gemeente Den Haag en de CWI en het UWV zijn vergevorderde plannen om de landelijke uitrol daar te starten.
De voorbereidingen van de 441 gemeenten worden intensief ondersteund en gemonitord door het Coördinatiepunt ICT van de VNG en Divosa. Na de zomer zal een behoorlijk compleet beeld bestaan van de voorbereidingen bij gemeenten en kan worden ingeschat of alle gemeenten voor 1 januari 2008 gegevens elektronisch zullen aanleveren en ingericht zijn voor het gebruik van het digitaal klantdossier door de eigen burgers. Op basis van de resultaten op dit moment is het reëel mogelijk om voor 1 januari 2008 de voorbereidingen voor de nieuwe wet af te ronden. De datum van 2011 voor het digitaal klantdossier is het kabinet niet bekend.
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of het digitaal overdragen van gegevens tussen de ketenpartijen al helemaal is ingeregeld en of dit op alle plaatsen al werkt.
Bij de digitale overdracht gaat het om twee aspecten:
• als een klant de websitewww.werkeninkomen.nlbezoekt met behulp van DigiD als authenticatiemiddel en hij klikt op de knop «mijn gegevens», dan worden binnen enige seconden de gegevens van deze burger opgehaald bij de CWI, het UWV en de gemeenten, en samengevoegd en getoond aan deze burger in één overzicht. Deze digitale overdracht van gegevens tussen ketenpartners naar het portal is voor het grootste deel succesvol afgerond;
• als een burger een elektronische aanvraag doet voor bijvoorbeeld bijstand of WW, leidt dit tot een digitale gegevensset die moet worden overgedragen naar de CWI en vervolgens naar de gemeente of het UWV. De digitale overdracht naar de CWI is geïmplementeerd. Enkele gemeenten kunnen deze elektronische berichten ontvangen, het overgrote deel echter nog niet. Door het CP-ICT wordt de stand van zaken gemonitord. UWV streeft ernaar deze elektronische overdracht in de 2e helft van 2007 te implementeren.
De leden van de PvdA-fractie geven aan dat veel zal afhangen van de ontwikkeling en groei van de ICT die het uitvoeringsproces ondersteunt. Zij vragen in hoeverre de organisaties voorbereid zijn op eventuele storingen in de computerbestanden.
Met betrekking tot technische storingen kunnen er twee soorten storingen optreden:
• centrale technische storingen op de server waar het digitaal klantdossier op draait. Deze omgeving bevat geen bestanden met persoonsgegevens;
• decentrale technische storingen gaan over de systemen (met gegevens) van de ketenpartners. Deze storingen worden zo snel mogelijk nadat ze zijn opgetreden, geanalyseerd en opgelost door «technisch & applicatie Beheer» per ketenpartner. Hierover zijn in de keten service-overeenkomsten gemaakt (voor de professional). Voor het digitaal klantdossier Klantportal voor de burger worden aanvullende afspraken gemaakt.
Wanneer systemen van ketenpartners uitvallen, zullen de betreffende gegevens niet zichtbaar zijn in het digitaal klantdossier. Daarnaast kunnen de «Gemeentelijke sociale diensten en de CWI-vestigingen bij calamiteiten op het gebied van geautomatiseerde ondersteuning overstappen op papieren formulieren. Het UWV heeft ook de mogelijkheid om met papieren formulieren te werken.
Met de ontwikkeling van het digitaal klantdossier en het gebruik ervan door de dienstverlening groeit ook de afhankelijkheid van ICT. De betrokken partijen hebben reeds afspraken gemaakt en vastgelegd hierover in service-overeenkomsten. Deze afspraken worden doorlopend geëvalueerd en waar nodig bijgesteld.
De leden van de PvdA-fractie verwijzen naar het onderzoek van de IWI «Samenwerking tussen de CWI en het UWV bij aanvragen voor een WW-uitkering» waaruit blijkt dat de wettelijke taakverdeling tussen de CWI en het UWV in de praktijk niet leidt tot het gewenste één-loket. Zij vragen zich af in hoeverre dit de effectiviteit van het digitaal klantdossier frustreert.
De constatering van de inspectie dat de één-loket-gedachte nog niet uit de verf komt, is een belangrijk signaal dat ook reeds uit onderzoek van de Algemene Rekenkamer en de Expertcommissie informatievoorziening naar voren is gekomen. Tegelijkertijd zijn sinds het onderzoek van de inspectie meerdere ontwikkelingen in gang gezet bij de twee zelfstandige bestuursorganen om de klant beter en sneller te bedienen. Daarbij kan worden gedacht aan onder meer aan de Toonkamers die de ketenpartijen zijn gestart en waarin innovatieve werkwijzen worden beproefd. De samenwerking van de CWI en het UWV in de praktijk is de afgelopen periode versterkt. De CWI en het UWV hebben in het «position paper» van december 2006 (Kamerstukken II 2006/2007, 26 448, nr. 313) aangeven verdere stappen in de samenwerking te willen zetten waardoor nog meer maatschappelijk resultaat kan worden geboekt: participatie en besparing. Het position paper gaat uit van één aanspreekpunt voor de klant. Het digitaal klantdossier wordt op alle vestigingen geïmplementeerd.
De leden van de PVV-fractie vragen hoe burgers (met name ouderen) bereikt worden die geen beschikking hebben over internet en dus zelf niet de gegevens kunnen controleren.
Het digitaal klantdossier zal zich in eerste instantie richten op de elektronische diensten Inschrijven Werk, Aanvraag WW en Aanvraag WWB. Indien klanten die niet over internet beschikken gebruik willen maken van deze diensten bestaat de mogelijkheid om naar het fysieke loket te gaan waar computers met internet beschikbaar zijn. Daarnaast zal de bestaande dienstverlening blijven bestaan, uiteraard in mindere mate, voor mensen die niet de beschikking hebben over internet, dan wel geen gebruik van internet willen maken.
Inhoud van het digitaal klantdossier
De leden van de CDA-fractie, de PvdA-fractie, de fractie van de ChristenUnie en de SP-fractie vragen welke soort informatie uiteindelijk in het digitale klantdossier wordt opgenomen. Zij vragen specifiek om een overzicht van de gegevensvelden die in het dossier voorkomen en hoe historische gegevens worden vastgelegd.
Alle gegevens die binnen en buiten de keten van Werk en Inkomen (SUWI) geregistreerd staan of worden én die relevant zijn voor de uitvoering van SUWI-taken, komen in aanmerking om te worden ontsloten met behulp van het digitaal klantdossier. Er is geen sprake van centrale vastlegging of opslag van de gegevens; de gegevens worden wel in één overzicht verzameld en zo zichtbaar gemaakt.
De gegevens die op termijn in het digitaal klantdossier kunnen worden opgenomen zijn te verdelen in 4 groepen
• Content van algemene aard binnen de context van Werk en Inkomen, bijvoorbeeld: algemene informatie over solliciteren en het starten van een eigen bedrijf of de rechten en plichten van de klant en de SUWI ketenpartner;
• Gegevens uit (authentieke) basisregistraties. O.a. gegevens uit de GBA (nu nog LRD) en op termijn gegevens uit de polisadministratie; daarnaast ook gegevens uit niet-basisregistraties van de CWI en de gemeenten;
• Documenten zoals bijvoorbeeld bewijsstukken van arbeidsovereenkomsten en uitspraken kantonrechter;
• Statusgegevens die toestanden en resultaten in het klantproces weerspiegelen, bijvoorbeeld welke onderdelen van het klantproces (zoals een aanvraag) al doorlopen zijn en resultaten hebben opgeleverd.
Met name de laatste tweegroepen zullen in de eerste fase nog niet (documenten) of deels (status) in het digitaal klantdossier zitten; dit is afhankelijk van het groeipad.
Historische gegevens kunnen, conform huidige situatie, via een Inkijkmogelijkheid worden ingezien.
Een volledige set met gegevens van het digitaal klantdossier valt uiteen in twee sets t.b.v.: Klantbeeld professional en Klantbeeld klant. Het betreft in beide gevallen een subset van de gegevens uit het Gegevensregister SUWI.
De leden van de VVD-fractie vragen of meer schematisch kan worden aangeven hoe het proces van omgekeerde intake verloopt en wanneer er sprake van een volledige omgekeerde intake.
Een omgekeerde intake wil zeggen dat alleen gegevens aan de klant worden gevraagd waarvan hij/zij de unieke bron is en die niet eerder zijn uitgevraagd door een van de ketenpartners of waarvan de actualiteit getoetst moet worden bij de klant. De klant heeft hier de taak om gegevens met betrekking tot actualiteit, juistheid en volledigheid te controleren. Het tijdpad van realisatie van een volledig omgekeerde intake betreft een groeipad welke mede afhankelijk is van de totstandkoming van het stelsel van basisregistraties.
Een schematische weergave van de omgekeerde intake:
De leden van de SP-fractie vragen wat de betekenis is van het benutten van de gegevens van de RDW. Zij vragen van welke andere organisaties buiten de SUWI-organisatie nu of in de toekomst gegevens in het digitale klantendossier zullen worden opgenomen.
De focus van het digitaal klantdossier zijn die gegevens die de betrokken organisaties nodig hebben bij het uitoefenen van hun taak (in casu het begeleiden van mensen naar werk en het verstrekken van uitkeringen). Voor het bepalen van recht, hoogte en duur van een uitkering wordt, afhankelijk van de uitkering, ook gekeken naar andere inkomsten en vermogen, zoals bijvoorbeeld het bezit van een auto. Door het ontsluiten van de gegevens van de RDW worden deze laatste gegevens verkregen. Kortom, verbetering van de handhaving (vermogenstoets in verband met het recht op een WWB-uitkering), verkorting van de claimbeoordeling (on-line raadpleging) en betere mogelijkheden om een re-integratieproces voor te bereiden. Tevens wordt de eenmalige gegevensuitvraag hiermee ondersteund. Wat bij de RDW bekend is, wordt niet weer uitgevraagd.
De leden van de VVD-fractie vragen of signalen van fraude in het digitale klantendossier worden opgenomen. Zij vragen of het digitaal aanvragen van een uitkering geen fraude in de hand werkt en of het fysiek langskomen bij het loket geen betere optie is.
De elektronische intake staat los van het feit dat een klant rechten en plichten heeft. Het digitaal klantdossier kan een effectieve fraudebestrijding ondersteunen, doordat voor de medewerker gegevens over de klant in één overzicht in samenhang worden gepresenteerd. Hoe meer gegevens in de toekomst beschikbaar zijn uit (basis)registraties, hoe minder (witte) fraudemogelijkheden. Voor de aanvraag voor WW-uitkering zal immers gebruik worden gemaakt van reeds bekende gegevens die door werkgevers via de loonaangifte worden aangeleverd en ook voor de WWB-uitkering geldt dat via (basis)registraties steeds meer informatie beschikbaar is over andere inkomsten en vermogen. Het digitaal klantdossier is niet geschikt voor grotere bestandskoppelingen ten behoeve van fraudebestrijding. Om verschillende redenen zal in de praktijk fysiek contact tussen medewerkers van de SUWI-organisaties en de klant noodzaak zijn. Het kan daarbij gaan om handhaving, in die gevallen waarbij op basis van bekende gegevens nader onderzoek wenselijk is, maar vooral ook om hulpverlening (bijvoorbeeld voorlichting over andere regelingen die voor de klant mogelijk interessant zijn) en re-integratie. Om een goed beeld van de klant te krijgen en vooral van diens mogelijkheden, beperkingen en wensen met het oog op toeleiding naar de arbeidsmarkt, is persoonlijk contact de aangewezen weg. Een elektronische aanvraag vergroot de efficiency van het proces, waardoor meer aandacht aan «werk» kan worden besteed.
Rechten en plichten burger en organisaties
In het verslag wordt uitgebreid ingegaan op de rechten en plichten van burgers. De leden van de CDA-fractie vragen of een burger ook rechten kan ontlenen aan dit wetsvoorstel of dat hij te allen tijde is gehouden de gegevens te verstrekken, die één van deze organisaties van hem vraagt. Zij vragen welke acties een individu kan ondernemen, wanneer hij toch geconfronteerd wordt met een dubbele uitvraag. Specifiek vragen zij wie het verbod gaat naleven. De leden van de PVV-fractie vragen hoe de burgers weten wanneer ze wel en wanneer ze geen informatie hoeven te geven. Zij vragen wanneer er sprake is van uitzonderingen ten aanzien van de informatieplicht en vragen voorbeelden te noemen.
In dit wetsvoorstel is het principe vastgelegd dat gegevens waarover de SUWI-organisaties uit met name genoemde (basis)registraties kunnen beschikken voor de uitvoering van hun taken, niet aan de klant mogen worden gevraagd. De burger kan aan de geformuleerde bepalingen een recht ontlenen, dat hij – waar nodig – kan inroepen tegenover de organisaties. Indien de burger toch geconfronteerd wordt met dubbele gegevensuitvraag, kan hij weigeren het gegeven te verstrekken en verwijzen naar het overheidsorgaan, dat dat gegeven reeds in zijn registratie heeft opgenomen. Het is organisaties in bijzondere situaties toegestaan alsnog de gegevens bij de belanghebbende op te vragen. Zoals in de memorie van toelichting is vermeld kan dit aan de orde zijn indien bij de uitvoering blijkt, dat ten aanzien van die belanghebbende verwacht kan worden dat de kwaliteit (actualiteit, volledigheid) van de uit (basis)registraties te verkrijgen gegevens te kort schiet of wanneer daar gerede twijfel over bestaat. Dit is vergelijkbaar met de regels zoals die voor gebruik van (authentieke)gegevens uit basisregistraties worden gesteld. De organisatie heeft een motiveringsplicht richting de klant. Dit is slechts in individuele gevallen aan de orde.
