30 953
Evaluatie Tijdelijke Commissie Subsidiariteitstoets

C
nr. 3
BRIEF VAN DE TIJDELIJKE COMMISSIE SUBSIDIARITEITSTOETS

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 april 2007

In vervolg op haar brief van 6 februari jl. (Kamerstukken I/II 30 953, A en nr. 1) biedt de Tijdelijke Commissie Subsidiariteitstoets (TCS) beide Kamers der Staten-Generaal graag het TCS-evaluatierapport aan. Het rapport treft u aan in de bijlage. Het heeft betrekking op de parlementaire subsidiariteitstoetsen en de rol van de TCS daarin gedurende de periode 28 maart 2006 tot en met 27 maart 2007. Deze evaluatie was voorzien bij de instelling van de TCS op eerstgenoemde datum.

De evaluatie heeft plaatsgevonden conform de in de bovengenoemde brief beschreven werkwijze en uitgangspunten. Daarnaast is de evaluatie uitgevoerd in overeenstemming met de wensen van Eerste en Tweede Kamer, zoals geformuleerd in de Kamerstukken II 30 953 nr. 2 (Brief van het Presidium van de Tweede Kamer aan de leden van de Tweede Kamer d.d. 13 februari 2007) en Kamerstukken I 30 953 B (Brief van het College van Senioren van de Eerste Kamer aan de voorzitter van de TCS d.d. 8 maart 2007).

Op basis van de evaluatie beveelt de TCS beide Kamers der Staten-Generaal aan dat de parlementaire subsidiariteitstoets wordt voortgezet. Zij bepleit de instelling van een permanente, gemengde, in beginsel paritair samengestelde subsidiariteitscommissie van beide Kamers, onder behoud van de eigen (politieke) verantwoordelijkheid van elk der beide Kamers.

De TCS verzoekt de politieke fracties in beide Kamers der Staten-Generaal kennis te nemen van de inhoud van het evaluatierapport ten einde een besluit te nemen over voortzetting van de commissie subsidiariteitstoets op permanente basis. In afwachting van de besluitvorming in beide Kamers continueert de TCS haar werkzaamheden op tijdelijke basis, zoals voorzien bij haar instelling.

Ik vertrouw erop u voor dit moment voldoende te hebben geïnformeerd.

De voorzitter van de Tijdelijke Commissie Subsidiariteitstoets,

J. J. van Dijk

BIJLAGE

EVALUATIERAPPORT TIJDELIJKE COMMISSIE SUBSIDIARITEITSTOETS

[verslag en evaluatie over de periode 28 maart 2006 t/m 27 maart 2007]

INHOUDSOPGAVEblz.
  
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen4
  
Hoofdstuk 1  IJkpunten van de evaluatie9
  
Hoofdstuk 2  Betrokkenheid vakcommissies12
  
Hoofdstuk 3  De externe dimensie20
  
Hoofdstuk 4  Samenwerking beide Kamers28
  
Hoofdstuk 5  Internationaal kader30
  
Hoofdstuk 6  Mensen, middelen en organisatie34
  
Bijlagen en Tabellen41

SAMENVATTING, CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN

0.1. Inleiding

In het navolgende verslag evalueert de Tijdelijke Commissie Subsidiariteitstoets (TCS) de parlementaire subsidiariteitstoets (en haar rol daarin) over de periode 28 maart 2006 t/m 27 maart 2007. De TCS is op de eerstgenoemde datum door beide Kamers ingesteld voor de duur van 1 jaar, waarna evaluatie zou plaatsvinden. De ijkpunten van deze evaluatie zijn terug te vinden in de kamerstukken die verband houden met de instelling van de commissie, aangevuld met de wensen zoals die voorjaar 2007 door beide Kamers naar voren zijn gebracht (hoofdstuk 1). Op grond van de evaluatie beslissen beide Kamers over continuering van de commissie subsidiariteitstoets. De TCS stelt in dit rapport voor de commissie te continueren op permanente basis.

De TCS is een commissie die paritair is samengesteld uit leden van Eerste en Tweede Kamer en die tot taak heeft nieuwe Europese wetgevingsvoorstellen, maar ook discussiedocumenten (groenboeken, witboeken en mededelingen), te toetsen aan de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit uit het EG-Verdrag. Voorafgaand aan deze toets wordt de vraag beantwoord of voor het voorgenomen optreden van de Gemeenschap een bevoegdheidsgrondslag in de Europese Verdragen bestaat. Door het parlement werden – op voordracht van de vaste commissies voor Europese Samenwerkingsorganisaties (Eerste Kamer) en Europese Zaken (Tweede Kamer) – elf voorstellen uit het wetgevings- en werkprogramma 2006 van de Europese Commissie voor toetsing geselecteerd. Deze lijst werd in het verslagjaar aangevuld met drie Europese Commissievoorstellen waarvan de TCS het noodzakelijk achtte dat deze zouden worden getoetst. Doordat twee voorstellen tot op heden niet door de Europese Commissie werden gepubliceerd, zijn uiteindelijk twaalf voorstellen getoetst (bijlage 2).

De parlementaire subsidiariteitstoets start met de publicatie van een Europees (wetgevings-)voorstel op basis waarvan de TCS een adviesaanvraag opstelt ten behoeve van de verantwoordelijke vakcommissies van beide Kamers.

De kern van de parlementaire subsidiariteitstoets bestaat uit inhoudelijke advisering door de vakcommissies in Eerste en Tweede Kamer aan de TCS (hoofdstuk 2). Op grond van deze vakcommissieadviezen stelt de TCS een eindadvies op dat ter instemming aan de plenaire vergaderingen van beide Kamers wordt voorgelegd. Indien de gemotiveerde adviezen van de vakcommissies uiteenlopen is voorzien in een conciliatie om te bezien of alsnog tot een eensluidend advies gekomen kan worden. Wanneer beide Kamers instemmen met de in het uiteindelijke advies naar voren gebrachte subsidiariteits- en proportionaliteitsbezwaren wordt een gezamenlijke brief van beide Kamers verzonden naar de Europese instellingen, met een afschrift naar de Nederlandse regering (hoofdstuk 4). In internationaal verband is voor de hele procedure een termijn van zes weken afgesproken. Twee Europese voorstellen (van de «lijst van elf») zijn ook door de parlementen van andere EU-lidstaten getoetst, waarbij het COSAC-secretariaat een coördinerende rol heeft vervuld (hoofdstuk 5).

Met de parlementaire subsidiariteitstoets wordt in het bijzonder beoogd de (tijdigheid en kwaliteit van de) actieve Nederlandse parlementaire betrokkenheid bij het Europese wetgevingsproces te versterken. Dit in de bredere context van de versterking van de rol van nationale parlementen in Europa en meer dialoog met de Europese instellingen. Daartoe is overigens ook de inbreng van het maatschappelijk middenveld bij de toets gewenst (hoofdstuk 3).

De praktisch-organisatorische aspecten van het werk van de TCS worden belicht in hoofdstuk 6.

Bij de evaluatie heeft de TCS gebruikgemaakt van de inbreng die is geleverd door (de staven van de) vakcommissies van Eerste en Tweede Kamer. De voorzitters van de vaste commissies voor Europese Samenwerkingsorganisaties en Europese Zaken hebben bovendien in de TCS-commissievergadering van 20 maart jl. inbreng geleverd ten behoeve van deze evaluatie.

0.2. Evaluatie

Zoals hierboven gesteld zijn de gemotiveerde adviezen van de vakcommissies bepalend voor de uitkomst van de parlementaire subsidiariteitstoets. De vakcommissies zijn immers verantwoordelijk voor de parlementaire behandeling van het betreffende voorstel en dragen de toets inhoudelijk; de TCS functioneert als aanjager en procesbewaker. De door de TCS benaderde vakcommissies in Eerste en Tweede Kamer hebben volop meegewerkt aan de twaalf subsidiariteitstoetsen die in het afgelopen jaar zijn uitgevoerd (§ 2.1). Niet alleen zijn zij in deze gevallen (vroeg)tijdiger aan de slag gegaan met de parlementaire toetsing van voorstellen (§ 2.2.), ook de politieke besluitvorming over Europese dossiers uit de TCS-procedure is gaandeweg het jaar versterkt, zij het dat hiervoor een intensievere ambtelijke voorbereiding was vereist (§ 2.6.). De basis hiervoor werd gelegd met de selectie door de vaste commissies Europese Samenwerkingsorganisaties (ESO) en Europese Zaken (EUZA) van de te toetsen voorstellen uit het wetgevings- en werkprogramma van de Europese Commissie 2006. Deze selectie had plaats op basis van door de fracties aangedragen voorstellen. Met het opstellen van deze lijst maakten beide Kamers dus een prioritering uit genoemd wetgevings- en werkprogramma waarmee zij op voorhand een politiek signaal afgaven («early warning»-mechanisme); tevens leverden zij een bijdrage aan het opstellen van de eigen (taakstellende) politieke agenda’s (§ 2.3. en § 2.4.). Daarnaast droeg de verslaglegging via het parlementaire emailmagazine over Europa, niEUws, over de in behandeling zijnde dossiers en de voortgang en resultaten van de TCS-procedure bij aan de informatievoorziening en Europese kennis onder Kamerleden (§ 2.10.). Resultaat van deze vroegtijdiger, politiekinhoudelijke behandeling door de vakcommissies was onder andere dat het Nederlandse parlement een eigen communicatiekanaal met de Europese Commissie wist te creëren (§ 2.8.). Bovendien bleek de TCS-procedure een extra impuls voor de Nederlandse regering om haar standpuntbepaling over nieuwe Commissievoorstellen te vervroegen en eerder te doen toekomen aan het parlement (zogenaamde «verkorte» BNC-fiches) (§ 2.2.).

In het afgelopen jaar werden «slechts» 12 voorstellen onderworpen aan de subsidiariteitstoets, terwijl het aantal wet- en regelgevingsvoorstellen van de Europese Commissie vele malen groter was. Deze selectie was echter – zoals gezegd – het resultaat van een eerste politieke toets door de fracties in beide Kamers en had in die zin reeds betekenis (§ 2.4.). Slechts bij vier Europese Commissievoorstellen achtten beide Kamers het vervolgens noodzakelijk om zich in een gezamenlijke brief tot de Europese Commissie te richten om hun bevoegdheids-, subsidiariteits- en/of proportionaliteitsbezwaren kenbaar te maken (§ 2.7.). Op deze brieven mocht het Nederlandse parlement van de Europese Commissie telkens een inhoudelijke reactie ontvangen. Dit is een erkenning van het feit dat nationale parlementen steeds sterker betrokken worden bij Europese wet- en regelgeving en besluitvorming, ofschoon de regering de formele onderhandelingspartner in de Raad is. De inhoudelijke reacties van de Commissie zijn doorgeleid naar de verantwoordelijke vakcommissies in Eerste en Tweede Kamer, zodat ze zonodig betrokken konden worden bij de verdere gedachtewisseling met de Nederlandse regering over haar standpuntbepaling in de Raad. Om het politieke effect van subsidiariteitsbrieven aan de Europese Commissie verder te versterken bepleit de TCS dat in de toekomst bij de parlementaire subsidiariteitstoets zoveel mogelijk gezamenlijk wordt opgetrokken met de andere nationale parlementen (§ 2.8. en § 5.5.). Om hiervoor de randvoorwaarden te creëren, zullen initiatieven moeten worden ontplooid gericht op intensivering van de informatie-uitwisseling en versterking van de bilaterale contacten met andere parlementen. In concreto stelt de TCS het volgende voor. De Nederlandse parlementaire delegatie naar de COSAC zou voortzetting van het COSAC-experiment (=gelijktijdige toetsing van voorstellen in nationale parlementen in EU-lidstaten) moeten bepleiten en ondersteunen (§ 5.5 en § 5.6.). Belangrijke documenten uit de parlementaire subsidiariteitstoets (adviesaanvragen, vakcommissieadviezen en brieven aan de Europese instellingen) zouden onmiddellijk na vaststelling vanuit het Nederlands in het Frans en Engels vertaald dienen te worden. (§ 5.5. en§ 6.7.). De ambtelijke ondersteuning van zowel Eerste als Tweede Kamer zou actief moeten meewerken aan het actualiseren van de Europese interparlementaire IPEX-website en relevante documenten dienen toe te voegen (§ 5.7. en § 6.7.). Bij voortzetting van de commissie subsidiariteitstoets op permanente basis zou de commissie energie moeten steken in het aangaan en onderhouden van relaties met (de subsidiariteitscommissies van) andere nationale parlementen, onder andere door werkbezoeken (§ 6.7.). Gelet op het feit dat verzending van een brief met subsidiariteitsbezwaren naar de Europese Commissie niet altijd mogelijk is gebleken binnen een de termijn van zes weken – een ervaring die overigens door veel andere nationale parlementen wordt gedeeld – zou de Nederlandse parlementaire delegatie naar de COSAC in COSAC-verband dienen te bepleiten dat deze termijn wordt verlengd tot acht weken (gelet op de ratio achter de zeswekentermijn zou dan tevens moeten worden bewerkstelligd dat de onderhandelingen in de Raad pas na ommekomst van 8 weken starten) (§ 5.5).

De TCS geldt dus als aanjager en procesbewaker van de parlementaire subsidiariteitstoetsen. De subsidiariteitstoets door de vakcommissies vormt de eerste fase van parlementaire behandeling van een voorstel. In die toets draait het om de vraag of de Gemeenschap bevoegd is en zo ja, of de voorgestelde maatregelen noodzakelijk en proportioneel zijn om de Verdragsdoelstellingen te verwezenlijken. De parlementaire betrokkenheid bij Europese integratie en bij de totstandkoming van Europese wet- en regelgeving is onmiskenbaar groter en veelzijdiger en laat zich niet verengen tot enkel het parlementaire werk in het kader van de TCS-procedure. Daarom is het van groot belang dat de werkzaamheden in dat kader complementair zijn aan die van andere Kamercommissies op Europees gebied, deze versterken en bijdragen aan een vroegtijdiger en kwalitatief betere parlementaire behandeling van Europese initiatieven. Navraag bij (de staven van de) vakcommissies, waaronder EUZA en ESO, heeft uitgewezen dat de vakcommissies de adviesaanvragen van de TCS met toepassing van hun gangbare procedures konden behandelen. In de meeste gevallen vormde de TCS-procedure slechts het voortraject van de behandeling van een Europees voorstel (§ 2.11.). De selecties van de vaste commissies ESO en EUZA uit het wetgevings- en werkprogramma van de Europese Commissie waren bepalend voor de werkzaamheden van de TCS. Dit ontsloeg de Kamercommissies (waaronder de TCS) er niet van om ook zicht te houden op de overige voorstellen. In de TCS leidde dit tot de wekelijkse signalering van nieuwe Commissievoorstellen door haar staf, op basis van via internet te raadplegen databanken van de Europese Commissie. Deze procedure werd begin 2007 positief geëvalueerd, hoewel zij permanente aandacht van de commissieleden blijft vergen.

