30 967
Wijziging van de Algemene wet gelijke behandeling ter uitvoering van Richtlijn nr. 2004/113/EG van de Raad van de Europese Unie van 13 december 2004 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 3 april 2007

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen. Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

ALGEMEEN

1. Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. De bedoeling van het wetsvoorstel is het creëren van een kader voor bestrijding van discriminatie op grond van geslacht bij de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten. De genoemde leden vinden de gelijkheid van mannen en vrouwen een groot goed en willen deze zo goed mogelijk beschermen. Er is al veel geregeld in de Nederlandse wetgeving om de volledige gelijkheid tussen mannen en vrouwen in de praktijk te waarborgen. De leden van de CDA-fractie kunnen zich vinden in de voorgestelde aanpassingen in de Algemene wet gelijke behandeling (Awgb), maar hebben toch een aantal opmerkingen en vragen.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel tot wijziging van Awgb houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten. Aanleiding voor de wijziging van de Awgb is de implementatie van richtlijn 2004/113/EG van de Raad van de Europese Unie van 13 december 2004. De richtlijn geeft een kader voor bestrijding van seksediscriminatie bij de toegang tot en de levering van goederen en diensten, in het bijzonder het gebied van verzekeringen. De leden van de VVD-fractie zien het nut in van het bestrijden van discriminatie van geslacht. In deze wijziging heeft de bestrijding van discriminatie betrekking op goederen en diensten. Deze wijziging van de Awgb betekent een verandering van de leden 1a en 8a van de Awgb. Alvorens een standpunt in te nemen over het voorgestelde wetsvoorstel, krijgen de leden van de VVD-fractie gaarne uitleg op een aantal punten.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel en hebben er weinig bezwaren tegen. Deze leden zijn van mening dat het hier gaat om een voornamelijk technische wetswijziging. Voorzover dat niet het geval is, leidt deze wijziging tot een verbeterde bescherming tegen ongeoorloofd onderscheid op basis van sekse. Kan de regering ingaan op de veronderstellingen van deze leden?

De leden van de SP-fractie hadden een reactie van het College Gelijke Behandeling (CGB) wel op prijs gesteld en zijn benieuwd of de beperkte omvang van de wetswijziging de regering heeft doen besluiten om geen reactie te vragen. pDeze leden hebben zich door het CGB laten overtuigen dat de situatie na de wetswijziging, inclusief de definitie van indirecte discriminatie, werkbaar en adequaat is. Derhalve zien deze leden vooralsnog geen reden om niet in te stemmen met dit wetsvoorstel.

2. Inhoud van de richtlijn

De leden van de CDA-fractie stellen vast dat de Raad van State in zijn advies ingaat op de terminologie in het wetsvoorstel. De regering heeft ervoor gekozen om vooralsnog de Nederlandse terminologie te handhaven, zoals die gebruikt wordt in de Awgb, namelijk direct en indirect onderscheid. De Raad van State adviseert echter aan te sluiten bij de terminologie zoals die in de richtlijnen gebruikt wordt, namelijk directe en indirecte discriminatie, in verband met de dekking van de richtlijnbepalingen door het wetsvoorstel. In het nader rapport (bladzijde 2) stelt de regering, dat zo spoedig mogelijk in de wetgeving dient te worden aangesloten bij de terminologie van de Europese richtlijnen. In verband met het beperkte karakter van het onderhavige wetsvoorstel en het risico van overschrijding van de implementatietermijn acht de regering het niet gewenst de aanpassing van de terminologie in dit wetsvoorstel te regelen. In dit verband vragen de leden van de CDA-fractie op welke termijn de Kamer de kabinetsreactie op de tweede evaluatie van de Awgb tegemoet kan zien en op welke termijn het wetsvoorstel Integratiewet Awgb wordt ingediend.

De regering heeft meermalen gesteld de definitie van indirect onderscheid te willen wijzigen en meer aansluiting te zoeken bij de richtlijnterminologie. In de memorie van toelichting bij de Evaluatiewet Awgb (Kamerstukken II 2003/2004, 29 311, nr. 3, blz. 1–2) is aangekondigd dat deze wijziging zal worden opgenomen in de nog in te dienen Integratiewet Awgb. De leden van de CDA-fractie pleiten er met de Raad van State voor om deze wijziging op te nemen in het onderhavige wetsvoorstel en niet te wachten op de tweede evaluatie Awgb. Is de regering hiertoe bereid? Zo nee, waarom niet?