Daarnaast regelt dit wetsvoorstel het (gedeeltelijk) vervallen van de spontane informatieplicht voor een klant, die voortvloeit uit het recht op uitkering. De huidige wetgeving gaat uit van een verplichting voor de klant om alle voor een uitkering relevante feiten en omstandigheden te melden. Het sluitstuk van de eenmalige gegevensuitvraag is dat deze verplichting (gedeeltelijk) kan vervallen. De concrete invulling vereist dat het stelsel van (basis)registraties zodanig is ontwikkeld dat voldoende kwaliteit kan worden gegarandeerd. In dit wetsvoorstel wordt de mogelijkheid gecreëerd om bij ministeriële regeling gegevens uit bepaalde registraties aan te wijzen, die uitgezonderd worden van de spontane informatieplicht. Zo wordt tot uitdrukking gebracht dat de klant wijziging in zijn omstandigheden niet bij talrijke instanties hoeft te melden, maar alleen bij daartoe aangewezen (basis)registraties. Dit sluit aan op het verplicht gebruik van gegevens door bestuursorganen zoals dat in de diverse wetten voor afzonderlijke basisregistraties wordt geregeld en de daarbij geregelde eenmalige gegevensverstrekking door de belanghebbende. Dit is een groeipad van jaren. De ministeriële regeling waarin de gegevens worden opgenomen waarvoor de informatieplicht niet geldt wordt nu dan ook nog niet ingevuld. De aanpassing van de informatieplicht van de klant luistert nauw.
Dit betekent, dat de sancties op het niet voldoen van de informatieverplichting (in de sociale zekerheidswetten een bestuurlijke boete, en in alle wetten maatregelen ten aanzien van het recht op uitkering) niet kunnen worden opgelegd.
Een voorbeeld van de spontane informatieplicht is als iets in de situatie van een burger verandert, bijvoorbeeld het aangaan van een dienstbetrekking of het ontvangen van een uitkering, die van invloed is voor de hoogte van een uitkering. Bij een goed werkende polisadministratie kan dit gegeven ook via het UWV gemeld worden. Een ander voorbeeld is een adreswijziging. Toch zal er een afweging dienen plaats te vinden, voordat de gegevens worden opgenomen in de ministeriële regeling. Immers enerzijds ligt het voor de hand dat wijzigingen die men bijvoorbeeld aan de GBA meldt, niet ook nog eens aan de gemeente of een andere uitvoeringsinstantie hoeft te melden. Anderzijds mag het wettelijk kader geen belemmeringen voor onderzoek of sanctionering opwerpen, wanneer de klant de wijziging niet doorgeeft aan de GBA, waardoor deze ook niet bekend wordt bij de SUWI-organisaties.
De leden van de SP-fractie vragen om aan te geven hoe het correctierecht wordt vormgegeven. De leden van de CDA-fractie vragen waar de rechten (zoals inzicht, mogelijkheden om te verifiëren) in de wet zijn vastgelegd. De leden van de VVD-fractie vragen of het niet mogelijk was geweest om de burger enkel veranderingen te laten doorgeven bij incorrectheid van de gegevens en daarvoor te laten tekenen.
Inzage- en correctierecht zijn al geregeld in de WBP. In het stelsel van basisregistraties wordt verplicht gebruik en terugmeldplicht per basisregistratie wettelijk geregeld. Een overheidsorganisatie is verplicht tot terugmelding wanneer een gerede twijfel bestaat dat het gegeven in een basisregistratie niet correct lijkt. De beheerder van de basisregistratie neemt het gegeven waarop teruggemeld wordt in onderzoek. Als uit dit onderzoek blijkt dat het gegeven gewijzigd moet worden, wijzigt de beheerder het gegeven. Grondregel is dat de burgers en ondernemingen verantwoordelijk zijn voor een goede registratie van hun gegevens in de basisregistratie. Wijzigingen dienen zij aan de beheerder van een basisregistratie door te geven. Per basisregistratie wordt geregeld welke bewijsstukken voor wijziging overlegd dienen te worden.
Het inzage- en correctierecht voor de polisadministratie wordt mogelijk gemaakt door het wettelijk vastgelegde verzekeringsbericht. Door het UWV wordt hieraan invulling gegeven door middel van digitale beschikbaarstelling van sociale verzekeringsgegevens, die worden verwerkt in de polisadministratie. Daarbij worden ook de arbeidsverledengegevens getoond, zoals die door het UWV zijn vastgesteld. De beschikbaarstelling van deze gegevens in de vorm van het «digitale verzekeringsbericht» vindt fasegewijs plaats. Vanzelfsprekend is aan deze inzage-mogelijkheid een correctieprocedure gekoppeld.
Een burger heeft de mogelijkheid om zijn eigen gegevens in het digitaal klantdossier in te zien. De gegevens worden opgehaald uit de (basis-) registraties en gebruikt. De burger zal een uitkeringsaanvraag nog wel moeten ondertekenen. Ondertekening kan in de toekomst elektronisch plaatsvinden. Burger en organisatie moeten immers beide duidelijkheid hebben over welke gegevens te grondslag aan het uitvoeringsproces liggen, zodat hier achteraf geen discussie over kan ontstaan. Door het ondertekenen van het formulier verklaart de burger dat de (vooringevulde) gegevens juist zijn, en dat er geen verdere zaken zijn te melden.
Correctie op deze gegevens dient bij de registerhouder van deze gegevens plaats te vinden om zorg te dragen dat gecorrigeerde gegevens daarna ook integraal beschikbaar komen. Dit geldt ook wanneer een burger bij de vooringevulde formulieren voor het doen van een aanvraag bemerkt dat gegevens naar zijn/haar mening onjuist zouden zijn. Mocht een gegeven niet correct zijn dan is het zaak het gecorrigeerde gegeven bij de behandeling te betrekken en tevens zorg te dragen voor en correctie van de gegevensbron.
In het Gegevensregister SUWI zal inzichtelijk worden gemaakt welke gegevens de ketenpartijen verwerken en bij welke organisatie de (primaire) verantwoordelijkheid voor de gegevens berust (zie ook paragraaf 3).
Binnen het implementatietraject van het digitaal klantdossier zal in de praktijk ervaring worden opgedaan met een nieuwe (elektronische) vorm van inzage en correctie. Voor het digitaal klantdossier wordt dit aspect bij de voorbereidingen specifiek meegenomen. Belangrijk is ook om inzicht te krijgen hoeveel procent van de vooringevulde formulieren tot correctie leidt en hoe een en ander efficiënt kan worden georganiseerd.
De leden van de SP-fractie vragen in het bijzonder hoe correctie wordt vormgegeven als aangeleverde informatie van bijvoorbeeld de werkgever niet overeenkomt met de informatie van de werknemer.
De polisadministratie, waarin gegevens over lonen en arbeidsverhoudingen worden vastgelegd zoals die door de werkgever in de loonaangifte worden doorgegeven, is de bron van dienstverband gegevens. Door de digitale beschikbaarstelling van de gegevens in de polisadministratie (het verzekeringsbericht) en de mogelijkheid tot correctie aan de hand daarvan op actuele basis, wordt verwacht dat eventuele verschillen tussen de gegevens die werkgever heeft aangeleverd en de gegevens die de werknemer kent, al gecorrigeerd zijn voordat sprake is van een eventuele uitkering.
De leden van de VVD-fractie vragen om aan te geven hoe zij de burger wordt gemotiveerd om direct veranderende omstandigheden te melden.
De verplichtingen tot gegevensverstrekking en de daarbij behorende termijnen wordt bij de toekenning van de uitkering aan de belanghebbende gemeld. Dit is dus afhankelijk van het doel van de registratie geregeld. Voor de GBA zijn dit wettelijke verplichtingen (bijvoorbeeld binnen 5 dagen een verhuizing melden). In iedere wet zijn verplichtingen voor de burger opgenomen. Het is zaak de rechten en plichten (verantwoordelijkheden) in de voorlichting aan de klant te betrekken. Voorlichting is in eerste instantie een belangrijk instrument om burgers te motiveren om veranderde omstandigheden te melden.