Ook in de toekomst dienen parlementaire en ambtelijke procedures zo te zijn ingericht dat adequate parlementaire controle is gewaarborgd en dat initiatieven complementair zijn en elkaar versterken. Eventueel nog bestaande onduidelijkheden over de rol van de vakcommissies in de parlementaire subsidiariteitstoets moeten worden weggenomen (zo zal de precieze betekenis en aard van het TCS-preadvies tot uitdrukking worden gebracht in de nieuwe aanduiding van dit document: «adviesaanvraag» ). Bovendien moet blijvend afstemming plaatsvinden met de (staven van de) vaste commissies voor Europese Zaken en Europese Samenwerkingsorganisaties. (§ 2.11).

Voorafgaand aan de instelling van de TCS is in het parlement uitvoerig van gedachten gewisseld over de gemengde, paritaire samenstelling van de TCS. Aan de zelfstandige verantwoordelijkheid van elk der beide Kamers mocht niet worden getornd en het politieke primaat van de Tweede Kamer werd benadrukt. De werkzaamheden in het voorbije jaar hebben aangetoond dat de uitgangspunten van de gemengde en paritaire samenstelling van de TCS niet hebben geleid tot problemen van staatsrechtelijke aard of tot wijziging van de staatsrechtelijke verhoudingen tussen beide Kamers (§ 4.2.). Een gezamenlijke stellingname in het kader van de parlementaire subsidiariteitstoets van beide Kamers gaf in Europees verband een eenduidig signaal van het nationale parlement van de lidstaat Nederland. De actieve deelname van Tweede Kamerleden aan de TCS bleek desondanks niet optimaal en behoeft verbetering (§ 6.2.). De verkiezingsuitslag in de Tweede Kamer maakte voorts duidelijk dat de huidige criteria voor de samenstelling van de TCS geen garantie bieden voor een paritaire samenstelling met leden uit Eerste en Tweede Kamer en evenmin waarborgen dat de commissie een goede afspiegeling is van de politieke samenstelling van beide Kamers (§ 4.2. en § 6.1.). De TCS stelt voor bij voortzetting op permanente basis van de gemengde commissie subsidiariteitstoets de wijze van samenstelling van de commissie te herzien in de zin als beschreven in de kadertekst van hoofdstuk zes (§ 6.1.).

Het gezamenlijk optrekken van beide Kamers met behoud van de eigen verantwoordelijkheden is niet alleen politiek van belang, maar biedt ook mogelijkheden tot rationalisatie van werkzaamheden, grotere transparantie en zichtbaarheid. Mede tegen deze achtergrond bepleit de TCS de verdere ontwikkeling van de webpagina’s van de commissie subsidiariteitstoets als gezamenlijk initiatief van Eerste en Tweede Kamer (§ 3.7.), de versterking van de input uit de Tweede Kamer zodat deze webpagina’s volledig en actueel zijn (§ 3.7.) en het beschikbaar stellen van ambtelijke memo’s en notities aan de vakcommissies van zowel Eerste als Tweede Kamer, ongeacht of ze door Eerste of Tweede Kamerstaf zijn voorbereid («poolen van kennis en ondersteuning») (§ 6.6.). Op deze wijze kunnen werkzaamheden worden gerationaliseerd.

Bij een besluit tot voortzetting van de parlementaire subsidiariteitstoets op permanente basis valt er evenwel niet aan te ontkomen dat de Kamers – ondanks de voordelen die onderlinge samenwerking biedt – aanvullende middelen en mensen beschikbaar stellen, omdat de belasting van de vakcommissies en de permanente commissie subsidiariteitstoets toeneemt. Zo is het waarschijnlijk dat – op verzoek van de commissies ESO (Eerste Kamer) en EUZA (Tweede Kamer) – in 2007 ten minste 24 voorstellen van de Europese Commissie zullen worden getoetst. Ook behoeft de externe maatschappelijke dimensie van de parlementaire subsidiariteitstoets (waaronder de web- en dossierpagina’s van de permanente, gemengde commissie subsidiariteitstoets en de actieve benadering van het maatschappelijk middenveld (§ 3.4. en § 3.7)) versterking. Op de derde plaats is het te verwachten dat wanneer de subsidiariteitstoets ingebed raakt in de reguliere parlementaire werkzaamheden en in aantal toeneemt, ook de politisering een grotere kans krijgt en opinies vaker zullen divergeren. Dit zou weer kunnen resulteren in een groter aantal procedures waarbij geconcilieerd moet worden. In het afgelopen jaar was dit slechts bij toetsing van één Commissievoorstel noodzakelijk. Op de vierde plaats is er een aantal incidentele werkzaamheden aan te wijzen die bij de instelling van een permanente commissie ter hand moeten worden genomen: de TCS-webpagina’s dienen opnieuw te worden vormgegeven en ingericht zodat de parlementaire subsidiariteitstoets wordt geprofileerd als gezamenlijke toetsing van beide Kamers, er moet een reglement van orde worden opgesteld (§ 6.5.) en er dient een communicatiestrategie te worden uitgewerkt om te voorkomen dat de parlementaire subsidiariteitstoets ten onrechte wordt beschouwd als instrument tegen Europese integratie tout court (§ 3.7.). Deze extra belasting van de vakcommissies en de permanente commissie subsidiariteitstoets leidt tot additionele kosten. Deze worden voor de verdere ontwikkeling van de webpagina’s en de dossierpagina’s van de permanente commissie subsidiariteitstoets geraamd op ca €20 000 layout + PM (§ 6.7.). De voor 2007 benodigde extra ambtelijke capaciteit wordt gevonden in de op handen zijnde uitbreidingen van de ambtelijke staven van de Tweede Kamer met 4 fte ter ondersteuning van de Europese werkzaamheden van de vakcommissies en van de Afdeling IO in de Eerste Kamer met 1,5 fte1. In aanvulling daarop kunnen de vakcommissies besluiten tot herprioritering van de bestaande werkzaamheden van de ambtelijke staf van hun commissie (§ 6.6.)2. Tot slot bepleit de TCS een zwaarder accent op Europese wetgeving in het takenpakket bij de huidige staven van de vaste Kamercommissies in de Tweede Kamer, daar waar stafmedewerkers (i.c. beleidsmedewerkers) in de Eerste Kamer inzetbaar zijn op zowel nationale als Europese wetgevingsdossiers (§ 6.6.).

0.3. Conclusie

Alles overwegende is de TCS van oordeel dat de parlementaire subsidiariteitstoets voortzetting verdient. De commissie voelt zich in deze opvatting gesterkt doordat ook anderen het belang van een parlementaire subsidiariteitstoets in het afgelopen jaar hebben onderstreept3. Gelet op de winst die te behalen is bij het gezamenlijk optrekken van beide Kamers bepleit de TCS tevens de instelling van een permanente, gemengde, in beginsel paritair samengestelde subsidiariteitscommissie van beide Kamers. Daarbij behoudt iedere Kamer haar eigen (politieke) verantwoordelijk.

Voor continuering van de parlementaire subsidiariteitstoets op de voorgestelde wijze zullen de bijbehorende extra ambtelijke ondersteuning en middelen, zoals beschreven in het rapport, ter beschikking moeten worden gesteld. Deze zijn noodzakelijk om de toetsen naar behoren te kunnen uitvoeren.

HOOFDSTUK 1 IJKPUNTEN VAN DE EVALUATIE

1.1. Instelling van de commissie

De Tijdelijke Commissie Subsidiariteitstoets (TCS) is ingesteld op 28 maart 2006 onder voorzitterschap van prof. dr. J.J. van Dijk (CDA, TK) en drs. J.H. Eigeman (PvdA, EK) als ondervoorzitter. De TCS is paritair samengesteld met leden uit Eerste en Tweede Kamer1. De commissie heeft tot taak nieuwe Europese wetgevingsvoorstellen, alsmede discussiedocumenten (groenboeken, witboeken en mededelingen) te toetsen aan de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit uit het EG-Verdrag. Daaraan voorafgaand wordt de vraag beantwoord of voor het voorgenomen optreden van de Gemeenschap een bevoegdheidsgrondslag in de Europese Verdragen bestaat. Bij haar werkzaamheden richt de commissie zich in het bijzonder op de zogenaamde «lijst van elf»2 die door de commissies voor Europese Samenwerkingsorganisaties (ESO) van de Eerste Kamer en Europese Zaken (EUZA) van de Tweede Kamer op 13 december 2005 gezamenlijk uit het wetgevings- en werkprogramma van de Europese Commissie voor 20063 is geselecteerd.

1.2. Achtergrond

De instelling van de TCS was gebaseerd op het Advies (12 oktober 2004), het Nader advies (27–28 juni 2005) en het Aanvullend advies (1 november 2005) van de Gemengde Commissie Toepassing Subsidiariteit4.

Genoemde adviezen zijn zowel in Eerste als Tweede Kamer plenair behandeld. De Tweede Kamer heeft op 20 december 2005 ingestemd met instelling van deze commissie op tijdelijke basis, waarbij haar kaders mede werden bepaald door de motie-Timmermans c.s., die tezelfdertijd werd aanvaard. De Eerste Kamer heeft op 31 januari 2006 ingestemd met instelling van de commissie.

1.3. Doelstellingen en kader van de TCS

De doelstellingen en het kader van de TCS worden bepaald door (1) de hierboven genoemde adviezen, (2) de uitkomst van het debat in de Tweede Kamer, in het bijzonder de aanvaarding van de motie-Timmermans c.s., (3) de uitkomst van het debat in de Eerste Kamer en (4) tot slot het internationale kader van het COSAC-experiment5. Hieronder zal bij elk van de vier punten kort worden stilgestaan, omdat zij de inhoud van de evaluatie in belangrijke mate bepalen.

Uit de genoemde adviezen blijkt dat met de instelling van de nieuwe commissie de volgende doelen werden (worden) nagestreefd:

• Nastreven dat beide Kamers zoveel mogelijk eensgezind optreden richting Europese Commissie, onder behoud van de eigenstandige bevoegdheden en verantwoordelijkheden van elk der beide Kamers;

• Versterking van de betrokkenheid van alle parlementariërs, en dus niet alleen de Europawoordvoerders en -specialisten, bij het Europese wetgevingsproces en tevens vergroting van de Europese expertise in beide Kamers;

• Eerste en Tweede Kamer tijdig (dat wil zeggen: vroegtijdiger) bij het Europese besluitvormings- en wetgevingsproces betrekken, namelijk op het moment dat beïnvloeding nog mogelijk is;

• Versterking van de constructief-kritische houding van het Nederlandse parlement tegenover Europese wetgevingsvoorstellen, vooral naar aanleiding van het Nederlandse «nee» bij het referendum over het Grondwettelijk Verdrag;

• Het betrekken van de Nederlandse samenleving bij de parlementaire subsidiariteitstoets, zowel individuele burgers als maatschappelijke organisaties;

• Ervaring opdoen met de in Europees verband afgesproken zeswekentermijn.

De Tweede Kamer heeft op 20 december 2005 de motie-Timmermans c.s. (30 389, nr. 2) aanvaard. De motie bepaalt:

• dat de invulling van de subsidiariteitstoets niet kan leiden tot verandering in de Nederlandse staatkundige verhoudingen;

• dat de commissie subsidiariteitstoets geen enkele inperking van de rol van de vakcommissies van de Kamer bij de beoordeling van de Europese voorstellen mag opleveren;

• dat de voorliggende voorstellen vooralsnog dienen te leiden tot de instelling van een tijdelijke commissie subsidiariteitstoets voor een periode van 1 jaar en een zo spoedig mogelijk daarop volgende evaluatie door de Kamer.

Uit het debat in de Tweede Kamer voorafgaand aan de stemming over genoemde motie kan daarnaast nog het volgende aandachtspunt voor de evaluatie worden gedestilleerd:

• de voor de parlementaire subsidiariteits- en proportionaliteitstoets benodigde ambtelijke ondersteuning1.

Op 31 januari 2006 heeft de Eerste Kamer ingestemd met de instelling van de commissie op tijdelijke basis. In aansluiting op het Tweede Kamerdebat is daarbij door de Eerste Kamer uitgesproken dat:

• de evaluatie door beide Kamers uitgevoerd wordt;

• de commissie blijft functioneren tot het moment dat de evaluatie is afgerond en er besloten is over het al dan niet continueren van deze commissie.

Tijdens de plenaire vergadering van de COSAC, de conferentie van commissies voor Europese aangelegenheden van de parlementen van de (kandidaat)-lidstaten van de EU en het Europees Parlement, op 10–11 oktober 2005 in Londen, zijn afspraken gemaakt om – voor parlementen die zulks wensen – vanaf 1 januari 2006 voor een beperkt aantal Europese wetgevingsvoorstellen de subsidiariteitstoets uit te voeren2. Afgesproken is toen dat de deelnemende parlementen binnen zes weken na publicatie van een Europees voorstel in alle talen de toets zouden voltooien. Op de COSAC-voorzittersconferentie van 20 februari 2006 in Wenen zijn twee voorstellen geselecteerd voor deze toets: (1) het voorstel voor een verordening inzake toepasselijk recht en de rechtsbevoegdheid in huwelijkszaken en (2) het voorstel voor een richtlijn tot wijziging van richtlijn 97/67/EG met betrekking tot de volledige voltooiing van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap.

1.4. IJkpunten evaluatie

Op grond van het bovenstaande kunnen de volgende evaluatiepunten worden vastgesteld:

• Heeft het functioneren van de TCS en de parlementaire subsidiariteits- en proportionaliteitstoets een positieve bedrage geleverd aan de betrokkenheid van Kamerleden bij het Europese besluitvormings- en wetgevingsproces?;

• Heeft het functioneren van de TCS en de parlementaire subsidiariteits- en proportionaliteitstoets een positieve bedrage geleverd aan het tijdig oppakken in het Nederlandse parlement van Europese wetgevingsinitiatieven?

• De externe, maatschappelijke dimensie van het werk van de TCS;

• Wat betekent het functioneren van de TCS en de parlementairesubsidiariteitstoets voor de rol van de vakcommissies in Eerste en Tweede Kamer?;

• De samenwerking tussen de Eerste en Tweede Kamer in het kader van de parlementaire subsidiariteitstoets. Heeft dit de verwachte eenstemmigheid gebracht, zonder dat dit heeft geleid tot een ongewenste verandering in de staatsrechtelijke verhoudingen tussen beide Kamers?;

• De werkbaarheid van de (in COSAC-verband afgesproken) zeswekentermijn voor afronding van de toets.

