nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel I wordt, onder verlettering van de onderdelen A tot en met
C tot B tot en met D, een onderdeel ingevoegd, dat luidt:
A
In artikel 302, tweede lid, wordt «250a» vervangen door: 273f.
B
Artikel IV, onderdeel C, komt te luiden:
C
De artikelen V, onderdeel B, onderdeel 1, en VII, onderdelen A en E, vervallen.
C
Na artikel VII wordt een artikel toegevoegd, dat luidt:
ARTIKEL VIIA
Indien de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten in werking is getreden
voor of op het tijdstip waarop de Wet OM-afdoening in werking treedt, wordt
op dat tijdstip in artikel I, onderdeel A, van de Wet OM-afdoening de zinsnede «door
de officier van justitie bij het landelijk parket» vervangen door: door
een officier van justitie bij het landelijk parket of bij het functioneel
parket.
D
In de artikelen VIII en XII, eerste lid, wordt «artikelen I, onderdelen
A en B» telkens vervangen door: artikelen I, onderdelen B en C.
E
In artikel XII, tweede lid, wordt «onderdeel C» vervangen
door: onderdelen A en D.
Toelichting
Bij de verdere voorbereiding van de implementatie van de Wet OM-afdoening
is gebleken dat twee aanvullende wijzigingen van louter technische aard wenselijk
zijn.
In onderdeel B worden twee artikelonderdelen uit de Wet OM-afdoening verwijderd,
omdat artikel XLVIIA, onderdeel B, van de Reparatiewet II Justitie voorziet
in een geactualiseerde – aan het bij amendement in de Wet OM-afdoening
opgenomen artikel 257ba Sv aangepaste – versie van deze artikelonderdelen.
In onderdeel C worden de wijzigingen die de Wet OM-afdoening en de Wet
op de bijzondere opsporingsdiensten (Stb. 2006, 285) beide in artikel 12,
eerste lid, Sv aanbrengen met elkaar in overeenstemming gebracht. Dit onderdeel
is nodig voor het geval de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten eerder
in werking treedt dan de Wet OM-afdoening.
De onderdelen A, D en E vloeien voort uit de wijzigingen die in de laatste
alinea van de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2006/07, 30 961,
nr. 3, blz. 3) zijn toegelicht.
De Minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin