30 962
Aanvullende maatregelen inzake onder meer de terugzending van Antilliaanse en Arubaanse risicojongeren

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een nadere regeling te treffen voor onder meer de terugzending van Antilliaanse en Arubaanse jongeren zonder zicht op werk of opleiding;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

1. Een persoon als bedoeld in het tweede lid kan worden teruggezonden naar het buiten Nederland gelegen grondgebied van het Koninkrijk indien hij niet voldoet aan bij algemene maatregel van bestuur te bepalen opleidingseisen en evident maatschappelijk ongewenst gedrag vertoont dat blijkt uit een ernstige verdenking van het plegen van een strafbaar feit onderscheidenlijk het zich onttrekken aan een overheidsprogramma terzake opleiding, arbeidsparticipatie of integratie.

2. Het eerste lid is van toepassing op:

a. de Nederlander, niet jonger dan 16 jaar en niet ouder dan 24 jaar, die geboren is op het buiten Nederland gelegen grondgebied van het Koninkrijk en die na een periode van tenminste tien jaar hoofdverblijf aldaar niet ten minste drie jaar als ingezetene ingeschreven is geweest in de gemeentelijke basisadministratie in Nederland;

b. de Nederlander, niet jonger dan 16 jaar en niet ouder dan 24 jaar, van wie een Nederlandse ouder geboren is op het buiten Nederland gelegen grondgebied van het Koninkrijk en die na een periode van tenminste tien jaar hoofdverblijf aldaar niet ten minste drie jaar als ingezetene ingeschreven is geweest in de gemeentelijke basisadministratie in Nederland;

c. de tot Nederlander genaturaliseerde persoon, niet jonger dan 16 jaar en niet ouder dan 24 jaar, die onmiddellijk voorafgaand aan zijn naturalisatie in het buiten Nederland gelegen grondgebied van het Koninkrijk hoofdverblijf heeft gehad en niet ten minste drie jaar als ingezetene ingeschreven is geweest in de gemeentelijke basisadministratie in Nederland.

3. Een persoon als bedoeld in het eerste lid wordt niet teruggezonden zolang sprake is van:

a. het verrichten van werkzaamheden of dienstverlening waardoor in het eigen levensonderhoud kan worden voorzien;

b. het volgen van een erkende of bekostigde opleiding of studie;

c. gezinshereniging;

d. tijdelijk verblijf van ten hoogste drie maanden.

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de onderdelen a tot en met d.

4. Voor de toepassing van het derde lid, onderdeel a, wordt aangenomen dat geen sprake is van het verrichten van werkzaamheden of dienstverlening, indien de desbetreffende persoon niet beschikt over een daartoe strekkende werkgeversverklaring of, als ondernemer, een bewijs van inschrijving als eigenaar of vennoot in het handelsregister.

5. Voor de toepassing van het derde lid, onderdeel b, wordt aangenomen dat geen sprake is van het volgen van een opleiding of studie, indien de desbetreffende persoon niet beschikt over een daartoe strekkend bewijs van inschrijving bij een erkende of bekostigde onderwijsinstelling.

6. Voor de toepassing van het derde lid, onderdeel c, wordt aangenomen dat geen sprake is van gezinshereniging indien de desbetreffende persoon niet op hetzelfde adres als de gezinsleden met wie de gezinshereniging wordt beoogd, is ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie.

7. Voor de toepassing van het derde lid, onderdeel d, wordt aangenomen dat geen sprake is van tijdelijk verblijf indien de desbetreffende persoon niet beschikt over een bewijs van voorgenomen vertrek uit Nederland binnen drie maanden.

Artikel 2

1. Terugzending geschiedt bij besluit van Onze Minister voor Integratie, Jeugdbescherming, Preventie en Reclassering, naar het grondgebied van het Koninkrijk waar de desbetreffende persoon recht op verblijf, anders dan tijdelijk, heeft. Voorafgaand aan de besluitvorming wordt de gemeente waar de desbetreffende persoon verblijft geraadpleegd.

2. In het besluit tot terugzending wordt een periode bepaald waarbinnen de betrokkene Nederland moet verlaten, alsmede een periode waarbinnen het niet geoorloofd is naar Nederland terug te keren. De laatstbedoelde periode eindigt in elk geval bij het bereiken van de leeftijd van 25 jaar, dan wel zoveel eerder als aan de opleidingseisen van artikel 1, eerste lid, wordt voldaan.

3. Onze Minister voor Integratie, Jeugdbescherming, Preventie en Reclassering, is bevoegd om bij de uitoefening van de bevoegdheid tot terugzending de daartoe benodigde handelingen te verrichten.

4. Indien het belang van de openbare orde of de nationale veiligheid dit vordert, kan de persoon ten opzichte van wie een besluit tot terugzending is genomen, met het oog op die terugzending, voor een periode van ten hoogste twee weken in bewaring worden gesteld dan wel kan zijn vrijheid van beweging worden beperkt. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld.

5. Toepassing van het vierde lid blijft achterwege wanneer en wordt beëindigd zodra de betrokkene te kennen geeft Nederland te willen verlaten en hiertoe voor hem ook de gelegenheid bestaat.

Artikel 3

De toegang tot Nederland wordt geweigerd aan:

a. de persoon die, nadat hij overeenkomstig artikel 2, eerste en tweede lid, is teruggezonden, wil terugkeren naar Nederland voordat de periode is beëindigd waarbinnen terugkeer naar Nederland ingevolge de beslissing tot terugzending niet geoorloofd is.

b. de persoon die, nadat ten aanzien van hem door de rechter de in artikel 6, eerste lid, omschreven bijzondere voorwaarde is gesteld, voor het einde van de proeftijd wil terugkeren naar Nederland.