In een brief d.d. 6 februari 2007 aan de voorzitters van Eerste en Tweede Kamer is door de TCS voorgesteld dat de commissie haar eigen evaluatie ter hand neemt aan de hand van de hierboven genoemde ijkpunten1. Aanbieding aan beide Kamers van het evaluatierapport is aangekondigd vóór 13 april 2007. Het College van Senioren van de Eerste Kamer en het Presidium van de Tweede Kamer is de gelegenheid geboden aanvullende evaluatiepunten naar voren te brengen.

De in de brief van de TCS voorgestelde werkwijze is door de Tweede Kamer geaccordeerd2. Daarbij is vanuit het Presidium opgemerkt dat:

• bij voorkeur de voorzitter van de commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties van de Eerste Kamer en die van de commissie voor Europese Zaken van de Tweede Kamer bij de evaluatie zouden worden betrokken;

• twee doelstellingen van de TCS in het bijzonder dienen te worden geëvalueerd, namelijk:

1. de versterking van de betrokkenheid van alle parlementariërs, en dus niet alleen de Europawoordvoerders en -specialisten, bij het Europese wetgevingsproces en zo de Europese expertise onder hen te vergroten, en

2. het betrekken van de Nederlandse samenleving bij de parlementaire subsidiariteitstoets, zowel individuele burgers als maatschappelijke organisaties.

Het College van Senioren van de Eerste Kamer heeft eveneens ingestemd met de in brief van 6 februari 2007 beschreven werkwijze van de evaluatie3. Als bijzondere aandachtspunten in de evaluatie heeft het College daarbij het volgende naar voren gebracht:

1. de openbaarheid en transparantie van de parlementaire subsidiariteitstoets;

2. de participatie van de Kamerleden in de TCS;

3. de samenstelling van de TCS.

Alle in dit hoofdstuk beschreven ijkpunten van de evaluatie zullen in het vervolg van dit rapport aan bod komen.

HOOFDSTUK 2 BETROKKENHEID VAKCOMMISSIES

2.1. Medewerking vakcommissies Eerste en Tweede Kamer

De ruggengraat van de TCS-procedure is de advisering door de vakcommissies aan de TCS. Op grond van de door de vakcommissies uit Eerste en Tweede Kamer ingebrachte adviezen stelt de TCS haar eindadvies vast ten behoeve van de plenaire vergadering van beide Kamers. De oordeelsvorming in de vakcommissies is derhalve van doorslaggevende betekenis voor de inhoud van het TCS-eindadvies aan beide Kamers.

Uit tabel 1 in de bijlage blijkt welke vakcommissies uit Eerste en Tweede Kamer betrokken zijn (geweest) bij de parlementaire subsidiariteitstoets. De betrokkenheid van de vakcommissies was uiteraard afhankelijk van het beleidsterrein waarop het desbetreffende wetgevingsvoorstel of discussiedocument van de Europese Commissie betrekking had en hing tevens samen met de aard van de voorgestelde maatregelen.

In de meeste gevallen waarin door de TCS om advies werd gevraagd, is dit door de betrokken vakcommissies van Eerste én Tweede Kamer verstrekt. In de Eerste Kamer leverde dat bij twee procedures1 een vakcommissieoverstijgend advies op. Ook heeft zich een procedure voorgedaan waarbij in de Eerste Kamer één vakcommissie het voortouw nam bij de advisering, maar de leden van een groot aantal andere vakcommissies de gelegenheid werd geboden om hiervoor inbreng te leveren2. In twee procedures3 kon in verband met het verkiezingsreces van de Tweede Kamer (1 tot 22 november 2006) – geen advies van een vakcommissie van de Tweede Kamer worden ontvangen. In die twee procedures is overigens het TCS-eindadvies uiteindelijk wel ter instemming aan de plenaire vergadering van de Tweede Kamer voorgelegd. De commissie Europese Zaken van de Tweede Kamer is in drie procedures mede om advies gevraagd4, maar heeft afgezien van advisering en dit overgelaten aan een andere (tevens aangeschreven) Tweede Kamervakcommissie.

De conclusie luidt dat de TCS in de genoemde gevallen volop medewerking heeft ontvangen van de vakcommissies in Eerste en Tweede Kamer bij het doorlopen van de procedures. Tegelijkertijd moet worden geconstateerd dat het aantal procedures gering was (twaalf in totaal). Dit betekende dat in de Eerste Kamer 8 van de 20 vakcommissies aan een subsidiariteitstoets hebben deelgenomen en in de Tweede Kamer 8 van de 18 Kamercommissies. De schaal waarop vakcommissies participeerden bleef derhalve beperkt. In die zin kunnen de werkzaamheden van de vakcommissies in het afgelopen jaar worden beschouwd als de opmaat naar een over de gehele linie versterkte betrokkenheid in de toekomst.

2.2. Tijdiger aandacht bij de vakcommissies?

Heeft de nieuwe procedure in de genoemde gevallen ook geleid tot een versterking van de politieke toetsing van Europese wetgevingsinitiatieven in beide Kamers, in het bijzonder door de vakcommissies? Toegespitst op de vakcommissies luidt de vraag wat het effect is (geweest) van de nieuwe procedure op het werk van de vakcommissies in Eerste en Tweede Kamer?

Tabel 2 geeft inzicht in het moment waarop vakcommissies door de TCS betrokken zijn bij de parlementaire subsidiariteitstoets. In de vijfde kolom staat de datum waarop het Europese voorstel of het Europese beleidsdocument samen met een beknopt TCS-preadvies is aangeboden aan de vakcommissies. Dit tijdstip kan het best worden afgezet tegen de datum van aanbieding van het BNC-fiche aan beide Kamers (zevende kolom). Tot voor kort gingen de bestaande vakcommissieprocedures in Eerste en Tweede Kamer doorgaans pas in werking ná het verschijnen van het BNC-fiche. Met uitzondering van één procedure1 ligt de datum van attendering door de TCS van de vakcommissies ruim vóór het moment van aanbieding van het BNC-fiche. Dit varieert van circa twee weken tot drie maanden. Zo beschouwd, zijn de vakcommissies in deze gevallen vroegtijdiger bij het Europese wetgevingsproces betrokken.

Gelijktijdig en ten dele in samenhang met de nieuwe parlementaire procedure heeft de Nederlandse regering de procedure voor en de wijze van beoordeling van nieuwe Commissievoorstellen aangepast2. Dit heeft sinds 2 oktober 20063 geresulteerd in de publicatie en aanbieding van zogenaamde «verkorte BNC-fiches», waarin het accent ligt op een (voorlopige) beoordeling van subsidiariteit en proportionaliteit. Het kabinetsstreven is deze verkorte fiches binnen een termijn van drie weken (na publicatie van het document door de Europese Commissie) aan beide Kamers aan te bieden. In de meeste gevallen, met uitzondering vanéén procedure4, heeft de regering dit voornemen geëffectueerd. Uit tabel 3 blijkt dat in twee gevallen5 het (verkorte) BNC-fiche pas verscheen nadat de vakcommissies hadden geadviseerd aan de TCS of in het geheel niet werd aangeboden. Bij de andere procedures kon het BNC-fiche betrokken worden bij het opstellen van het advies door de vakcommissie. Concluderend: mede onder invloed van de zeswekentermijn van de parlementaire subsidiariteitstoets is de toezending van (verkorte) BNC-fiches vervroegd, waardoor het Nederlandse parlement eerder kennis kon/kan nemen van de standpuntbepaling van de regering6.

Naast het belang van tijdige aandacht voor een Europees dossier bij de vakcommissies is ook de aard van die politieke betrokkenheid van de vakcommissies van groot belang. Hierover kan het volgende worden opgemerkt.

2.3. Politiek signaal

Op de eerste plaats moet worden vastgesteld dat het opstellen van de «lijst van elf» door beide Kamers – op initiatief van de commissies ESO en EUZA – op zich al een versterking van de parlementaire betrokkenheid bij de totstandkoming van Europese wetgeving betekent. Het parlement geeft daarbij aan de Europese Commissie, Nederlandse regering en de samenleving het signaal haar taak als controleur van de regering serieus te willen nemen. Het wacht implementatiewetgeving niet af, maar tracht reeds in een vroeg stadium actief betrokken te zijn bij de totstandkoming van Europese wet- en regelgeving. Zo is tevens sprake van een «early warning»-mechanisme. Alleen dit feit was voor de TCS aanleiding om – los van de eventuele continuering van haar eigen werkzaamheden ná maart 2007 – de commissies ESO (EK) en EUZA (TK) te verzoeken het wetgevings- en werkprogramma 2007 van de Europese Commissie te onderzoeken en ten behoeve van beide Kamers een voorstel te formuleren voor een nieuwe lijst van Europese (wetgevings)initiatieven die vanuit oogpunt van subsidiariteit en proportionaliteit parlementaire toetsing verdienen7. De op grond van beide voorstellen geformuleerde lijst is opgenomen als bijlage 3 van dit rapport. Deze lijst zal ter goedkeuring worden voorgelegd aan de plenaire vergaderingen van beide Kamers.

2.4. Bepalen eigen politieke agenda

Op de tweede plaats moet hier worden vastgesteld dat het in geen van beide Kamers zo is dat ieder Europees wetgevingsvoorstel of discussiedocument direct op de agenda van een vakcommissie wordt geplaatst. In de Eerste Kamer krijgt de bijzondere commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties alle BNC-fiches onder ogen. Aan de hand van het fiche en het beknopte ambtelijke advies besluit de commissie ESO vervolgens tot wel of geen doorverwijzing naar de vakcommissies. Ook in de Tweede Kamer zijn de BNC-fiches in de regel het vertrekpunt voor parlementaire behandeling. De staf van de commissie Europese Zaken van de Tweede Kamer becommentarieert de BNC-fiches en voorziet deze waar nodig van een advies aan de verantwoordelijke vakcommissie(s). De fiches worden vrijwel altijd door de vaste commissies geagendeerd voor het eerstvolgende Europaoverleg ter voorbereiding van «hun» Raad van Ministers. Momenteel wordt in beide Kamers bovendien proefgedraaid met nieuwe procedures voor de behandeling van rechtstreeks door de Europese Commissie aangeboden voorstellen.

De winst van de nieuwe TCS-procedure schuilt erin dat het parlement met de «lijst van elf» en de aanvullingen daarop van de TCS1 zijn eigen agenda bepaalt en niet afhankelijk is van selectie door de regering, zoals in de BNC-procedure grotendeels het geval was (is)2. Illustratief in dit verband is de TCS-procedure over het voorstel voor een Richtlijn inzake strafrechtelijke maatregelen om de handhaving van intellectuele eigendomsrechten te waarborgen3, dat op 26 april 2006 door de Europese Commissie werd gepubliceerd. Over dit richtlijnvoorstel is geen BNC-fiche aangeboden aan het parlement. De TCS heeft echter onmiddellijk besloten dit voorstel – in aanvulling op de «lijst van elf» – in procedure te nemen en onder de aandacht van de relevante vakcommissies te brengen. Uiteindelijk heeft de procedure geresulteerd in een subsidiariteitsbrief over dit richtlijnvoorstel van beide Kamervoorzitters aan de Europese Commissie. Kortom, de lijst wordt onderdeel van de taakstellende werkprogramma’s van beide Kamers.

2.5. TCS als aanjager en procesbewaker

Naast het afgeven van een politiek signaal en het bepalen van de eigen Kameragenda, leidt de nieuwe procedure automatisch tot agendering in (een) vakcommissie(s) in Eerste en Tweede Kamer. De rol die de TCS in dit verband vervult, is die van aanjager van de subsidiariteitstoets door de vakcommissies en van procesbewaker. Op grond van een «quick scan» van de aspecten rechtsgrondslag, subsidiariteit en proportionaliteit verzoekt de TCS de vakcommissie per brief om advies uit te brengen vóór een bepaalde datum, óf, wanneer zij zulks niet noodzakelijk acht, geeft zij het dossier verder in handen van de desbetreffende commissie. In zes gevallen4 was sprake van een adviesaanvraag. Het «dwingende» karakter van de adviesaanvraag door de TCS stimuleert vakcommissies een voorstel te agenderen en is een bruikbaar middel om parlementaire betrokkenheid bij het Europese wetgevingsproces ook in de toekomst te waarborgen.

2.6. Politieke besluitvorming in vakcommissies

Om te kunnen nagaan of de TCS-procedure positief heeft uitgewerkt op het werk en de betrokkenheid van de vakcommissies, ligt het voor de hand na te gaan op welke wijze advisering door de vakcommissies tot stand is gekomen.

In de Eerste Kamer kristalliseerde binnen de vakcommissies de volgende werkwijze uit. Het document van de Europese Commissie werd samen met het TCS-preadvies en de begeleidende brief in de eerstkomende vakcommissievergadering geagendeerd. Dit was voor de ambtelijke staf van de desbetreffende commissie aanleiding om proactief een (aanvullend) memo op te stellen met een tamelijk uitvoerige analyse van het voorstel/document ter zake van de rechtsgrondslag in het Verdrag, de subsidiariteit en de proportionaliteit. Mede aan de hand van deze informatie vond vervolgens tussen de leden van de vakcommissie een gedachtewisseling plaats. De uitkomst daarvan was een besluit over de hoofdlijn waarlangs het vakcommissieadvies diende te worden opgesteld. Het aan de hand hiervan ambtelijk voorbereide conceptadvies werd vervolgens in de daarop volgende commissievergadering vastgesteld en verzonden aan de TCS. In één geval1 zag de Eerste Kamercommissie – mede op aanraden van de TCS – bovendien aanleiding voor een technische briefing (door de NCTb en ECT) en schriftelijke vragen aan de regering. In die procedure – waarin tevens een reces viel – werd bij de TCS verlenging van de termijn voor advisering gevraagd en verkregen.

De totstandkoming van de vakcommissieadviezen in de Tweede Kamer volgde in essentie dezelfde lijn. Ook daar werd het Commissiedocument samen met het TCS-preadvies en begeleidende brief in de eerstkomende procedurevergadering geagendeerd. Daarnaast werd door de staf van de betreffende commissie in samenwerking met de staf van de TCS een begeleidende notitie opgesteld, waarin reeds een concreet voorstel werd gedaan voor de invulling van de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit. Hierop volgde in de betreffende commissie een bespreking en een besluit over de invulling van het gemotiveerd advies van de vakcommissie aan de TCS. Dit advies werd opgesteld door de staf van de vakcommissie in samenwerking met de staf van de TCS, waarna het werd vastgesteld door de vakcommissie en verzonden aan de TCS. Deze vaststelling geschiedde in de eerstvolgende procedurevergadering of in een schriftelijke procedure. In één geval is het commissievoorstel behandeld in een algemeen overleg2, waarvan de resultaten zijn meegewogen bij het opstellen van het gemotiveerd advies aan de TCS.