Artikel 4 derde lid van de richtlijn verbiedt seksuele intimidatie. Dit wordt opgenomen in artikel 1a Awgb. Kan de regering toelichten wat deze bepaling inhoudt voor een werkgever als deze beschuldigd wordt van seksuele intimidatie? Welke bescherming wordt de werkgever geboden? Wat en op welke wijze dient de werknemer hier aan te tonen?

Met betrekking tot artikel 1 Awgb (opdracht tot onderscheid) is het de leden van de CDA-fractie niet geheel duidelijk wat met «opdracht tot onderscheid» wordt bedoeld. Valt het gedogen of laten voortbestaan van het maken van onderscheid hier ook onder? Kan er sprake zijn van een stilzwijgende opdracht? Deze leden verwachten hier problemen in de praktijk en vragen de regering om dit punt toe te lichten.

De leden van de CDA-fractie willen gaarne een uiteenzetting over de conclusies van de onderzoeken van de Universiteit van Tilburg en de Universiteit van Groningen naar aanleiding van een evaluatie onderzoek naar de werking van de Awgb, en in het bijzonder de discrepantie tussen de richtlijnenterminologie en de terminologie in de Nederlandse wetgeving met betrekking tot gelijke behandeling.

In verband met de gehanteerde terminologie in de Awgb die niet volledig aansluit bij de terminologie van de richtlijn is de Raad van State van mening dat het wetsvoorstel voor een deel nader dient te worden overwogen. De regering geeft aan bij de tweede evaluatie van de Awgb terug te komen op deze problematiek. De leden van de VVD-fractie merken hier op dat zij hechten aan gelijke terminologie. Dat kan eventuele problemen voorkomen. Enige tijd geleden is het wetsvoorstel inzake de Integratiewet Awgb aangekondigd. Deze wet moet de verschillende anti-discriminatiewetten combineren. De leden van de VVD-fractie hebben reeds eerder gesteld dat zij dat een goede zaak vinden. Wanneer zal de regering, naar verwachting, dit wetsvoorstel bij de Tweede Kamer indienen? Ook zijn de leden van de VVD-fractie benieuwd naar de relatie tussen de tweede evaluatie Awgb en deze Integratiewet. Zij nemen aan dat de uitkomsten van deze evaluatie, die gevolgen voor deze wetgeving hebben, worden meegenomen in de Integratiewet. Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een toelichting op de gang van zaken en het proces ten aanzien van de evaluatie en de nog in te dienen Integratiewet.

Ten aanzien van de reikwijdte van de richtlijn en het wetsvoorstel, vragen de leden van de VVD-fractie de regering hoe strikt de richtlijn is geïmplementeerd. Welke van de twee documenten is ruimer qua reikwijdte, de richtlijn of het wetsvoorstel? In welke zin is dat het geval?

De voorzitter van de commissie,

Leerdam

De griffier van de commissie,

De Gier


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Beek (VVD), fng. ondervoorzitter, Van der Staaij (SGP), Blok (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Van Bochove (CDA), Duyvendak (GL), Wolfsen (PvdA), Hessels (CDA), Gerkens (SP), Haverkamp (CDA), Leerdam (PvdA), voorzitter, Griffith (VVD), Irrgang (SP), Kalma (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Van der Burg (VVD), Brinkman (PVV), Pechtold (D66), Van Raak (SP), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Heijnen (PvdA), Bilder (CDA) en Anker (CU).

Plv. leden: Teeven (VVD), Van der Vlies (SGP), Weekers (VVD), Van de Camp (CDA), Atsma (CDA), Van Gent (GL), Vermeij (PvdA), Knops (CDA), Polderman (SP), Spies (CDA), Wolbert (PvdA), Zijlstra (VVD), Van Gerven (SP), Van der Veen (PvdA), Çörüz (CDA), Ten Broeke (VVD), De Roon (PVV), Van der Ham (D66), Van Bommel (SP), Ouwehand (PvdD), Bouchibti (PvdA), De Wit (SP), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Van Haersma Buma (CDA) en Cramer (CU).

Naar boven