Artikel 4

1. Een ingevolge artikel 2, vierde lid, en artikel 3 genomen maatregel wordt voor de toepassing van artikel 8:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht gelijkgesteld met een besluit.

2. Indien beroep tegen de bewaring is ingesteld, bepaalt de rechtbank onmiddellijk het tijdstip van het onderzoek ter zitting.

3. De rechtbank doet mondeling of schriftelijk uitspraak binnen zeven dagen na de sluiting van het onderzoek.

Artikel 5

1. Met de uitvoering van deze wet zijn belast:

a. ambtenaren van politie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a en c, en tweede lid van de Politiewet 1993;

b. ambtenaren van de Koninklijke marechaussee;

c. de bij besluit van Onze Minister voor Integratie, Jeugdbescherming, Preventie en Reclassering, aangewezen ambtenaren.

2. De ambtenaren van politie, bedoeld onder a, en de ambtenaren van de Koninklijke marechaussee, bedoeld onder b, oefenen hun taak ter uitvoering van deze wet uit onder leiding van de korpschef, onderscheidenlijk de commandant van de Koninklijke marechaussee.

3. De korpschef en de commandant van de Koninklijke marechaussee geven Onze Minister voor Integratie, Jeugdbescherming, Preventie en Reclassering, door hem gevraagde inlichtingen over de uitvoering van deze wet.

4. Onze Minister voor Integratie, Jeugdbescherming, Preventie en Reclassering, kan aan de korpschef en aan de commandant van de Koninklijke marechaussee aanwijzingen geven over de uitvoering van deze wet, alsmede individuele aanwijzingen geven aan de ambtenaren, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 6

1. Indien een persoon als bedoeld in het tweede lid wordt veroordeeld voor een misdrijf waarop gevangenisstraf is gesteld en hij ten tijde van het plegen van het feit minder dan twee jaar als ingezetene ingeschreven is geweest in de gemeentelijke basisadministratie in Nederland, kan de rechter bij toepassing van artikel 14a of artikel 77x van het Wetboek van Strafrecht als bijzondere voorwaarde stellen dat de veroordeelde binnen een termijn van vier weken na het onherroepelijk worden van de einduitspraak terugkeert naar het grondgebied van het Koninkrijk waar de desbetreffende persoon recht op verblijf, anders dan tijdelijk, heeft teneinde deel te nemen aan een door de rechter aan te wijzen opvangprogramma en niet naar Nederland terugkeert voor het einde van de proeftijd.

2. Het eerste lid is van toepassing op:

a. de Nederlander die geboren is op het buiten Nederland gelegen grondgebied van het Koninkrijk en die aldaar tenminste tien jaar hoofdverblijf heeft gehad;

b. de Nederlander van wie een Nederlandse ouder geboren is op het buiten Nederland gelegen grondgebied van het Koninkrijk en die aldaar tenminste tien jaar hoofdverblijf heeft gehad;

c. de tot Nederlander genaturaliseerde persoon die onmiddellijk voorafgaand aan zijn naturalisatie in het buiten Nederland gelegen grondgebied van het Koninkrijk hoofdverblijf heeft gehad.

3. De termijn van vier weken, bedoeld in het eerste lid, loopt niet gedurende de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen en gedurende de tijd dat hij zich aan zodanige vrijheidsontneming heeft onttrokken.

Artikel 7

1. Er is een Informatiesysteem terugzending Antillianen en Arubanen, beheerd door Onze Minister voor Integratie, Jeugdbescherming, Preventie en Reclassering. Dit systeem bevat een systematisch geordende verzameling van gegevens over personen als bedoeld in artikel 1, tweede en derde lid, en artikel 6. Het systeem staat ten dienste aan de uitvoering van de artikelen 2 en 3.

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent het informatiesysteem, in ieder geval met betrekking tot de in het informatiesysteem op te nemen gegevens en de verwerking daarvan.

Artikel 8

1. Bijzondere persoonsgegevens als bedoeld in artikel 16 van de Wet bescherming persoonsgegevens kunnen door Onze Minister voor Integratie, Jeugdbescherming, Preventie en Reclassering, worden verwerkt, voorzover deze gegevens noodzakelijk zijn voor de doelmatige en doeltreffende uitvoering van deze wet.

2. Bij regeling van Onze Minister voor Integratie, Jeugdbescherming, Preventie en Reclassering, worden regels gesteld ter waarborging van de persoonlijke levenssfeer. Daarbij wordt in ieder geval geregeld:

a. op welke wijze de verwerking, bedoeld in het eerste lid, plaatsvindt;

b. op welke wijze door passende technische en organisatorische maatregelen deze gegevens worden beveiligd tegen verlies of onrechtmatige verwerking;

c. welke gegevens, aan welke personen of instanties, voor welk doel en op welke wijze kunnen worden verstrekt;

d. op welke wijze wordt gewaarborgd dat de verwerkte persoonsgegevens slechts worden verwerkt voor het doel waarvoor ze zijn verzameld of voor zover het verwerken met dat doel verenigbaar is, alsmede hoe daarop wordt toegezien.

Artikel 9

Artikel 1, voor zover het betreft de mogelijkheid van terugzending, is uitsluitend van toepassing op de personen die zes maanden na de datum van indiening van dit wetsvoorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal nog niet als ingezetene zijn ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie in Nederland.

Artikel 10

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister voor Integratie, Jeugdbescherming, Preventie en Reclassering,

De Minister van Justitie,

De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,

Naar boven