Mag uit de schets van bovenstaande werkwijzen worden geconcludeerd dat toetsing van Europese wetgevingsvoorstellen is versterkt? Vooraf moet worden opgemerkt dat het aantal getoetste voorstellen relatief gering was, zeker in verhouding tot het aantal voorstellen dat in de periode 28 maart 2006 t/m 27 maart 2007 door de Europese Commissie is gepubliceerd3. Met betrekking tot de werkwijze van de vakcommissies in de Eerste Kamer en Tweede Kamer kan voorts het volgende worden geconcludeerd. In de Eerste Kamer vormden de ambtelijke analytische memo’s ten behoeve van de vakcommissies in veel gevallen het vertrekpunt voor advisering. In de Tweede Kamer betrof dit de begeleidende notities waarin reeds voorstellen werden gedaan voor de invulling van de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit. Weliswaar vergde dit capaciteit van het ambtelijk apparaat van de Eerste en Tweede Kamer, maar daarmee is allerminst gezegd dat de interne vakcommissieprocedure daarmee tot een ambtelijke exercitie werd: de memo’s en notities faciliteerden de politieke besluitvorming. Veelal leidde dit tot politieke consensus, maar in ten minste twee gevallen leidde de vaststelling van het advies tot een intensieve politieke discussie binnen de desbetreffende vakcommissie, waarbij niet onmiddellijk duidelijk werd hoe het advies aan de TCS precies zou moeten luiden4. Met de nieuwe procedure werd aldus een nieuwe stap gezet tot verdere politisering van het debat over Europese wetgeving binnen de vakcommissies (en dus tussen politieke fracties) in de Eerste Kamer en de Tweede Kamer.

Bovendien bleek bij de parlementaire subsidiariteitstoets van het richtlijnvoorstel inzake de bescherming van Europese kritieke infrastructuur dat de adviezen van de bijzondere commissie voor de JBZ-Raad van de Eerste Kamer en de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van de Tweede Kamer niet gelijkluidend waren1. In een conciliatievergadering van beide vakcommissies is vervolgens de inhoud van het eindadvies aan beide Kamers op hoofdlijnen vastgesteld. Bij een toename van het aantal dossiers en de verdere inbedding van de subsidiariteitstoets in de reguliere werkzaamheden van de Kamerleden (en de fracties) zullen naar verwachting dergelijke conciliatievergaderingen in aantal toenemen als uitdrukking van een verdere politisering van het Europese debat. Bovengenoemde casus van het richtlijnvoorstel inzake de bescherming van Europese kritieke infrastructuur toont gelijkertijd aan dat het mechanisme van conciliatie goed blijkt te kunnen werken.

2.7. Terugverwijzing follow-up naar vakcommissies

Ook nadat de nieuwe procedure voor verschillende dossiers geheel was doorlopen (TCS-eindadvies, plenaire behandeling in Eerste en Tweede Kamer, gezamenlijke brief aan de Europese instellingen en/of de Nederlandse regering) is het streven van de TCS erop gericht geweest de vakcommissies actief te betrekken bij de eventuele follow-up. In alle gevallen waarin beide Kamers bij de Europese Commissie gezamenlijk per brief bevoegdheids-, subsidiariteits- en/of proportionaliteitsbezwaren kenbaar hadden gemaakt2, werd een reactie van de Europese Commissie ontvangen. Deze is voor verdere behandeling door de TCS per brief doorverwezen naar de vakcommissies in Eerste en Tweede Kamer die in eerder stadium bij de procedure waren betrokken (zie ook tabel 4).

2.8. Communicatie met de Europese Commissie

Het is belangrijke winst van de procedure dat door de nieuwe parlementaire procedure een eigen communicatiekanaal van het parlement met de Europese Commissie is gecreëerd. Op de verzonden brieven mocht het Nederlandse parlement van de Europese Commissie telkens een inhoudelijke reactie ontvangen. Dit is een erkenning van het feit dat nationale parlementen steeds sterker betrokken worden bij Europese wet- en regelgeving en besluitvorming, ofschoon de regering de formele onderhandelingspartner in de Raad blijft.

Daarmee is niet gezegd dat hierdoor de beïnvloeding door beide Kamers effectiever is geworden. In alle gevallen waarin bezwaar is gemaakt tegen Europese voorstellen zijn deze onverminderd blijven liggen op de Brusselse onderhandelingstafel. Ook onder vigeur van de huidige Europese verdragen geldt de macht van het getal. Alleen wanneer voldoende parlementen bezwaar maken, is er een kans dat aan deze bezwaren gehoor wordt gegeven. Informatie-uitwisseling tussen de nationale parlementen van de EU-lidstaten en gecoördineerde actie zijn – zeker wanneer geen unanimiteit is vereist – een conditio sine qua non voor effectieve politieke beïnvloeding (zie verder hoofdstuk 5).

2.9. Procedures zonder adviesaanvraag

Niet in alle gevallen werd door de TCS een adviesaanvraag gedaan aan de vakcommissies. Wanneer de TCS na initiële beoordeling van mening was dat verdere toetsing aan de criteria van subsidiariteit en proportionaliteit niet noodzakelijk was, werd het voorstel/discussiedocument ter eigenstandige behandeling doorverwezen naar de vakcommissies. In die gevallen werd geen verzoek gedaan om vóór een bepaald tijdstip te adviseren aan de TCS. De vakcommissies stond het vervolgens vrij om in nader overleg te treden met de Nederlandse regering of anderszins het document in behandeling te nemen. Het is de TCS niet gebleken dat de betrokken vakcommissies zich in die gevallen niet hebben kunnen verenigen met deze initiële afweging door de TCS. Tegelijkertijd is gebleken dat de vakcommissies ook in die gevallen hun politieke verantwoordelijkheid hebben genomen, de dossiers in behandeling hebben genomen en zonodig in overleg zijn getreden met de Nederlandse regering (tabel 5). Ook dit moet worden gezien als aanzet tot tijdige en versterkte parlementaire betrokkenheid bij het Europese wetgevingsproces, aangezien het in alle gevallen ging om groenboeken of mededelingen van de Europese Commissie.

2.10. Berichtgeving in niEUws

De staf van de TCS heeft er ook naar gestreefd om via berichtgeving in het wekelijkse emailmagazine over Europese integratie van het parlement, niEUws, alle Kamerleden, dus ook niet direct betrokkenen, op de hoogte te houden van de Europese dossiers die bij de TCS en de vakcommissies in behandeling waren. Doel hiervan was (is) de procedure inzichtelijk en transparant te maken en Kamerleden te informeren over de inhoud van de desbetreffende Europese dossiers. Het uiteindelijke doel is kennisvergroting onder Kamerleden over de EU en de rol van (het) Nederland(se) (parlement) in het integratieproces1.

2.11. Inperking rol vakcommissies?

De vraag naar het effect op het werk van de vakcommissie kan ook anders worden gesteld: heeft de nieuwe procedure geleid tot inperking van de rol van de vakcommissies bij Europese dossiers en/of van de vaste commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties en Europese Zaken? Navraag bij (de staven van de) vakcommissies, waaronder EUZA en ESO, heeft uitgewezen dat de vakcommissies de adviesaanvragen van de TCS met toepassing van hun gangbare procedures konden behandelen. In de meeste gevallen vormde de TCS-procedure slechts het voortraject van de behandeling van een Europees voorstel. Tevens kan op het volgende worden gewezen.

Ten eerste zijn de commissies EUZA en (in mindere mate) ESO in een aantal TCS-procedures betrokken geweest2.

Ten tweede heeft de TCS de commissies ESO en EUZA het initiatief gelaten voor een inhoudelijke bespreking van het nieuwe wetgevings- en werkprogramma 2007 van de Europese Commissie. In dat kader raadpleegde de commissie ESO ook maatschappelijke organisaties.

Ten derde moet worden geconstateerd dat bestaande procedures, zoals de BNC-fiche procedures in beide Kamers of de werkwijze voor de behandeling van JBZ-dossiers, onder invloed van de TCS-procedure niet wezenlijk veranderd zijn. Voor de Tweede Kamer wordt wel geconstateerd dat waar sprake was van een parlementaire subsidiariteitstoets, de reguliere advisering op basis van het BNC-fiche door de vaste commissie Europese Zaken achterwege bleef. Reden was dat de bredere beoordeling van voorstellen reeds was meegenomen bij de beoordeling of het voorstel al dan niet voldeed aan de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit. Dit gold niet voor de procedures van de vaste commissie ESO van de Eerste Kamer. Tegelijkertijd geldt echter voor beide Kamers dat bij de geselecteerde Commissiedocumenten de TCS-procedure feitelijk de eerste fase van parlementaire behandeling vormt, waarna het voorstel – na het verstrijken van de zeswekentermijn – onderwerp wordt van reeds bestaande parlementaire procedures binnen de vakcommissies.

Wel zijn in tweede helft van 2006 in beide Kamers nieuwe procedures uitgewerkt met betrekking tot de (sinds september 2006) rechtstreeks aan beide Kamers aangeboden (Nederlandstalige) Europese Commissievoorstellen. In beide Kamers worden deze procedures na een proefperiode momenteel geëvalueerd. De TCS vermoedt dat op den duur mogelijk (deels) overlap zou kunnen ontstaan wanneer (de staven van) ESO en EUZA de nieuw ontvangen documenten screenen op subsidiariteit en proportionaliteit. De staf van de TCS stuurt namelijk haar leden wekelijks, bij voorkeur op maandag, een overzicht van de in de afgelopen week gepubliceerde documenten van de Europese Commissie1. De TCS-leden is gevraagd aan de hand van dit overzicht zonodig nieuwe voorstellen voor toetsing aan te dragen. Deze werkwijze is begin 2007 in TCS-commissieverband geëvalueerd. Geconcludeerd werd dat de methode bevredigend werkt, maar dat de wekelijkse lijst continue aandacht van de commissieleden vergt2.

Gelet op het bovenstaande verdient het aanbeveling om te onderzoeken hoe eventuele overlap en duplicatie van procedures voorkomen zou kunnen worden. Eén mogelijkheid zou zijn iedere week één overzicht met nieuwe Commissiedocumenten samen te stellen, en dat op een vaste dag van de week te verspreiden onder de leden van zowel EUZA, ESO als de TCS, zodat die op grond hiervan parlementaire procedures (niet alleen de subsidiariteitstoets) in werking kunnen stellen. De leden van de TCS leggen daarbij een beperktere eerste toets aan («quick scan» ten aanzien van bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit) dan de leden van ESO en EUZA, die ook andere overwegingen kunnen laten meespelen voor het oppakken van Europese Commissievoorstellen en -documenten. Een dergelijke samenwerking en aanvulling van commissiewerkzaamheden zou parlementaire procedures kunnen stroomlijnen/rationaliseren en de parlementaire grip op het Europese wetgevingsproces kunnen versterken.

Ten vierde kan worden vastgesteld dat de TCS in haar adviesaanvraag («preadvies» genaamd) aan de vakcommissies grote terughoudendheid heeft betracht. Achterliggende gedachte was dat de leden van de vakcommissies in beide Kamers de deskundigen bij uitstek zijn op hun beleidsterrein. Geheel onproblematisch was deze keuze voor een beknopt preadvies overigens niet. De verschillende preadviezen waren niet uniform van aard. Bovendien kon worden geconstateerd dat de «quick scan» terzake van de bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit in het preadvies door de vakcommissies soms werd geïnterpreteerd als finaal oordeel, terwijl het preadvies vooral was bedoeld om vragen op te werpen voor de vakcommissies. In dat licht verdient het aanbeveling om de rol van de vakcommissies in de procedure verder te verduidelijken en te expliciteren en de ambigue aanduiding «preadvies» te vervangen door een begrip dat de lading beter dekt: «adviesaanvraag».

Ten vijfde heeft de TCS zich terughoudend opgesteld waar het gaat om het actief benaderen van maatschappelijke organisaties in het kader van de nieuwe procedure. Naast redenen van praktisch-organisatorische aard (zie hoofdstuk 3), was de opvatting van de TCS dat het primaat van het actief consulteren van maatschappelijke organisaties bij niet-wetgevingsinitiatieven in eerste instantie ligt bij de vakcommissies, met name, maar niet uitsluitend, die in de Tweede Kamer. Anders ligt dit voor Europese wetgevingsinitiatieven, waarbij de zeswekentermijn voor afronding van de parlementaire subsidiariteitstoets vereist dat de civil society onmiddellijk en zonder uitstel bij de procedure wordt betrokken. Dan is attendering door de TCS op haar plaats.