In het verslag wordt op diverse plaatsen gewezen op de noodzakelijke kwaliteit van gegevensbronnen. Zo vragen de leden van de PvdA-fractie welke gegevens op welke plekken worden gevalideerd en op welke wijze dit gaat gebeuren. Tevens vragen zij wie verantwoordelijk is indien dit niet adequaat geschiedt. De leden van de PvdA-fractie verzoeken aan te geven hoe wordt voorkomen dat fouten op de burger worden afgewenteld. De leden van de PvdA-fractie vragen voorts op welke wijze gelijkwaardigheid van de kwaliteit van de gegevens wordt gewaarborgd. De leden van de VVD-fractie vragen concreet aan te geven welke stappen worden ondernomen om de gegevenskwaliteit te verbeteren en of daaraan een concreet tijdschema kan worden aangekoppeld. Zij vragen of ook concreet meetbare doelstellingen worden gekoppeld aan de gegevenskwaliteit. De leden van de VVD-fractie vragen verder of, conform het advies van het College bescherming persoonsgegevens (CBP), inmiddels al een lange termijn visie is ontwikkeld ten aanzien van de kwaliteit van de gegevens en ten aanzien van het recht op inzage en correctie.
Eenmalige gegevensuitvraag en hergebruik van gegevens betekent een impuls voor verbetering van de kwaliteit van de gegevens. De bruikbaarheid van het digitaal klantdossier staat of valt voor een belangrijk gedeelte met de kwaliteit van gegevens. Kwaliteit en inzage- en correctie hebben een nauwe relatie. Het is zaak om op korte en lange termijn te investeren in maatregelen die de kwaliteit van de gegevens verhogen. Dit betreft zowel procesmaatregelen, systeem- als organisatiemaatregelen. Het inregelen van een kwaliteitscyclus, waaronder raadpleging en gebruik van gegevens en het (terug)melden van eventuele onjuistheden daarin, zal daaraan een onmisbare en wezenlijke bijdrage leveren. Het digitaal klantdossier zal in ondersteuning hiervan voorzien. De uitkomsten van pilots zal hier input voor leveren.
De ketenpartners, samenwerkend in het project DKD, rekenen waarborgen van de kwaliteit van de gegevens ook tot hun verantwoordelijkheid. Gemeenten zijn een project gestart om de kwaliteit van de GSD gegevens te verbeteren. Dit project is thans bezig met een analyse van de kwaliteit en zal binnen afzienbare tijd komen met concrete maatregelen om de gegevenskwaliteit te verbeteren. Het CP-ICT Gemeenten coördineert dit traject en maakt daartoe ook bindende afspraken met ICT leveranciers voor het gemeentelijk domein.
De CWI is in eerste aanleg in het huidige proces voor aanlevering van gegevens afhankelijk van gegevens die door de klant worden verstrekt. Waar relevant worden hierbij bewijsstukken gevraagd. Door het gebruik van gegevens uit andere (authentieke) bronnen zal het proces binnen de CWI wijzigen. Gegevens uit de andere (basis)registraties zullen ten behoeve van de uitkeringsintake en de bemiddeling naar werk met de klant gewisseld worden en eventueel leiden tot wijzigingsverzoeken. Met het ophalen van gegevens uit de GBA, de polisadministratie en in de toekomst de verzekerdenadministratie van de SVB en registraties van de Informatiebeheergroep (IBG) (onderwijsgegevens, zoals over diploma’s) ontstaat er een belangrijke kwaliteitsverbetering. Gegevens worden in tegenstelling tot de huidige werkwijze niet meer aan de klant gevraagd (met de kans dat de klant onvolledige of onjuiste gegevens aanlevert) maar kunnen rechtstreeks vanuit de bron gebruikt worden ten behoeve van de bemiddeling naar werk. De CWI legt binnen het eigen werkproces de nadruk op het naleven van de opgestelde registratierichtlijnen om de kwaliteit van de gegevens op het gewenste niveau te brengen en houden.
Bij het UWV is het traject voor verbetering van de kwaliteit van de polisadministratie (onder andere volledigheid en actualiteit) in volle gang. Specifiek voor de gegevens in de polisadministratie, die de basis vormen voor het bepalen van het recht op WW-uitkering, worden in het traject Digitaal Verzekerdenbericht actief burgers benaderd voor controle van geregistreerde gegevens. Op die wijze draagt inzage- en correctie bij aan de kwaliteit van de gegevens.
De staatsecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de ketenpartijen in de meibrieven 2008 verzocht om hun aanpak met betrekking tot de kwaliteit van gegevens in de (basis)registraties te expliciteren in de jaarplannen. Op basis hiervan wordt bezien of nadere afspraken hierover nodig zijn.
3. Elektronische gegevensuitwisseling en privacy
Gegevensuitwisseling: doelbinding en transparantie
De leden van de CDA-fractie vragen om afbakening van de doelbinding van gegevens die verstrekt worden. De leden van de PvdA-fractie vragen aan te geven hoe wordt voorkomen dat aan derden persoonsinformatie wordt verstrekt die voorheen niet verstrekt kon worden.
In overeenstemming met het huidig wettelijke regime wordt informatie over burgers alleen verstrekt c.q. uitgewisseld, als de noodzaak daarvoor blijkt uit een wettelijke grondslag. Het uitgangspunt blijft het «gesloten» verstrekkingenregime. Transparantie is een belangrijke randvoorwaarde voor gegevensuitwisseling. De aard en de betekenis van de gegevens die tussen de SUWI-partijen worden uitgewisseld en de wijze waarop de gegevens worden gecodeerd bij de uitwisseling, dienen eenduidig en ondubbelzinnig te zijn. Het moet voor een burger duidelijk zijn waar hij terecht kan voor inzage en correctie.
Gegevensuitwisseling beheer en beveiliging
De leden van de PvdA-fractie vragen hoe wordt bewaakt dat alleen op basis van een need-to-know-regeling gegevens worden uitgewisseld. De leden van de fractie van de PVV vragen of er een vorm van controle is op het inbrengen van gegevens door partijen. Ook de leden van de VVD-fractie vragen hoe de privacy-maatregelen in de praktijk zijn vormgegeven.
Het digitaal klantdossier bevat alleen gegevens die van belang zijn voor de ketenwerkprocessen van de SUWI-organisaties. Medewerkers moeten geautoriseerd zijn om toegang tot het digitaal klantdossier te krijgen. Medewerkers kunnen alleen gegevens raadplegen die zij voor hun specifieke taak nodig hebben.
Voor het gebruik van het digitaal klantdossier door de burger zijn de privacymaatregelen vormgegeven door onder andere het gebruik van DigiD. Alleen met een geldige DigiD kan de burger toegang tot het digitaal klantdossier verkrijgen en binnen het digitaal klantdossier slechts tot de eigen gegevens – niet die van (ex-)partners. De autorisatie voor de elektronische voorzieningen en het digitaal klantdossier is gebaseerd op rollen. Dit betekent dat er standaard profielen zijn ontwikkeld voor het raadplegen van gegevens, gekoppeld aan specifieke uitvoerende taken. Een medewerker heeft alleen toegang tot die gegevens die hij voor zijn taken, dus gekoppeld aan een bepaald profiel, nodig heeft.