2.12. Conclusies en aanbevelingen

Op grond van het voorgaande formuleert de TCS de volgende conclusies en aanbevelingen:

– de vakcommissies hebben hun volle medewerking verleend aan de twaalf subsidiariteitstoetsen die in het afgelopen jaar zijn uitgevoerd;

– de vakcommissies zijn in deze gevallen (vroeg)tijdiger aan de slag gegaan met de parlementaire toetsing van voorstellen voor Europese wet- en regelgeving, discussie- en beleidsdocumenten;

– met de TCS-procedure heeft het Nederlandse parlement zijn eigen communicatiekanaal met de Europese Commissie gecreëerd;

– de TCS-procedure was een extra impuls voor de Nederlandse regering om haar standpuntbepaling over nieuwe Commissievoorstellen te vervroegen en te doen toekomen aan het parlement (verkorte BNC-fiches);

– met het opstellen van een parlementaire lijst met te toetsen Europese voorstellen geven beide Kamers op voorhand een politiek signaal («early warning»-mechanisme) en leveren zij bovendien een bijdrage aan het opstellen van hun eigen (taakstellende) politieke agenda’s;

– de politieke besluitvorming binnen de vakcommissies in Eerste en Tweede Kamer over Europese dossiers uit de TCS-procedure is gaandeweg het afgelopen jaar versterkt, zij het dat hiervoor een intensievere ambtelijke voorbereiding was vereist. Wél dient vastgesteld dat «slechts» 12 voorstellen werden onderworpen aan de toets, terwijl het aantal wet- en regelgevingsvoorstellen van de Europese Commissie vele malen groter was;

– de verslaglegging via het emailmagazine niEUws van de voortgang en resultaten van de TCS-procedure levert een bijdrage aan de informatievoorziening en kennis over Europese integratie onder Kamerleden;

– gebleken is dat de vakcommissies de adviesaanvragen van de TCS met toepassing van hun gangbare procedures konden behandelen. In de meeste gevallen vormde de TCS-procedure slechts het voortraject van de behandeling van een Europees voorstel;

– de wekelijkse signalering van nieuwe Commissievoorstellen door de staf van de TCS verdient continue aandacht van de TCS-commissieleden. Afstemming met bestaande procedures van de commissies EUZA en ESO is noodzakelijk;

– de betekenis en aard van het TCS-preadvies dient te worden verduidelijkt en tot uitdrukking te worden gebracht in de nieuwe titel van het document: «adviesaanvraag». Tevens dient de rol van vakcommissies in de procedure nader te worden geëxpliciteerd en dient de procedure beter te worden aangesloten op behandeling in de vaste commissies ESO en EUZA (zie vorige gedachtestreepje);

– de schaal van de hierboven gesignaleerde verbeteringen is beperkt: «slechts» 12 Europese voorstellen werden getoetst. De selecties van ESO en EUZA uit het werk- en wetgevingsprogramma van de Europese Commissie zijn uitermate belangrijk voor de prioriteitstelling van de commissie subsidiariteitstoets. Dat ontslaat de Kamercommissies (waaronder de commissie subsidiariteitstoets) niet om ook zicht te houden op de overige voorstellen. Parlementaire en ambtelijke procedures moeten zo worden ingericht dat adequate parlementaire controle is gewaarborgd.

HOOFDSTUK 3 DE EXTERNE DIMENSIE

3.1. Achtergrond

De werkzaamheden van de Tijdelijke Commissie Subsidiariteitstoets hebben ook een externe dimensie. In het Aanvullend advies d.d. 1 november 2005 van de Gemengde Commissie Toepassing Subsidiariteit werd over de activiteiten van de toekomstige TCS onder andere het volgende gesteld:

«Door werk te maken van die grotere betrokkenheid [bij de totstandkoming van Europese wet- en regelgeving] zullen we het vertrouwen van de Nederlandse kiezers weer terug moeten winnen. Het Nederlandse parlement dient zich de zorgen van Nederlanders ter harte te nemen en zich bij nieuwe Europese wetgevingsinitiatieven nadrukkelijker dan in het verleden de vraag te stellen wat er beter op Europees niveau geregeld kan worden en wat er voorbehouden dient te blijven aan het nationale of het decentrale niveau. En wanneer een Europese aanpak gewenst is, dient het parlement goed te overzien hoe een voorstel zal doorwerken in het Nederlandse bestel en hoe daar nog correcties in zijn aan te brengen gedurende het Europese wetgevingstraject».

Eerder had de Gemengde Commissie Toepassing Subsidiariteit in haar Advies d.d. 12 oktober 2004 in concreto bepleit dat:

1. «op de website van de Commissie Subsidiariteitstoets de te behandelen voorstellen worden gemeld. Tevens wordt per voorstel aangegeven welke de verdere procedure is»;

2. «via een emailbericht/nieuwsbrief een groot aantal maatschappelijke organisaties en decentrale overheden op de hoogte worden gebracht van de nieuwe voorstellen die in procedure worden genomen. Indien het om koepelorganisaties gaat, zal bij deze organisaties de verantwoordelijkheid liggen om dit onder hun eigen achterban te verspreiden. Ook zou de commissie attendering kunnen bevorderen op bestaande websites die door veel organisaties worden geraadpleegd. In dit geval kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de website van Europa Decentraal».

3.2. Webpagina TCS

Direct bij de start van de werkzaamheden van de TCS is door een informatiespecialist van de Eerste Kamer op de bestaande portalwebsite de Europapoort (www.europapoort.nl) een aparte webpagina ontwikkeld voor de werkzaamheden van de TCS (zie afbeelding 1). Deze webpagina is – conform de doelstellingen van de TCS – opgezet voor twee gebruikersgroepen. Ten behoeve van de Nederlandse samenleving is de webpagina gericht op het beschikbaar stellen van informatie over de in behandeling zijnde Europese dossiers, op het bevorderen van maatschappelijke participatie aan de subsidiariteitstoets en op het transparant maken van de parlementaire werkzaamheden die in beide Kamers in dit kader worden uitgevoerd. Daarnaast is de webpagina bedoeld als databank annex digitaal geheugen ten behoeve van de werkzaamheden van TCS-leden, collega-Kamerleden en de ambtelijke staven van Eerste en Tweede Kamer. Uitgangspunt daarbij is dat zoveel mogelijk informatie en documenten openbaar worden gekoppeld, ten einde het maatschappelijk middenveld en individuele burgers zo goed mogelijk te informeren. Daarnaast is er echter de mogelijkheid om ten behoeve van Kamerleden en de commissiestaven conceptversies van documenten en ambtelijke memo’s besloten te koppelen. Voor raadpleging hiervan is een inlogcode en password vereist.

Afbeelding 1 Webpagina TCS (fragment)

kst-30953-3-1.gif

Bezoekers van de hoofdpagina van de TCS vinden er onder andere informatie over het mandaat, de werkzaamheden en de leden van de TCS, de volledige «lijst van elf» en de initiatieven van de Europese Commissie die in aanvulling daarop door de TCS zelf in procedure zijn genomen, evenals de agenda’s, verslagen en overige (openbare) vergaderstukken van de TCS-commissievergaderingen.

De lijst met Europese wetgevingsvoorstellen en de discussie- en beleidsdocumenten die worden getoetst, zijn doorklikbaar gemaakt. Zo is er per Europees dossier een aparte webpagina met als voornaamste informatieonderdelen een samenvatting van de inhoud van het Europese voorstel en een overzicht van behandeling in de Eerste en Tweede Kamer met koppelingen naar relevante documenten en kamerstukken. Tevens staat het BNC-fiche gekoppeld, alsmede het eventuele commentaar van derden op het voorstel. Ook na het doorlopen van de TCS-procedure wordt door de informatiespecialisten in samenwerking met de beleidsmedewerkers de verdere parlementaire behandeling aan de desbetreffende dossiers toegevoegd. Op deze wijze blijft de doorlopende lijn in de parlementaire behandeling van Europese voorstellen zichtbaar en wordt tevens duidelijk dat de parlementaire subsidiariteitstoets slechts het begin vormt van parlementaire behandeling. Chronologische documentenladders en documentenladders naar «herkomst» van de documenten (Europese Commissie, Tweede Kamer, Eerste Kamer, regering, Raad, derden, etc.) zowel op de hoofdpagina van TCS als op de afzonderlijke dossierpagina’s ontsluiten de informatie verder.

Om interactiviteit en feedback te bevorderen, is zowel op de hoofdpagina van de TCS als op de afzonderlijke dossierpagina’s van voorstellen uit de «lijst van elf» een oproep geplaatst tot het leveren van commentaar (vanuit de samenleving) op specifieke voorstellen1. Tevens werd belangstellenden de gelegenheid geboden om zich aan te melden voor een (email-)attenderingslijst. De lijst is inmiddels aangegroeid tot 54 emailadressen. Sinds 4 augustus 2006 wordt naar deze adressen telkens bij het in procedure nemen van een Europees voorstel door de staf een bericht verzonden.

Afbeelding 2 Dossierpagina (fragment)

kst-30953-3-2.gif

3.3. Drukken van kamerstukken uit de TCS-procedure

In het kader van transparantie is vrijwel onmiddellijk bij de start van de werkzaamheden van de TCS uitgewerkt welke documenten uit de procedure als kamerstuk zouden moeten worden gedrukt. Er werd voor gekozen om per toetsingsprocedure een apart vetnummer aan te vragen. De inleg van de kamerstukken bij de SDU gebeurde in de regel door medewerkers van de Eerste Kamer.

Het eerste document onder het verkregen vetnummer was in alle gevallen de tekst van het Europese wetgevingsvoorstel of discussie- of beleidsdocument, gedrukt als Kamerstukken I/II, A en nr.1. Tevens werd besloten alle commissiestukken afkomstig van de TCS te drukken als Kamerstukken I/II voorzien van zowel een volgnummer als volgletter. Adviezen afkomstig van de vakcommissie werden gedrukt als hetzij Kamerstukken I met volgletter (wanneer het een Eerste Kamerstuk betrof) of Kamerstukken II met volgnummer (wanneer het een Tweede Kamerstuk betrof). Ook het tijdig ontvangen (verkorte) BNC-fiche werd gedrukt als Kamerstuk I/II in deze procedure (en dus niet onder het gebruikelijke vetnummer 22 112). Dit gold ook voor een eventuele gemeenschappelijke brief van beide Kamers aan de Europese instellingen en/of de Nederlandse regering en de daarop ontvangen antwoorden.

3.4. Advisering door derden

In reactie op de algemene oproep voor commentaar ontving de TCS in het kader van procedure nr. 30 839 (richtlijnvoorstel bodembescherming) een gezamenlijke brief van IPO en VNG d.d. 16 oktober 2006 en in het kader van procedure nr. 30 893 (groenboek modernisering arbeidsrecht) een gezamenlijke brief van de Vereniging VNO-NCW en MKB Nederland d.d. 12 december 2006. Tevens ontving de TCS op 26 juni 2006 een afschrift van een brief van de organisatie Vrijschrift aan de voorzitter van de vaste Kamercommissie voor Justitie van de Tweede Kamer inzake het advies van de TCS aan beide Kamers over het richtlijnvoorstel inzake de bescherming van intellectuele eigendomsrechten (procedure nr. 30 587). Op de dag na afronding van de TCS-procedure over het kaderrichtlijnvoorstel bodembescherming (procedure nr. 30 839) ontvingen de TCS-leden een uitnodiging voor een expertbijeenkomst over de Europese bodemstrategie van het Bodem Europa Platform. Op 15 maart 2007 werd een reactie ontvangen van Koninklijke Horeca Nederland met betrekking tot het groenboek over een «rookvrij Europa» (procedure nr. 30 954). Tot slot werd op 23 maart 2007 een gezamenlijke brief ontvangen van de Vereniging VNO-NCW en MKB Nederland over de Mededeling inzake een communautaire strategie voor de gezondheid en veiligheid op het werk (procedure nr. 30 978). IPO en VNG hebben bovendien bij brief van 8 maart 2007 toegezegd dat zij – mocht de commissie subsidiariteitstoets worden gecontinueerd – hun oordeel over subsidiariteit en proportionaliteit met deze commissie zullen (blijven) delen1.

Tevens werd in TCS-commissieverband een uitgebreide adres- en emaillijst samengesteld met relevante koepelorganisaties op uiteenlopende beleidsterreinen2. Doel is in het vervolg maatschappelijke organisaties te attenderen op het in procedure nemen van nieuwe Europese Commissievoorstellen en hen zo uit te nodigen om desgewenst hun opinies ter zake aan het Nederlandse parlement kenbaar te maken.

In andere gevallen werd door de TCS bewust terughoudendheid betracht en de maatschappelijke consultatie overgelaten aan de vakcommissies, zoals in het geval van het groenboek inzake de rol van het maatschappelijk middenveld in het drugsbeleid van de EU (procedure nr. 30 637)3. Hetzelfde gold voor het raadplegen van maatschappelijke organisaties in het kader van de evaluatie van het wetgevings- en werkprogramma 2007 van de Europese Commissie. In dat kader heeft de commissie ESO van de Eerste Kamer in januari 2007 per brief een groot aantal maatschappelijke organisaties gevraagd naar hun opvattingen over de voorgenomen programmaonderdelen.

Overigens werden ook standpuntbepalingen van maatschappelijke organisaties – voorzover kenbaar uit de media of anderszins – vaak betrokken zijn bij het opstellen van vakcommissieadviezen en TCS-(pre)adviezen.

De TCS stelt vast dat – mochten beide Kamers besluiten tot continuering op permanente basis – naar wegen moet worden gezocht voor een actievere benadering van het maatschappelijk middenveld. Gedacht wordt aan het vroegtijdig attenderen van maatschappelijke organisaties en belangenorganisaties in het kader van afzonderlijke procedures. Daarnaast kan gedacht worden aan het laten aanbrengen van een link naar de TCS-pagina op websites van koepelorganisaties. De TCS stelt zich voor dat een dergelijke benadering voorafgegaan wordt door een formeel schrijven van de TCS aan deze organisaties, waarbij achtergronden, doelstellingen, werkwijze en procedures uiteengezet worden.

Bij gelegenheid heeft de TCS ook externe gasten uitgenodigd in haar commissievergaderingen. Over het begrip subsidiariteit en de parlementaire subsidiariteitstoets werd in de vergadering van 20 juni 2006 door de TCS-leden van gedachten gewisseld met prof. dr. J.L.M. Pelkmans, lid van de WRR. Op 17 oktober 2006 vond een gesprek plaats van de TCS-leden met de heer H. den Dool, coördinator subsidiariteit en proportionaliteit van het ministerie van Buitenlandse Zaken, over de wijze waarop de Nederlandse regering (en het ondersteunende ambtelijk apparaat) inhoud geeft aan de subsidiariteits- en proportionaliteitstoets. Tevens heeft de TCS-commissiestaf op woensdag 13 september overleg gevoerd met de leden van de BNC-fichecommissie. Tot slot ontving de TCS op 30 juni 2006 een uitnodiging van het Huis van de Nederlandse Provincies.

3.5. Openbaarheid TCS-commissievergaderingen

De commissievergaderingen van de TCS zijn openbaar geweest. Hiertoe is door de TCS-commissie besloten1. In een aantal gevallen hebben belangstellenden de vergaderingen bijgewoond. De vergadering werd telkens op de vrijdag voorafgaand aan de commissievergadering (de dinsdag daaropvolgend) aangekondigd. Alle stukken werden daarbij openbaar op de website geplaatst, met uitzondering van ambtelijke memo’s met een adviserend karakter en (nog) niet vastgestelde vergaderverslagen.

3.6. Persberichten en interviews

Hierboven bleek dat de ambtelijke staf van de TCS over het verloop van de verschillende procedures rapporteerde door middel van berichtgeving in niEUws, het wekelijkse emailmagazine over Europese intergratie voor de parlementariërs. Er werden ongeveer 35 nieuwsberichten gepubliceerd.

Om ook extern meer bekendheid te geven aan de (resultaten) van de werkzaamheden van de TCS en de vakcommissies zijn door de Afdeling Communicatie en Protocol van de Eerste Kamer en de Stafdienst Voorlichting van de Tweede Kamer gezamenlijk vier persberichten gepubliceerd2. De tekst van deze berichten was voorbereid door de ambtelijke staf van de TCS in samenspraak met de commissievoorzitter van de TCS.

De tekst van deze persberichten werd doorgaans ook als «nieuwsbericht» gepubliceerd op de portalwebsite Europapoort en op de website van de Eerste Kamer. Ook tussentijds werd informatie in de vorm van een «nieuwsbericht» aangeboden op de Europapoort. Deze vorm van informatieaanbieding vond haar weerslag in berichtgeving in media als de Staatscourant, NRC Handelsblad en het Nederlands Dagblad.

Met name de voorzitter van de TCS heeft bij diverse gelegenheden de parlementaire subsidiariteitstoets voor het voetlicht gebracht, bijvoorbeeld tijdens een paneldiscussie voor staats- en bestuursrechtstudenten georganiseerd door de Campus Den Haag van de Universiteit Leiden op 18 mei 2006 of tijdens een debat in Amsterdam op 17 januari 2007 «Europa in de Nederlandse democratie». Ook werden interviews met hem gepubliceerd onder andere in Newsletter of the European Commission to the national parliaments nr. 7 (December 2006) en op de Volkskrantblog1.

3.7. Evaluatie

Hierboven zijn de middelen besproken die zijn gebruikt om de externe dimensie van de parlementaire subsidiariteitstoets handen en voeten te geven. Een ervan was de webpagina van de TCS en de bijbehorende dossierpagina’s op de portalsite Europapoort. Mochten de Kamers besluiten tot continuering van de TCS op permanente basis dan wil de TCS in herinnering brengen dat in het advies van de Gemengde Commissie Toepassing Subsidiariteit werd geadviseerd een eigen website c.q. webpagina met een eigen profiel te ontwikkelen. De TCS onderkent dat de functie van de huidige TCS-webpagina als databank annex digitaal geheugen voor Kamerleden en ambtelijke staven een belangrijk fundament vormt. Wel leeft bij de TCS de wens deze webpagina verder te ontwikkelen. Enerzijds om de mogelijkheden tot communicatie met maatschappelijke actoren en burgers te versterken, anderzijds om het delen van informatie met andere parlementen via IPEX te verbeteren door ook andere taalversies van documenten aan te kunnen bieden en te linken naar de IPEX-website. Vooral ook zou de lay-out aangepast moeten worden, zodat uit de vormgeving blijkt dat beide Kamers der Staten-Generaal betrokken zijn bij de werkzaamheden in het kader van de TCS-procedure. Ook bij het linken naar de dossierpagina’s zou – tenminste zolang de behandeling zich in het stadium van de TCS-procedure bevindt – de lay-out van de dossierpagina’s kunnen benadrukken dat beide Kamers der Staten-Generaal bij de behandeling betrokken zijn.

Gelijktijdig impliceert een nadrukkelijker «branding» (als EK/TK-initiatief) van de webpagina’s van de commissie subsidiariteitstoets dat de op die pagina’s gekoppelde documentatie van beide Kamers in alle opzichten actueel en volledig is. Hiertoe is ook vanuit de commissiestaven van de Tweede Kamer het commitment noodzakelijk om permanent materiaal (kamerstukken en tekst) aan te leveren om deze webpagina’s te actualiseren. Nu bleef de behandeling in de Tweede Kamer – door lacune in de informatieverschaffing aan de verantwoordelijke informatiespecialist van de Eerste Kamer – ondanks alle inspanningen nog te vaak onderbelicht. Het zou daarom aanbeveling verdienen om ook in de Tweede Kamer een informatiespecialist te belasten met het verzamelen en aanbieden van documenten ten behoeve van de gezamenlijke webpagina’s.

Tevens zou – zoals hierboven reeds aangegeven – de communicatie met het maatschappelijk middenveld verder kunnen worden uitgebouwd. De zeswekentermijn stelt hieraan weliswaar beperkingen, maar ook na afronding van de TCS-procedure (wanneer de onderhandelingen nog lopen) blijft input uit de samenleving relevant en gewenst. Een actievere benadering van het middenveld legt wel een groter beslag op de capaciteit van de ambtelijke staf.

De (buitenparlementaire) beeldvorming over de TCS en de parlementaire subsidiariteitstoets was divers. Naast positieve geluiden was er ook kritiek op de TCS te horen. Zo werd naar voren gebracht dat de commissie op geen enkel moment een optreden heeft doorverwezen naar de Europese Unie als beste bestuurslaag om hierover te beslissen1. Ander punt van kritiek was dat de parlementaire subsidiariteitstoets vooral defensief zou worden gehanteerd, waarbij de voordelen van Europees optreden voor burgers en bedrijven onvoldoende zouden zijn meegewogen. In dit verband is gewezen op de negatieve TCS-adviezen in de procedures nrs. 30 587 (bescherming intellectuele eigendomsrechten) en 30 671 (toepasselijk recht in huwelijkszaken)2. Tot slot is naar voren gebracht dat de TCS de in de voorstellen genoemde subsidiariteitsoverwegingen van de Europese Commissie onvoldoende zou hebben gewogen.

De TCS herkent zich onvoldoende in deze kritiek. De parlementaire subsidiariteitstoets is in haar ogen geen pleidooi voor «minder Europa», maar wél voor grotere parlementaire betrokkenheid bij de totstandkoming van Europese wet- en regelgeving. Dat het de TCS niet te doen is om «minder Europa» tonen de cijfers aan. Gedurende haar functioneren zijn de TCS-leden aanzienlijke aantallen nieuwe Europese Commissiedocumenten onder ogen gekomen3. Van al deze commissiedocumenten zijn slechts 12 door de TCS in procedure genomen om te worden getoetst ten aanzien van de bevoegdheid, de subsidiariteit en proportionaliteit. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in slechts vier gevallen waarbij een gemotiveerd bezwaar van beide Kamers is verzonden naar de Europese instellingen. De frequentie is daarmee niet hoger dan in andere parlementen4. Ook signaleerde de TCS niet meer subsidiariteits- en proportionaliteitsbezwaren dan de Nederlandse regering in haar BNC-fiches deed5.

Op de tweede plaats dient geconstateerd te worden dat de TCS geen bevoegdheid of mandaat heeft om nieuwe maatregelen op Europees niveau voor te stellen. Bij de behandeling van nieuwe (nationale) wetsvoorstellen zouden beide Kamers de regering erop kunnen wijzen dat de voorgestelde maatregelen beter op Europees niveau zouden kunnen worden getroffen. De TCS zelf toetst echter geen nationale wetgeving. De Europese Commissie heeft bovendien het exclusieve initiatiefrecht in de eerste pijler.

Op de derde plaats stelt de TCS vast dat bij de betwiste adviezen de beide Kamers wél degelijk een politieke afweging hebben gemaakt waarbij de mogelijke belangen van burgers en bedrijven zijn meegewogen, maar dat die anders is uitgevallen dan sommigen wellicht gewenst hadden. Dit geldt ook voor de subsidiariteitsoverwegingen die door de Europese Commissie in de voorstellen naar voren zijn gebracht. In alle vier de gevallen waarin bezwaar is gemaakt, blijkt uit de brief van beide Kamers aan de Europese instellingen dat de argumenten van de Commissie nadrukkelijk zijn gewogen6.

Tot slot moet niet uit het oog worden verloren dat de werkzaamheden van de TCS passen in het bredere kader van parlementaire betrokkenheid bij Europese wetgeving7. De werkzaamheden van de TCS hebben een beperkte focus en zijn complementair aan die van de vaste commissies voor ESO en EUZA en aan die van de vakcommissies in Eerste en Tweede Kamer met betrekking tot Europa.

3.8. Conclusies en aanbevelingen

Bij eventuele continuering van de commissie subsidiariteitstoets beveelt de TCS het volgende aan:

– continuering van de bestaande inspanningen om de externe, maatschappelijke dimensie van de parlementaire subsidiariteitstoets inhoud te geven;

– verdere ontwikkeling van de webpagina’s van de commissie subsidiariteitstoets als gezamenlijk initiatief van Eerste en Tweede Kamer;

– versterking van de input uit de Tweede Kamer ten behoeve van de webpagina’s, bij voorkeur door een informatiespecialist van de Tweede Kamer actief voor de werkzaamheden aan de webpagina’s in te zetten;

– actievere benadering van het maatschappelijk middenveld in afzonderlijke procedures en in meer algemene zin;

– uitwerking van een communicatiestrategie om te voorkomen dat de parlementaire subsidiariteitstoets ten onrechte wordt beschouwd als instrument tegen Europese integratie tout court.

HOOFDSTUK 4 SAMENWERKING BEIDE KAMERS

4.1. Het waarom van een gemengde commissie

De adviezen van de Gemengde Commissie Toepassing Subsidiariteit, de voorgangster van de TCS, bepleitten de instelling van een gemengde commissie, met leden uit Eerste en Tweede Kamer. De commissie beval voorts aan te kiezen voor een paritaire samenstelling. De overwegingen van de commissie voor een gezamenlijke en gelijkwaardige rol voor beide Kamers waren de volgende:

1. Artikel 8 van Het Protocol betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie en de artikelen 6 en 7 van het Protocol betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit die bij het Grondwettelijk Verdrag waren gevoegd gaven beide Kamers een aparte stem waar het ging om het kenbaar maken van subsidiariteitsbezwaren bij de Europese instellingen;

2. Europese wetgeving moet in Nederlandse wetgeving worden omgezet. Bij de totstandkoming ervan hebben beide Kamers ieder een volwaardige rol: beide moeten ermee in kunnen stemmen;

3. De belangrijkste overweging voor het gezamenlijk optrekken van Eerste en Tweede Kamer zou zijn dat bij het kenbaar maken van eventuele subsidiariteitbezwaren gezamenlijk – zo mogelijk eensluidend – optreden effectiever is dan het afgeven van aparte, mogelijk tegenstrijdige, signalen.

Met name tijdens het debat in de Tweede Kamer zijn vraagtekens geplaatst bij de paritaire samenstelling van de commissie. Overwegende dat de parlementaire subsidiariteitstoets niet zozeer een juridische toets als wel een politiek oordeel vergt, is benadrukt dat het politieke primaat in ons parlementaire bestel ligt bij de Tweede Kamer. De werkzaamheden van de TCS mochten aldus niet leiden tot een verandering in de staatsrechtelijke verhoudingen tussen beide Kamers, zoals ook tot uitdrukking kwam in de door de Tweede Kamer aanvaarde motie-Timmermans c.s.

4.2. Evaluatie

Bij de instelling van TCS op 28 maart 2006 telde de commissie 6 Eerste Kamerleden en 6 Tweede Kamerleden. Op 27 maart 2007 telde de TCS 6 Eerste Kamerleden en 5 Tweede Kamerleden. Het verschil is terug te voeren op de verkiezingsuitslag en toepassing van de vooraf vastgelegde criteria voor het toewijzen van zetels in de TCS (zie paragraaf 6.1.). Hierdoor werd de plaats van vertrekkend Kamerlid Hermans van de LPF niet opgevuld. Gebleken is derhalve dat de verkiezingsuitslagen in Eerste en Tweede Kamer en de op dit moment bestaande criteria voor zeteltoewijzing in de TCS geen paritaire samenstelling kunnen garanderen (zie verder paragraaf 6.1.).

Afgezien van de commissiesamenstelling op papier, is de participatie van Eerste en Tweede Kamerleden in de commissievergaderingen ook niet dezelfde geweest. Deze behoeft met name bij de Tweede Kamerleden verbetering (zie verder paragraaf 6.2).

Voor het overige kan worden vastgesteld dat de uitgangspunten van de gemengde en paritaire samenstelling van de TCS niet hebben geleid tot problemen van staatrechtelijke aard of tot wijziging van de staatsrechtelijke verhoudingen tussen beide Kamers. Deze conclusie is gebaseerd op de volgende overwegingen.

Op geen enkel moment heeft binnen de TCS hoofdelijke stemming plaatsgevonden: alle besluiten waren gebaseerd op consensus. De getalsmatige verhouding tussen Eerste en Tweede Kamerleden van de TCS bleef daardoor van ondergeschikt belang. Voorts blijkt uit de presentielijsten van de TCS-commissievergaderingen dat er doorgaans meer Eerste Kamerleden dan Tweede Kamerleden deelnamen aan de commissievergaderingen. Dit heeft echter niet geleid tot besluitvorming die achteraf voor de Tweede Kamer onacceptabel is gebleken.

Op de tweede plaats kan worden vastgesteld dat een beroep op de conciliatieprocedure in het afgelopen jaar slechts één keer noodzakelijk is gebleken1. Ook is toen gebleken dat door deze procedure meningsverschillen tussen vakcommissies uit Eerste en Tweede Kamer kunnen worden overbrugd. Het hieruit voortvloeiende TCS-eindadvies is vervolgens als hamerstuk in beide Kamers afgedaan. De vakcommissieadviezen uit beide Kamers waren in de overige gevallen eensluidend of complementair.

Een derde argument betreft het feit dat beide Kamers eigenstandig konden beslissen over de hen door de TCS voorgelegde eindadviezen. Geconstateerd mag worden dat beide Kamers in alle gevallen met deze adviezen hebben ingestemd. In het merendeel van de gevallen zijn zij als hamerstuk afgedaan.

Een vierde argument houdt verband met de werkzaamheden van de vakcommissies in Eerste en Tweede Kamer en met die van de commissies voor Europese Samenwerkingsorganisaties (EK) en Europese Zaken (TK). Hierboven werd reeds geconcludeerd dat de werkzaamheden van de TCS complementair waren aan het werk van deze vakcommissies en dit eerder hebben versterkt dan verzwakt.

4.3. Conclusies en aanbevelingen

De TCS concludeert het volgende:

– de uitgangspunten van de gemengde en paritaire samenstelling van de TCS hebben niet geleid tot problemen van staatrechtelijke aard of tot wijziging van de staatsrechtelijke verhoudingen tussen beide Kamers;

– het gezamenlijk naar buiten treden van beide Kamers in het kader van de parlementaire subsidiariteitstoets is een belangrijke verworvenheid.

De TCS beveelt aan bij continuering van de commissie subsidiariteitstoets:

– de uitgangspunten van de gemengde en paritaire samenstelling van de commissie te handhaven.

HOOFDSTUK 5 INTERNATIONAAL KADER

5.1. Achtergrond

In hoofdstuk 1 is reeds geschetst dat de parlementaire subsidiariteitstoets van het voorstel voor een verordening inzake toepasselijk recht en rechtsbevoegdheid in huwelijkszaken en van het voorstel voor een richtlijn tot wijziging van richtlijn 97/67/EG met betrekking tot de volledige voltooiing van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap, gelijktijdig ook in andere nationale parlementen in de EU-lidstaten werd verricht. Coördinatie en verslaglegging vonden plaats door het COSAC-secretariaat1.