Voor het gebruik en het beheer van de elektronische voorzieningen worden in wetgeving (via dit wetsvoorstel) nadere regels gesteld om waarborgen te bieden voor de privacy. Op grond van die regels hebben de uitvoeringsorganen de taak om waarborgen te creëren ten aanzien van de kwaliteit van gegevens, privacybescherming en andere beveiligingsmaatregelen binnen het domein en de zeggenschap van de eigen organisatie.
Op grond van het Besluit SUWI wordt zorg gedragen voor een samenhangend beveiligingsbeleid. Dit beleid heeft tot doel om afstemming en samenhang te bereiken in de systematiek en de niveaus van beveiliging in de verschillende organisatiedomeinen. Kern is dat via de bijlage bij de Regeling SUWI Beveiliging gezamenlijke elektronische voorzieningen SUWI een gemeenschappelijke, nadere uitwerking wordt gegeven van artikel 13 van de WBP, dat algemene uitgangspunten en richtlijnen geeft voor de door organisaties te implementeren beveiligingsmaatregelen. Bij het opstellen hiervan wordt de Code voor Informatiebeveiliging gehanteerd. De bijlage legt gemeenschappelijke betrouwbaarheidseisen vast die het beveiligingsniveau aangeven voor de gezamenlijke elektronische voorzieningen. De geformuleerde normen gelden niet alleen voor deze voorzieningen in engere zin, maar ook voor de bedrijfsprocessen die van de met behulp hiervan uitgewisselde gegevens gebruik maken. Aldus wordt een gelijkwaardig niveau van beveiliging over de organisaties heen bereikt.
De vereiste betrouwbaarheid wordt gedefinieerd vanuit de gevolgen van inbreuken op:
• beschikbaarheid: de mate waarin de elektronische voorzieningen in bedrijf zijn op het moment dat de organisatie het nodig heeft;
• integriteit: de mate waarin de voorzieningen zonder fouten zijn;
• vertrouwelijkheid: de mate waarin de toegang tot en de kennisname van de beschikbare informatie beperkt is tot een gedefinieerde groep van gerechtigden.
Op basis van de gestelde eisen worden vervolgens beveiligingsdoelen vastgelegd waarmee het vastgestelde niveau kan worden bereikt. De organisaties zijn dan zelf gehouden hiervoor om beveiligingsmaatregelen te treffen. Als onderdeel van de jaarlijkse verantwoording over de gegevensverwerking binnen de organisaties, rapporteren deze tevens over het gebruik, de inrichting en de beveiliging van SUWInet, uiteraard voor zover dit binnen hun verantwoordelijkheidsdomein valt.
De leden van de VVD-fractie vragen of de beveiliging van persoonsgegevens bij de betrokken SUWI-organisaties (inclusief gemeenten) nu aantoonbaar in overeenstemming is met de wettelijke eisen. De leden van de VVD-fractie vragen om aan te geven hoe de privacymaatregelen in de praktijk worden vormgegeven. Zij vragen wanneer de systemen van de ketenpartners 100% privacyproof zijn.
De resultaten zichtbaar uit de auditrapportages over de SUWI-organen betreffende het jaar 2006 tonen dat niet alle organisaties volledig voldoen aan alle gestelde eisen (22 auditpunten). Het totaalbeeld over 2006 vertoont echter progressie. Voor de CWI en ondersteunende diensten IB en het BKWI is het beeld overwegend positief. Het UWV, de SVB en IB voldoen volledig aan de normen. De CWI voldoet niet op het punt van continuiteitsbeheer (alle maatregelen die moeten garanderen dat de applicaties en de dienstverlening ook op langere termijn kunnen blijven functioneren). Het BKWI (onderdeel van de CWI, verantwoordelijk voor SUWInet) blijft in gebreke op het aandachtspunt dienstenniveau beheer (het, in een goed samenwerkingverband tussen aanbieder en afnemer, zorgdragen voor het overeenkomen en bewaken van een optimaal niveau van IT-dienstverlening). De logische (identificatie, authenticatie: en autorisatie) en fysieke toegangsbeveiliging voldoet bij alle genoemde partijen aan de norm. Dit is een indicatie dat de privacy aspecten goed zijn geborgd.
Bij gemeenten is het beeld wisselend. Uit een steekproef over het jaar 2005 van de IWI blijkt dat 50% van de gemeenten niet voldeden aan de norm. Hierop zijn de gemeenten middels de «Verzamelbrief» in 2006 gewezen op hun wettelijke plicht te voldoen aan de beveiligingseisen. Daarbij is gewezen op de hulpmiddelen die het BKWI daartoe op haar site beschikbaar stelt. Door het CP-ICT gemeenten is materiaal ontwikkeld om gemeenten te ondersteunen bij het opstellen en uitvoeren van een beveiligingsplan; daaronder valt ook de rol van de gemeentelijke accountant. Gemeenten zullen moeten onderzoeken in hoeverre de beveiliging optimaal is. Hier ligt een taak voor het college van B&W en ook voor de gemeenteraad. Bij de implementatie van het digitaal klantdossier wordt hier nadrukkelijk aandacht aan besteed.
De leden van de PvdA-fractie vragen hoe de intake van gegevens bij de CWI zich verhoudt tot de validiteit van de gegevens. De CWI heeft bijvoorbeeld geen bevoegdheid tot het verifiëren van samenwonen. De leden van de PvdA-fractie vragen waarom de gemeente niet wordt aangewezen, die wel een authentieke basisregistratie heeft op inkomen, bijstand en samenleving. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de CWI gegevens die al bij het UWV aanwezig zijn in de polisadministratie, of bij gemeenten in de GBA, ook dient uit te vragen, wanneer de set gegevens vervolgens weer teruggestuurd wordt naar het UWV respectievelijk gemeenten.
De CWI verzorgt de intake van gegevens van de klant voor het bemiddelingsproces en het aanvraagproces van uitkeringen, voor zover deze gegevens nog niet bekend zijn binnen de keten werk en inkomen. Het is in de praktijk van dit moment afhankelijk van de lokale afspraken die gemeenten en de CWI maken welke gegevens de CWI uitvraagt en welke de gemeenten. De gegevens die de CWI uitvraagt, komen onder andere uit basisregistraties als de GBA en in de toekomst de polisadministratie. Voor de GBA geldt dat in de Wet Wet GBA regels over de kwaliteit van de gegevens zijn opgenomen. De bronhouder is verantwoordelijk voor het onderzoek en het uiteindelijk wijzigen van het gegeven. Zo zal de CWI uit de GBA het adresgegeven en gegevens over de burgerlijke staat verkrijgen. Op grond daarvan kan overigens niet exact worden vastgesteld wat de samenlevingsvorm is. Om een gezamenlijk huishouden vast te stellen zullen dus aanvullend gegevens moeten worden uitgevraagd. Met het stelsel van basisregistraties wordt vervuiling voorkomen omdat gegevens nog maar op één plaats worden vastgelegd en bijgehouden. De CWI is alleen registerhouder voor de «eigen» gegevens d.w.z. de gegevens die alleen de CWI verzamelt en vastlegt (zoals datum inschrijving de CWI en opleidingen). Alleen voor deze gegevens kan de CWI voor de kwaliteit instaan.