5.2. Experiment toetsing verordeningvoorstel toepasselijk recht en rechtsbevoegdheid in huwelijkszaken

Op 17 juli 2006 werd een mail ontvangen van het COSAC-secretariaat dat de start markeerde van de parlementaire subsidiariteitstoets van het voorstel voor een verordening inzake toepasselijk recht en rechtsbevoegdheid in huwelijkszaken.

De deadline voor eventuele correspondentie met de Europese instellingen werd vastgesteld op 27 september 2006. De brief van beide Kamers der Staten-Generaal aan de Europese instellingen werd op 26 september 2007 verzonden, evenals een verslag van de parlementaire toets aan het COSAC-secretariaat. Op de deadline hadden 11 parlementaire kamers uit 9 lidstaten de toets voltooid. Eind oktober gold dat voor 22 parlementaire kamers uit 17 lidstaten. Alleen beide Kamers der Staten-Generaal (Nederland) en het Tsjechische Huis van Afgevaardigden constateerden subsidiariteitsbezwaren. Proportionaliteitsbezwaren werden geconstateerd door beide Kamers der Staten-Generaal (Nederland), het Tsjechische Huis van Afgevaardigden en de Tsjechische Senaat, het Cypriotische parlement en het Belgische Huis van Afgevaardigden.

5.3. Experiment toetsing voorstel gewijzigde Postrichtlijn

Startdatum voor de subsidiariteitstoets van het voorstel voor een richtlijn tot wijziging van richtlijn 97/67/EG met betrekking tot de volledige voltooiing van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap was 31 oktober 2006. De deadline werd vastgesteld op 11 december 2006. De TCS-procedure in beide Kamers van het Nederlandse parlement was afgerond op 7 december 2006. Op de deadline hadden 10 parlementaire kamers van 9 lidstaten de toets voltooid. Eind januari 2007 hadden 27 parlementaire kamers van 21 EU-lidstaten de toets voltooid. De Eerste en Tweede Kamer zagen in het voorstel geen aanleiding om bezwaar aan te tekenen bij de Europese instellingen. Zij stelden de minister van Economische Zaken van hun bevindingen in kennis in een gezamenlijke brief d.d. 7 december 2007. Het Luxemburgse Huis van Afgevaardigden maakte als enige een subsidiariteitsbezwaar. Vier andere parlementaire kamers vonden de subsidiariteitsparagraaf van de Europese Commissie inadequaat. Zeven parlementaire kamers uitten bezwaren met betrekking tot de proportionaliteit van de voorgestelde maatregelen.

5.4. Knelpunten

In de rapportages van het COSAC-secretariaat over beide experimenten werden onder andere de volgende knelpunten en moeilijkheden gesignaleerd:

– Bij beide experimenten bleek de zeswekentermijn voor de meeste parlementen te kort om de subsidiariteitstoets te voltooien;

– Hoewel te onderscheiden, zijn de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit moeilijk te scheiden en liggen zij in elkaars verlengde;

– Een gebrek aan informatie-uitwisseling tussen de nationale parlementen. Te weinig toetsingsdocumenten werden/worden vertaald in de EU-werktalen (Engels én Frans) en geplaatst op de IPEX-website (www.ipex.eu)

5.5. Evaluatie vanuit TCS-standpunt

De TCS hecht groot belang aan beide experimenten. Zoals in paragraaf 2.8. opgemerkt, kunnen de Staten-Generaal de voorstellen van de Europese Commissie voor wet- en regelgeving slechts beïnvloeden indien gezamenlijk wordt opgetrokken met een kritische massa van andere parlementen.

Voorwaarde daarvoor is een tijdige en adequate uitwisseling van informatie. Bilaterale contacten met andere nationale parlementen zijn daarvoor noodzakelijk. Daarnaast heeft de IPEX-website de potentie om in de toekomst een belangrijke rol te gaan spelen in de pan-Europese informatie-uitwisseling tussen parlementen. Door de informatiespecialist van de Eerste Kamer is voor alle Europese dossiers in de TCS-procedure de voortgang op de IPEX-website weergegeven. Tevens werd een link aangebracht naar de dossierpagina’s op de Europapoort. Brieven van het Nederlandse parlement aan de Europese instellingen vertaald in het Frans en het Engels werden aan IPEX-website gekoppeld (afbeelding 3). Mede met het oog hierop heeft de staf de gezamenlijke brieven van beide Kamers laten vertalen in zowel het Frans als het Engels.

Bij de noodzakelijke intensivering van de informatie-uitwisseling tussen de parlementen verdient het aanbeveling ook de adviesaanvragen en de adviezen van de vakcommissies te laten vertalen. Ook de bilaterale contacten met (de subsidiariteitscommissies van) andere nationale parlementen in de EU zouden moeten worden versterkt. Zowel voor de vertalingen als voor incidentele buitenlandse werkbezoeken en andere initiatieven ter versterking van deze bilaterale contacten zou budget moeten worden vrijgemaakt.

Uit de COSAC-rapportages over beide experimenten is – zoals gezegd – gebleken dat de zeswekentermijn voor de meeste parlementen tekort is om de subsidiariteitstoets te voltooien. In de onderhavige gevallen wist het Nederlandse parlement weliswaar wel binnen deze termijn te blijven, maar in andere gevallen is het ook in Nederland lastig gebleken toetsingsprocedures af te ronden binnen zes weken (zie § 6.4.). De Nederlandse parlementaire delegatie naar de COSAC moet in COSAC-verband bepleiten dat de termijn van zes weken wordt verlengd tot acht weken (gelet op de ratio achter de zeswekentermijn zou dan tevens moeten worden bewerkstelligd dat de onderhandelingen in de Raad pas na ommekomst van 8 weken starten).

5.6. Voortzetting COSAC-experiment

Op de COSAC-voorzittersconferentie van 12 februari 2007 in Berlijn heeft het Duitse Voorzitterschap toegezegd dat het COSAC-secretariaat nog vóór de COSAC-plenaire van mei 2007 een voorstel zal presenteren voor voortzetting en verbetering van de toets.

5.7. Aanbevelingen

De TCS komt tot de volgende aanbevelingen:

– de Nederlandse parlementaire delegatie naar de COSAC moet voortzetting van het COSAC-experiment bepleiten en ondersteunen;

– belangrijke documenten uit de parlementaire subsidiariteitstoets dienen onmiddellijk na vaststelling vanuit het Nederlands in het Frans en Engels te worden vertaald;

– de ambtelijke ondersteuning in Eerste en Tweede Kamer moet actief meewerken aan het actualiseren van de IPEX-website en relevante documenten toevoegen;

– bilaterale contacten met (de subsidiariteitscommissies van) andere nationale parlementen in de EU dienen te worden versterkt, onder andere door werkbezoeken;

– voor de vertalingen en de versterking van de bilaterale contacten met andere nationale parlementen dient extra budget beschikbaar te worden gesteld (zie paragraaf 6.7.);

– de Nederlandse parlementaire delegatie naar de COSAC moet in COSAC-verband bepleiten dat de termijn van zes weken wordt verlengd tot acht weken (gelet op de ratio achter de zeswekentermijn zou dan tevens moeten worden bewerkstelligd dat de onderhandelingen in de Raad pas na ommekomst van 8 weken starten).

Afbeelding 3 IPEX-pagina «nationaal subdocument»

kst-30953-3-3.gif

Afbeelding 4 IPEX «splash»-pagina

kst-30953-3-4.gif

HOOFDSTUK 6 MENSEN, MIDDELEN EN ORGANISATIE

6.1. Samenstelling TCS

Bij de samenstelling van de TCS werden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

1. Paritaire samenstelling;

2. Politieke partijen met meer dan 20 zetels in de Tweede Kamer hadden recht op 1 zetel in de TCS;

3. Voor de Eerste Kamer werd deze grens gelegd bij 10 zetels;

4. Voor de andere partijen gold dat zij 1 zetel zouden krijgen, mits zij vertegenwoordigd waren in beide Kamers1.

In hoofdstuk 4 is stilgestaan bij het hoe en waarom van de paritaire samenstelling van de TCS. Ook werd vastgesteld dat het uitgangspunt van de paritaire samenstelling niet heeft geleid tot problemen van staatrechtelijke aard of tot wijziging van de staatsrechtelijke verhoudingen tussen beide Kamers. Integendeel, de gemende, paritaire samenstelling geldt als een belangrijk «asset» van de TCS, omdat hiermee het gezamenlijk optrekken van Eerste en Tweede Kamer mogelijk wordt.

De bovengenoemde uitgangspunten voor de politieke samenstelling van de TCS resulteerden op de instellingsdatum in de volgende samenstelling van de commissie:

PartijZetels EKZetels TKZetels GC
CDA23441+1
PvdA19421+1
VVD15271+1
SP481
GroenLinks581
LPF181
D66361
Christen Unie231
SGP221
OSF11 0
Groep Lazak 10
Groep Wilders 10
Totaal7515012

Door het College van Senioren van de Eerste Kamer is een optimale vertegenwoordiging van alle fracties in de TCS bepleit2. Om die reden en omdat in paragraaf 4.2. is gebleken dat de huidige regels voor zeteltoewijzing in de TCS geen paritaire samenstelling garanderen, heeft de commissie de uitgangspunten van haar samenstelling opnieuw bezien. Met het oog op het politieke draagvlak voor de parlementaire subsidiariteitstoets concludeert de TCS dat alle fracties een lid aan de TCS zouden moeten kunnen leveren. Tevens wenst zij vast te houden aan het uitgangspunt van de gemengde, paritaire samenstelling (zie paragraaf 4.3), ofschoon blijkt dat dit zich dat niet altijd goed verhoudt tot het uitgangspunt van deelname van alle fracties in Eerste en Tweede Kamer. De commissie heeft daarom de volgende regels geformuleerd voor de wijze van samenstellen van de commissie subsidiariteitstoets, mochten beide Kamers besluiten tot continuering op permanente basis:

Wijze van samenstellen van de commissie subsidiariteitstoets

1.  De commissie is zo mogelijk paritair samengesteld met leden uit Eerste en Tweede Kamer. Bij gebleken onmogelijkheid, dient het verschil tussen het aantal Eerste en Tweede Kamerleden onder toepassing van het hieronder bepaalde onder 2a t/m 2c minimaal te zijn.

2.  Alleen partijen, die op grond van de door de Kiesraad vastgestelde uitslag van de verkiezingen van Eerste en Tweede Kamer (een) zetel(s) toebedeeld hebben gekregen in respectievelijk de Eerste en Tweede Kamer hebben recht op een zetel in de commissie subsidiariteitstoets. Daarbij worden achtereenvolgens de volgende regels toegepast:

2a. Een politieke partij met ten minste 20 zetels in de Tweede Kamer én ten minste 10 zetels in de Eerste Kamer heeft recht op 2 zetels in de commissie subsidiariteitstoets. Deze partij is met een Eerste én een Tweede Kamerlid in de commissie subsidiariteitstoets vertegenwoordigd;

2b. Een politieke partij met (een) zetel(s) in één van beide Kamers heeft recht op één zetel in de commissie subsidiariteitstoets;

2c. Politieke partijen waarvoor geldt dat zij vertegenwoordigd zijn in beide Kamers, maar minder dan 10 zetels in de Eerste Kamer én/of minder dan 20 zetels in Tweede Kamer hebben, hebben recht op één zetel. Bij de keuze of een Eerste of Tweede Kamerlid deze zetel bekleedt, geeft voor deze partijen het bepaalde in lid 1 de doorslag. Zonodig vindt hierover overleg plaats tussen de partijen.

3.  De commissie kent plaatsvervangende leden, waarbij een commissielid uit de ene Kamer bij voorkeur wordt vervangen door een partijgenoot uit de andere Kamer;

4.  De commissie wordt telkens na vaststelling van de verkiezingsuitslag van de Tweede Kamer en na vaststelling van de verkiezingsuitslag van de Eerste Kamer in haar geheel opnieuw samengesteld.

6.2. Participatie in de TCS

Wat de daadwerkelijke participatie van Kamerleden in de TCS betreft, kan worden opgemerkt dat met ingang van de TCS-commissievergadering van 16 mei 2006 met het oog op de evaluatie presentielijsten zijn bijgehouden. De voornaamste conclusie die op basis van deze lijsten kan worden getrokken, is dat de deelname van met name Tweede Kamerleden aan de TCS-vergaderingen verbetering behoeft (zie Tabel 6.1.)

Tabel 6.1. Presentie Eerste en Tweede Kamerleden bij TCS-vergaderingen

 EK-ledenTK-leden# aanwezige Kamerleden
28-mrt-06
4-apr-06
16-mei-0654 (1)9
6-jun-06 (reces EK)2 (8)5 (1)7
20-jun-066 (2)410
5-sep-0653 (2)8
12-sep-065 (1)1 (1)6
26-sep-06325
17-okt-06628
28-nov-06527
16-jan-07628
6-feb-0752 (1)7
6-mrt-073 (2)2 (2)5
20-mrt-076410
22-mrt-07347

– = geen registratie

(cijfer) = aantal Kamerleden afwezig met kennisgeving

6.3. Vergaderritme

In de advisering door de Gemengde Commissie Toepassing Subsidiariteit werd uitgegaan van een vergaderritme van eens per twee weken. In de TCS-commissievergadering van 4 april 2006 werd besloten dat iedere drie weken zou worden vergaderd op dinsdagochtend van 9.00–10.00 uur in het gebouw van de Tweede Kamer1. In de periode 28 maart 2006 tot en met 27 maart 2007 heeft de TCS in totaal 15 keer vergaderd2. Ook werd gebruikgemaakt van schriftelijke procedures ter vaststelling van commissiebesluiten3. De keuze voor een schriftelijke procedure werd in het bijzonder ingegeven doordat de zeswekentermijn soms vereist dat op korte termijn een besluit wordt genomen en niet gewacht kan worden tot een reguliere vergaderdinsdag in de Eerste Kamer. Evident nadeel is dat het de transparantie en openbaarheid van de procedure niet ten goede komt. Mochten beide Kamers besluiten tot continuering van de commissie subsidiariteitstoets op permanente basis en mochten de plenaire vergaderingen instemmen met het voorstel van de commissies ESO en EUZA tot parlementaire toetsing van 24 voorstellen, dan zal het vergaderritme van de subsidiariteitscommissie omhoog moeten tot eens per week/twee weken.