Voor de volledigheid kan worden gemeld dat gemeenten wel als basisregistratie de GBA hebben, maar niet een authentieke basisregistratie inkomen, bijstand en samenleving, zoals in de vraag is vermeld.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe in dit verband wordt omgegaan met gegevens waarvoor een gezamenlijke verantwoordelijkheid geldt.
De gegevens in het digitaal klantdossier zijn altijd bij één bepaalde organisatie vastgelegd, op basis van de wettelijke taak van die organisatie (het digitaal klantdossier zelf legt immers niet centraal gegevens vast, maar zorgt voor ontsluiting van gegevens uit relevante registraties). In het kader van het wetsvoorstel wordt er vanuit gegaan dat er geen sprake is van een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Het College bescherming persoonsgegevens (CBP) onderschrijft dit in haar advies. Daar waar – als gevolg van specifieke samenwerkingsarrangementen of in de toekomst – wel sprake is van een gezamenlijke verantwoordelijkheid, biedt de WBP afdoende kader om daarmee om te gaan. Dit resulteert dan in de noodzaak tot onderlinge afspraken tussen de organisaties hoe zij die verantwoordelijkheid – met name ook richting de burger – invullen.
4. Overige elementen in het wetsvoorstel
De leden van de SP-fractie vragen of uiteengezet kan worden welke gegevens in verband met de WMO en «op het vlak van het onderwijsstelsel» in het digitale klantdossier worden opgenomen en wat deze wet nu precies moet faciliteren. Zij vragen ook om welke gegevens het gaat.
Gegevens in verband met de WMO (bijvoorbeeld voorzieningen) en onderwijs (bijvoorbeeld voortijdig schoolverlaten) hebben vaak een relatie met het naar werk helpen van mensen.
Deze wetswijziging schept de mogelijkheid om bij een wettelijke grondslag voor de gegevensuitwisseling hiervoor de gezamenlijk onderhouden elektronische voorzieningen te gebruiken. Dit kan in principe om een verscheidenheid aan gegevens gaan. Uiteraard is de verstrekking van gegevens aan derde organisaties en het gebruik van de elektronische voorzieningen hiervoor onderworpen aan de eisen en waarborgen die uit de WBP voortvloeien. Dit betreft eisen van noodzakelijkheid voor de uitvoering van de publieke taken, doelbinding en proportionaliteit. In het Besluit SUWI wordt geregeld dat elektronische gegevensverstrekking met behulp van de elektronische voorzieningen aan bestuursorganen slechts plaatsvindt, indien met deze bestuursorganen overeenstemming bestaat over de te verstrekken gegevens, de omstandigheid waaronder en de wijze van verstrekking.
Voor de volledigheid kan worden opgemerkt, dat pas als de WMO volledig is ingevoerd en er ervaring mee is op gedaan, wordt bezien welke gegevens kunnen worden uitgewisseld. Hier dient nog onderzoek naar gedaan te worden.
De leden van de PvdA-fractie vragen of gemeenten de informatie uit het digitaal klantdossier mogen gebruiken om hun lokale armoedebeleid op een hoger plan te tillen, in die zin dat zij automatische kwijtscheldingen, het benaderen van doelgroepen (65+ die geen bijzondere bijstand aanvragen), en dat soort verbeteringen van de gemeentelijke dienstverlening gaan nastreven.
Met deze wetswijziging wordt ruimte geschapen om de elektronische voorzieningen (het digitaal klantdossier) voor andere (gemeentelijke) taken te gebruiken. Het digitaal klantdossier is een virtuele verzameling van gegevens over één klant die in samenhang worden gepresenteerd. Het gaat bij het digitaal klantdossier om individuele raadplegingen en niet om het vergelijken van bestanden van grotere groepen. Overigens dient voor het gebruik van de gegevens voor andere doelen dat waarvoor ze verkregen zijn wel een wettelijke grondslag te bestaan. In de genoemde voorbeelden bestaat die reeds of wordt die gecreëerd.
Een aantal initiatieven om het gemeentelijke armoedebeleid te ondersteunen is reeds genomen:
– de SVB meldt jaarlijks via het IB aan gemeenten welke inwoners een onvolledige AOW genieten.
– daarnaast verzorgt de SVB voor een twintigtal gemeenten de aanvullende bijstand aan hun 65-plussers. Elke gemeente kan daartoe op grond van de WWB de SVB mandateren. De SVB koppelt ook terug aan de desbetreffende gemeente welke 65-plusser een aanvullende bijstandsuitkering krijgt.
– in januari 2007 is een bestandkoppeling via het IB beproefd om gemeenten te ondersteunen bij de automatische kwijtschelding van gemeentelijke belastingen. Aan deze succesvolle proef hebben Amsterdam, Rotterdam, Zaandam en Dordrecht meegedaan. De wijziging van regelgeving om bestandskoppelingen voor de geautomatiseerde kwijtschelding in 2008 landelijk mogelijk te maken, is onlangs voor advies aan het College bescherming persoonsgegevens (CBP) voorgelegd.
Per 1 september 2007 wordt aan de elektronische voorzieningen (SUWInet-Inkijk) een rekenmodule van het NIBUD toegevoegd. Hiermee kunnen aanspraken op circa 20–25 financiële regelingen worden bepaald. Voorlopig wordt dit instrument aan de professional van de CWI, het UWV en de GSD ter beschikking gesteld om onbenutte rechten van de individuele cliënten te achterhalen. Als het instrument goed werkt zal worden nagegaan of dit kan worden toegevoegd aan de diensten voor de burger.
De leden van CDA-fractie vragen of het CBS ook aangesloten kan worden op de SUWI-keten of zij alle gegevens mag uitvragen en hoeveel enquêtes dan kunnen vervallen en welke enquêtes over twee jaar nog zullen bestaan.
In de huidige situatie benut het CBS ook al gegevens van de SUWI-keten. Dit wetsvoorstel brengt hier geen wijziging in. Het aansluiten van het CBS en het vervallen van enquêtes is meegenomen bij de instelling van de polisadministratie bij de totstandkoming van de Wet Financiering Sociale Verzekering (Wfsv). Daarbij is in de Wet SUWI bepaald dat bepaalde gegevens t.b.v. CBS door de werkgevers worden aangeleverd via de loonaangifte. Hierdoor zijn enquêtes die betrekking hebben op deze specifieke gegevens vervallen.
De leden van de VVD-fractie vragen of de mogelijkheden om gegevens met elkaar te vergelijken nu optimaal is. Zij vragen of daarbij specifiek kan worden ingegaan op de mogelijkheid om via registers het vermogensbezit van uitkeringsgerechtigden in het buitenland te traceren.
Het digitaal klantdossier is niet primair het instrument voor bestands- en gegevensvergelijking. Doel van bestandskoppeling is het kunnen vergelijken van twee verschillende gegevens. Bij bestandskoppeling is veelal sprake van massale vergelijking van gegevens, dat de nodige waarborgen vergt in verband met privacy-overwegingen (is de koppeling proportioneel, kan het op een andere wijze). Het vergelijken van gegevens is ook mogelijk door gerichte en beperkte gegevensuitwisseling. Met veel landen zijn verdragen en of «memorandums of understanding» gesloten onder meer waar het gaat om gegevensuitwisseling met betrekking tot controle en verificatie van socialezekerheidsuitkeringen. De bilaterale verdragen over sociale zekerheid bevatten steeds bepalingen over de gegevensuitwisseling met het oog op de controle op de rechtmatigheid van de uitkeringen. In het kader van die verdragen worden ook afspraken gemaakt over het inzien van gegevens uit het kadaster van het desbetreffende land. Of de elektronische voorzieningen daarbij benut worden hangt af van de mogelijkheid in die andere landen.
Gegevensverstrekking potentiële werkgever
De leden van de PvdA-fractie vragen hoe wordt bewaakt dat bij potentiële werkgevers geen gegevens worden opgevraagd, zoals over gezondheid, ziektewet, zwangerschap als dit op grond van andere wetgeving verboden is.
In dit wetsvoorstel wordt voorgesteld, dat ook potentiële werkgevers, dat wil zeggen werkgevers, die nog geen arbeidsrelatie met een persoon hebben, gegevens dienen te verstrekken aan de CWI, gemeenten en het UWV. Het gaat hierbij om gegevens, die nodig zijn voor het vaststellen van het recht op uitkering of de rechtmatigheid daarvan. De aanleiding was het opvragen van informatie over het sollicitatiegedrag van betrokkene. Omdat er geen arbeidsrelatie is zal deze «potentiële» werkgever geen gegevens over de gezondheidstoestand van de uitkeringsgerechtigde hebben. Die gegevens mag hij niet aan de belanghebbende vragen voor de beoordeling van de uitkeringsgerechtigde als potentiële werknemer. Hij zal deze gegevens ook niet van het UWV kunnen verkrijgen. Daartoe biedt de wetgeving ook elders niet de grondslag.
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of de potentiële werkgever een sollicitant van het doorgeven van persoonsgegevens vooraf op de hoogte moet stellen en vragen of een sollicitant dit kan weigeren.
Door de verplichting in de wet te regelen, hetgeen wordt voorgesteld, wordt het vereiste van goedkeuring vragen aan de betrokkene doorbroken. Door het wettelijk voorschrift wordt de afweging gemaakt of zonder toestemming van betrokkene gegevens kunnen worden verstrekt. Dat neemt niet weg, dat het de werkgever vrij staat de sollicitant daarover te informeren. Deze kan de gegevensverstrekking echter niet door een weigering tegengaan. Duidelijk moet wel zijn, dat het gegevens betreft die voor het recht op uitkering relevant zijn.
5. Lasten, handhaving en inwerkingtreding
De leden van de CDA-fractie en de VVD-fractie vragen hoe de in de memorie van toelichting opgenomen € 20,9 mln incidentele kosten voor het digitaal klantdossier zich verhouden tot de uitspraken van de vorige staatssecretaris van SZW in het algemeen overleg over het digitaal klantdossier van 17 januari jl. dat er «nog eens € 9 mln beschikbaar is gesteld voor de doorontwikkeling en nog eens € 9,6 mln voor de implementatie bij het UWV en de CWI en gemeenten en dat hiermee nog niet het hele proces is afgedekt» De leden van de CDA-fractie en de VVD-fractie vragen om een indicatie te geven van de additionele kosten die gemoeid zijn met het besluit over de verdere financiering van het digitaal klantdossier. Ook de leden van de fractie van de PVV vragen naar de kosten van de noodzakelijke automatisering.
Bij de totstandkoming van het digitaal klantdossier wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van bestaande systemen bij de CWI, het UWV en gemeenten. Doordat de ketenpartners de gegevens die tot het dossier worden gerekend uit hun registers digitaal ter beschikking stellen, ontstaat een gestructureerd en samenhangend beeld. Om deze systemen en databanken op elkaar aan te sluiten en een portal te bouwen, zijn extra middelen nodig. De (initiële) ontwikkeling en implementatie van het digitaal klantdossier worden additioneel gefinancierd.
De situatie met betrekking de financiering van het digitaal klantdossier is als volgt:
• voor 2005 en 2006 is er € 20,9 mln toegekend voor de uitwerking en ontwikkeling van het digitaal klantdossier in 2006 (fase 1);
• december 2006 is voor 2007 nog eens zo’n € 9 mln beschikbaar gesteld voor doorontwikkeling voor het digitaal klantdossier voor 2007. En voor de implementatie van het digitaal klantdossier (fase 1) bij het UWV/de CWI en gemeenten is nog eens € 9,6 mln toegekend; (ter financiering van deze kosten 2007 is € 6 miljoen benut uit de onderrealisatie budget 2005/2006);
• het UWV/de CWI en de gemeenten hebben aangegeven dat voor 2007 nog € 9 mln benodigd is voor de doorontwikkeling en nog € 7 mln voor de implementatie bij de gemeenten. In de implementatiekosten zitten tevens opleidingskosten voor 2006 en 2007. De toenmalige Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft aangegeven dat pas een besluit kan worden genomen over de verdere financiering van deze € 16 mln als de besluitvorming met betrekking tot de baten/opbrengsten is afgerond.
Op dit moment vindt er met partijen afstemming plaats over de baten/opbrengsten van het digitaal klantdossier en de besluitvorming over de vervolgfinanciering van het digitaal klantdossier. Ook dan pas zal er meer inzicht zijn in eventuele extra besparingen bovenop de reeds gemelde € 10 mln, waar de leden van de VVD-fractie naar vragen. De partijen zijn nog bezig met de plannen en voorstellen voor de verdere ontwikkeling digitaal klantdossier 2008 en verder het in kaart brengen van de consequenties.
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen de staatssecretaris hoe hoog hij de kosten van beheer uitvraag van gegevens raamt. Op dit moment is er nog geen volledig inzicht in de additionele kosten in het kader van beheer en exploitatie van het digitaal klantdossier. Uitgangspunt is wel dat de ketenpartijen de kosten voor beheer en exploitatie van het digitaal klantdossier uit de eigen reguliere middelen financieren.
De leden van de VVD-fractie vragen waarom besparingen voor het digitaal klantdossier die het gevolg zijn van een betere handhaving niet gekwantificeerd zijn.
Op dit moment vindt er met de partijen afstemming plaats over de baten/opbrengsten van het digitaal klantdossier. In het kader van de baten/opbrengsten van het digitaal klantdossier is met name gekeken naar kostenvoordelen in de bedrijfsvoering van de betrokken partijen.
Hierbij worden ook de kostenvoordelen m.b.t. bedrijfsvoeringsprocessen claimbeoordeling, rechtmatigheid, terugvordering en verhaal meegenomen.
De leden van de fractie van de PVV vragen of het niet handiger en goedkoper is vanuit het ministerie interimmers, adviseurs en ict-ers in te zetten. Bij de uitvoering van het programma DKD wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de inzet van betrokken partijen, waarmee aansluiting op de praktijk zoveel mogelijk geborgd wordt. Inzet van externen in een dergelijk traject blijkt echter onontbeerlijk, om voor vaak relatief korte tijd de juiste expertise te kunnen benutten. Dit geldt bijvoorbeeld voor de aanpassing van bepaalde informatiesystemen die beheerd en ontwikkeld worden door externe partijen en leveranciers.
De leden van de CDA-fractie vragen hoe administratieve laten voor burgers verder in kaart worden gebracht gelet op passage in memorie van toelichting «de administratieve lasten van burgers zullen in het verdere traject worden uitgewerkt». Zij vragen waarom deze vermindering van lasten niet reeds in het wetsvoorstel is opgenomen. De leden van de VVD-fractie vragen aan te geven wanneer de nadere uitwerking van de financiële baten als vermindering van lasten voor de burgers gereed is. Zij vragen of de Kamer hier nog over wordt geïnformeerd. De leden van de VVD-fractie vragen of er een toets op de begrijpelijkheid van formulieren is uitgevoerd.
Het uitgangspunt is dat de (vooringevulde) formulieren eenvoudig van aard zijn en begrijpelijke taal bevatten. Belangrijk in het kader van administratieve lasten is de sanering van de bewijsstukken en hiermee samenhangend de verkorte formulieren. Bij de ontwikkeling van de e-intake formulieren is de expertise van een gespecialiseerd bureau op dit terrein ingezet. Daarnaast hebben klanten van verschillende DE CWI-vestigingen meegewerkt aan testen en zijn de formulieren in een speciaal daarvoor opgezette laboratorium-omgeving met klanten doorgenomen. In de pilot in Heerenveen en in de proefuitrol in Den Haag worden expliciet de consequenties voor administratieve lasten bezien.
De lastenvermindering voor burgers is in potentie veelbelovend, maar het betreft nadrukkelijk een groeipad. Tijdens de pilot in Heerenveen en de eerste proefuitrol in Den Haag zal aan gebruikers van het systeem naar hun ervaringen worden gevraagd. De administratieve lastenverlichting maakt deel uit van de evaluaties.
Ook vragen de leden van de VVD-fractie of er ook lasten voor het bedrijfsleven aan het voorstel verbonden zijn en of er een bedrijfseffectentoets is uitgevoerd. Het wetsvoorstel heeft geen consequenties voor het bedrijfsleven. Er is geen bedrijfseffectentoets uitgevoerd.
6. Ingewonnen adviezen en toetsen;
De leden van de fracties van de PvdA en de VVD hebben vragen over de lagere regelgeving en de procedures die daarbij gelden en de betrokkenheid van het CBP daarbij.
Naar aanleiding hiervan wordt hierna een overzicht opgenomen van de inhoud van de algemene maatregel van bestuur en de ministeriële regeling. Bij de totstandkoming van de Wet SUWI is er voor gekozen alle algemene maatregelen van bestuur op te nemen in één Besluit: het Besluit SUWI en voorts om alle ministeriële regelingen op te nemen in de Regeling SUWI. Dit wetsvoorstel brengt met zich dat dit Besluit en deze Regeling worden gewijzigd. Daarnaast zal het Besluit Inlichtingenbureau gemeenten worden ingetrokken. Het CBP is over de wijziging van het Besluit SUWI om advies gevraagd.
Onderwerp | Wet SUWI | Besluit SUWI | Regeling SUWI |
---|---|---|---|
Intake aanvraag uitkering en toeslag en aangifte van werkloosheid bij de CWI (eenmalige gegevensuitvraag, ook door UWV en SVB en gemeenten) | Artikel 28 lid 3: omgekeerde intake indien gegevens uit polisadministratie, verzekerdenadministratie en GBA. | ||
Bij amvb aan te wijzen andere (basis) registraties en gegevens | Nog niet ingevuld | ||
Bij amvb regelen gegevens die het betreft voor omgekeerde intake, art. 33a (UWV), 35 (SVB) Idem artikel 53a lid 1 WWB ca | Artikel 5.2a en Bijlage II Gegevens worden opgenomen in de aanvraag | Eventuele wijziging gegevens | |
lid 5 Overeenkomsten taakverdeling intake | Amvb-mogleijkheid o.g.v. art. 22 lid 6 vervalg | Bijlage II vervalt | |
Vermindering spontane inlichtingenverplichting (wegens aanwezigheid van gegevens bij de overheid) | Artikel 29 voor de CWI en art. 17 lid 1 WWB ... WW, Wet WIA, TW AKW etc. ... | geen | Benoeming gegevens in Regeling. Wordt nog niet ingevuld (zie ook groeipad) |
Elektronische voorzieningen bij gegevensuitwisselingen (Digitaal Klantdossier) | Artikel 62 lid 2: gezamenlijk zorgplicht in standhouden elektronische voorzieningen door SUWI-organen voor onderlinge gegevensuitwisseling en voor gegevensuitwisseling met derden (buiten het SUWI-domein) voor zover bij wettelijk voorschrift toegestaan Artikel 62 lid 3 regels voor derde lid, in ieder geval beheer, beveiliging, beheer, inrichting | Nieuwe artikelen: 5.19 functie elektronische voorzieningen 5.20 Gegevensregister SUWI 5.21 Inrichting en beheer (taken van de CWI) en stelselontwerp elektronische voorzieningen (ged. Bepalingen uit Wet SUWI die vervallen) 5.22 Zorg dragen voor beveiliging 5.23 Gebruik elektronische voorzieningen voor gegevensuitwisseling met derden (procedure voorschriften daarvoor) | Art. 6.1 vervalt Bijlage met gegevensregister, art. 6.2 vervalt Art. 6.3 vervalt en Bijlage stelselontwerp Deze bijlage blijft behouden maar wordt op het Besluit gebaseerd Art. 6.4 vervalt en bijlage met Beveiligings-voorschriften Deze bijlage blijft behouden maar wordt op het Besluit gebaseerd |
Regels Inlichtingenbureau | Artikel 63 (grondslag amvb taken, financiering en beheer) | Besluit IB gemeenten wordt ingetrokken Artikel 5.24 IB bewerker ten behoeve van gemeenten Artikel 5.25 Begroting, kwartaalverslagen, jaarplan, budget, jaarverslag jaarrekening en accountantsverklaring (bepalingen i.v.m. financiering IB conform wet) | Regeling gegevens die worden verwerkt door IB Artikelen IB vervallen |
De leden van de VVD-fractie stellen nog enkele vragen naar aanleiding van het advies van de Raad van State. Ze verwijzen naar de delegatie-bepaling over het verstrekken van gegevens aan het UWV, de CWI, de SVB, de minister of de IWI (artikel 54 van de Wet SUWI). De noodzaak tot het vaststellen van deze algemene maatregel van bestuur is nog niet gebleken. Het is ook nog niet duidelijk wanneer daarvan gebruik gemaakt zal worden en of in verband daarmee de Kamer daarover zal worden geïnformeerd.
Tenslotte vragen de leden van de CDA-fractie, de PvdA-fractie en de VVD-fractie om alsnog de toezichtbaarheidstoets van de IWI en de uitvoerbaarheidtoetsen van het UWV, de CWI en gemeenten aan de Kamer te zenden en puntsgewijs op de commentaren van deze organisaties in te gaan. In de memorie van toelichting op het onderhavig wetsvoorstel heb ik de hoofdlijnen van de toezichtbaarheidstoets van IWI en de uitvoeringstoetsen en mijn reactie hierop geëxpliciteerd. Bij deze nota naar aanleiding van het verslag treft u de door u gevraagde toetsen en mijn reactie hierop aan.1
Op de opmerking van de leden van de PvdA-fractie over de intake bij de CWI naar aanleiding van artikel 28 Wet SUWI is al ingegaan in de beantwoording van de vragen van de leden van de CDA-fractie in paragraaf 2.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30970-6.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.