6.4. Zeswekentermijn

Met betrekking tot de zeswekentermijn kan het volgende worden opgemerkt. De rationale achter deze termijn is dat er een periode van zes weken dient te verstrijken tussen het ogenblik waarop een voorstel door de Europese Commissie in alle talen is gepubliceerd en het moment waarop het wordt geagendeerd in de Raad4. Gedurende deze zes weken wordt er niet over het voorstel onderhandeld, wat nationale parlementen de mogelijkheid biedt om subsidiariteitsbezwaren bij de Europese instellingen kenbaar te maken.

Bij slechts vier procedures is besloten tot verzending van een gezamenlijke brief van beide Kamers aan de Europese Commissie5. Uit tabel 4 blijkt dat slechts in twee gevallen de procedure kon worden afgerond binnen de termijn van zes weken6. Bij twee procedures7 werd de termijn overschreden. Bij nog twee andere procedures8 is de procedure ook geheel uitgerold (tot en met plenaire behandeling in Eerste en Tweede Kamer) en werd – met succes – ook gestreefd naar afronding van de procedure binnen de zeswekentermijn (respectievelijk 30 en 38 dagen). In deze twee gevallen werd overigens geen brief verzonden naar de Europese instellingen, maar wel naar de Nederlandse regering. Bij de overige procedures werd de zeswekentermijn losgelaten, omdat de TCS het niet noodzakelijk achtte een adviesaanvraag te doen aan de vakcommissies in Eerste en Tweede Kamer en geen noodzaak zag voor een brief aan de Europese instellingen. Concluderend: het is lastig gebleken om de procedures te voltooien binnen de termijn van zes weken. Dit had meerdere oorzaken: recessen, zorgvuldige bestudering van het voorstel, besluitvorming in de vakcommissies, TCS en beide Kamers etc. Overigens is ook in internationaal verband (COSAC-experimenten) gebleken dat het voor veel parlementen moeilijk zoniet onmogelijk is hun toetsingsprocedure binnen de gestelde termijn van zes weken af te ronden9.

Het valt voorts te verwachten dat bij een toenemende werklast van de subsidiariteitscommissie in de toekomst het tijdsprobleem zich nog duidelijker manifesteert, tenzij voldoende extra ambtelijke ondersteuning beschikbaar wordt gesteld. Overigens werd in het afgelopen jaar tijdwinst geboekt doordat niet-wetgevingsvoorstellen in alle gevallen werden doorverwezen ter eigenstandige behandeling van de vakcommissies, waardoor ook de zeswekentermijn niet strikt hoefde te worden gehandhaafd.

Zoals eerder in paragraaf 5.5. is aangegeven, bepleit de TCS dat in COSAC-verband door de Nederlandse parlementaire delegatie wordt bepleit dat de termijn van zes naar acht weken wordt verlengd.

6.5. Besluitvorming en reglement van orde

In de TCS-commissievergadering van 4 april 2006 werd geconcludeerd dat de besluitvorming binnen de TCS voortaan zou geschieden bij meerderheid van de aanwezige leden1. Tevens werd besloten dat de TCS vooralsnog geen reglement van orde zou opstellen. In juni 2006 werd door een van de TCS-commissieleden bezwaar gemaakt tegen de gang van zaken in procedure 30 587. Bedoeld TCS-lid wenste herziening van het eerder in TCS-commissieverband vastgestelde en vervolgens aan beide Kamers aangeboden TCS-eindadvies in deze procedure, op grond van het feit dat het tot stand zou zijn gekomen door middel van «gebrekkige besluitvorming». Toen deze interventie niet in alle opzichten het voor hem gewenste resultaat had, werd hierover op 15 juni 2006 in de Tweede Kamer plenair gedebatteerd met de voorzitter van de TCS2. Vervolgens drong bedoeld TCS-lid aan op hernieuwde behandeling in de vaste commissie voor Justitie van de Tweede Kamer. Dit leidde niet tot een gewijzigd vakcommissieadvies, noch tot een gewijzigd TCS-eindadvies. Uiteindelijk ging genoemd TCS-lid akkoord met het aan beide Kamers voorgelegde eindadvies, waarbij een stemverklaring werd afgelegd3. De gang van zaken werd in de TCS-commissievergadering van 5 september 2006 geëvalueerd, waarbij afspraken werden gemaakt over toekomstige besluitvorming4. Hoewel de moeilijkheden bij procedure 30 587 in het vervolg van de TCS-werkzaamheden een incident zijn gebleken, bepleit de TCS dat – mocht de commissie op permanente basis worden ingesteld – een reglement van orde wordt vastgesteld.

6.6. Ambtelijke ondersteuning

Gelet op het tijdelijke karakter van de TCS is ten behoeve van de ambtelijke ondersteuning geen extra capaciteit aangetrokken. Onderstaand overzicht biedt een inschatting van de tijdsinvestering die in het afgelopen jaar in beide Kamers is gepleegd ten behoeve van de parlementaire subsidiariteitstoets. Daarbij is voor de Tweede Kamerondersteuning onderscheid gemaakt tussen de staven van de TCS en de vakcommissies. Naast de voorbereiding van de TCS-commissievergaderingen en alle daarbij behorende werkzaamheden, vergt met name de ambtelijke ondersteuning bij de politieke oordeelsvorming in de vakcommissies de nodige capaciteit.

Eerste Kamer 
Griffiers TCS en vakcommissies3 uur per week
Stafmedewerker(s) TCS en vakcommissies20 uur per week
Informatiespecialist6 uur per week
TAB1 uur per week
Postkamer/reproPM
  
Tweede Kamer 
Griffier TCS20 uur per week
Griffiers vakcommissies2 uur per week
TAB1 uur per week

Wanneer beide Kamers besluiten tot continuering van de commissie subsidiariteitstoets op permanente basis, dan zal de werklast van de ambtelijke staven van deze commissie én de vakcommissies naar verwachting toenemen. De redenen hiervoor zijn de volgende.

Ten eerste ziet het ernaar uit dat – op verzoek van de commissies ESO (Eerste Kamer) en EUZA (Tweede Kamer) – in 2007 ten minste 24 voorstellen van de Europese Commissie zullen worden getoetst. Dit betekent dat het vergaderritme van de TCS omhoog zal moeten, wat meer praktisch-organisatorische voorbereiding vergt. Tevens zal het aantal adviezen van de TCS en de vakcommissies verdubbelen: dit betekent in veel gevallen ook dat de ambtelijke staven (van de vakcommissies én de TCS) zwaarder belast zullen worden. Tegelijkertijd zullen de informatiespecialisten die werken ten behoeve van de TCS meer dossierpagina’s moeten aanmaken en bijhouden.

Op de tweede plaats behoeft de externe dimensie van de parlementaire subsidiariteitstoets (met name de attendering van het maatschappelijk middenveld) verbetering. Per procedure zullen relevante maatschappelijke koepelorganisaties actief moeten worden benaderd. Dat de TCS-staf hierbij (in geval van wetgevingsinitiatieven) het voortouw neemt, ligt voor de hand gelet op de korte termijn die voor de procedure beschikbaar is (totaal zes weken) en is bovendien in lijn met eerdere advisering door de Gemengde Commissie Toepassing Subsidiariteit.

Op de derde plaats valt te verwachten dat wanneer de subsidiariteitstoets ingebed raakt in de reguliere parlementaire werkzaamheden en in aantal toeneemt, dat ook de politisering van de toets een grotere kans krijgt. Dit zou kunnen resulteren in een groter aantal procedures waarbij geconcilieerd moet worden. Ook dit vergt meer ambtelijke ondersteuning.

Op de vierde plaats is er een aantal incidentele werkzaamheden die bij de instelling van een permanente commissie ter hand moet worden genomen: de TCS-webpagina’s dienen opnieuw te worden vormgegeven en ingericht zodat de parlementaire subsidiariteitstoets nadrukkelijker wordt geprofileerd als gezamenlijke onderneming van beide Kamers én er moet een reglement van orde worden opgesteld.

Op grond van deze overwegingen komt de TCS tot de volgende aanbevelingen met betrekking tot de ambtelijke ondersteuning van de parlementaire subsidiariteitstoets in beide Kamers1:

– Het beschikbaar stellen van ambtelijke memo’s aan de vakcommissies van zowel Eerste als Tweede Kamer, ongeacht of ze door Eerste of Tweede Kamerstaf zijn voorbereid («poolen van kennis en ondersteuning»). Dit vergt een (pro)actieve rol van met name de staven van de vakcommissies, waarbij de staf van de permanente commissie subsidiariteitstoets zonodig coördinerend optreedt;

– Een zwaarder accent op Europese wetgeving in het takenpakket bij de huidige stafmedewerkers van de vaste Kamercommissies in de Tweede Kamer, daar waar stafmedewerkers (i.c. beleidsmedewerkers) in de Eerste Kamer zowel inzetbaar zijn op nationale als Europese wetgevingsdossiers;

– Het beschikbaar stellen en inzetten in Eerste en Tweede Kamer van extra ambtelijke ondersteuning bij het uitvoeren van de parlementaire subsidiariteitstoetsen. De voor 2007 benodigde extra capaciteit wordt naar verwachting gevonden in de uitbreidingen van de ambtelijke staven van de Tweede Kamer met 4 fte ter ondersteuning van de Europese werkzaamheden van de vakcommissies en van de Afdeling IO in de Eerste Kamer met 1,5 fte.2 Ook wordt zij gecreëerd door een herpriotering van bestaande werkzaamheden van de ambtelijke staven van de vakcommissies op verzoek van die commissies zelf.

Met betrekking tot het voorgaande wenst de TCS voorts te benadrukken dat de eventuele permanente commissie subsidiariteitstoets geldt als aanjager en procesbewaker van de parlementaire subsidiariteitstoetsen. De betrokkenheid van beide Kamers bij Europese integratie en bij de totstandkoming van Europese wet- en regelgeving is onmiskenbaar groter en blijft niet beperkt tot het werk van de permanente commissie subsidiariteitstoets. Dit dient zo te blijven. Evenals de TCS zou de permanente commissie subsidiariteitstoets de actieve betrokkenheid van alle Kamerleden bij Europese wetgeving dienen te bevorderen. Het bestaan van de commissie subsidiariteitstoets is geen alibi om «Europa» over te laten aan de Europaspecialisten onder de Kamerleden. Evenmin kan capaciteitsuitbreiding bij de ambtelijke staven en ambtelijke screening van een groter aantal Europese documenten in de plaats komen van de politieke beoordeling door individuele Kamerleden. Mede om die reden houdt de TCS vast aan de selectie zoals die door beide Kamers is gemaakt uit het wetgevings- en werkprogramma van de Europese Commissie als leidraad voor de werkzaamheden van een eventueel in te stellen permanente commissie subsidiariteitstoets.

6.7. Budget

In het kader van de parlementaire subsidiariteitstoets werden kosten gemaakt die gerekend kunnen worden tot de gebruikelijke vergaderkosten zoals die ook door andere Kamercommissies worden gemaakt. De procedure levert daarnaast ook additionele kosten op, waaronder met name die voor vertalingen van de subsidiariteitsbrieven aan de Europese instellingen en het onderhoud van de webpagina’s voor de TCS.

Bij eventuele continuering van de commissie subsidiariteitstoets zijn – naast een uitbreiding van de personele middelen – met name additionele middelen noodzakelijk voor vertalingen en de verdere ontwikkeling van de webpagina’s van de permanente commissie subsidiariteitstoets.

Zoals in hoofdstuk 5 is uiteengezet, is het internationale kader van de subsidiariteitstoets in hoge mate relevant voor de werkzaamheden van het Nederlandse parlement op dit punt. Europese integratie is niet alleen een kwestie van communautaire procedures en intergouvernementele samenwerking, maar verplicht de nationale parlementen tot intensieve informatie-uitwisseling en – waar nodig en mogelijk – tot samenwerking, ten einde het democratisch tekort in de EU te verkleinen. Dit geldt ook voor de verhouding tot het Europees Parlement, i.c. Nederlandse Europarlementariërs. Bovendien kan dit bijdragen aan de versterking van de politieke beïnvloeding door het Nederlandse parlement van Europese wetgevings- en besluitvormingsprocessen. Naast bilaterale contacten, onder andere via de permanente vertegenwoordiger van de Staten-Generaal bij de Europese instellingen, dienen relevante kamerstukken in vertaling beschikbaar te worden gesteld op de IPEX-website. Uitgaande van toetsing van 24 voorstellen zou vertaling in Engels en Frans van de relevante kamerstukken een bedrag vergen in de orde van grootte van €5 000,–. Tevens zou de commissie budget (ca. € 20 400) ter beschikking moeten krijgen ter financiering van initiatieven gericht op versterking van de bilaterale contacten met andere parlementen, waaronder werkbezoeken.

Mochten de Kamers besluiten tot continuering van de commissie subsidiariteitstoets op permanente basis dan verdient het aanbeveling de webpagina’s van de commissie zodanig vorm te geven dat duidelijk is dat de (commissie) parlementaire subsidiariteitstoets een gezamenlijk initiatief van beide Kamers is en door beide Kamers wordt gedragen (zie verder paragraaf 3.7.). De additionele kosten voor aanpassingen aan de webpagina’s worden ruwweg geschat op €PM (aanpassing layout circa €25 000, overige kosten zijn nog niet te schatten) Hierin zijn niet begrepen de personele kosten voor de werkzaamheden voor een informatiespecialist van de Tweede Kamer.

6.8. Conclusies en aanbevelingen

De conclusies uit dit hoofdstuk kunnen als volgt worden samengevat:

– de huidige criteria voor toekenning van een zetel in de TCS waarborgen onvoldoende dat de commissie een goede afspiegeling is van de politieke samenstelling van beide Kamers;

– de actieve deelname van Tweede Kamerleden aan de TCS is niet optimaal gebleken;

– verzending van een brief met subsidiariteitsbezwaren naar de Europese instellingen is niet altijd mogelijk gebleken binnen zes weken;

– met de huidige ambtelijke ondersteuning van de TCS en de vakcommissies is het niet mogelijk gebleken om alle vooraf gestelde doelen volledig te realiseren.

Mochten beide Kamers besluiten tot continuering van de commissie subsidiariteitstoets op permanente basis, dan doet de TCS de volgende aanbevelingen:

– de wijze van samenstelling van de commissie wordt herzien in de zin als beschreven in de kadertekst van dit hoofdstuk;

– de commissie stelt een reglement van orde op;

– het actief beschikbaar stellen van ambtelijke memo’s aan de vakcommissies van zowel Eerste als Tweede Kamer, ongeacht of ze door Eerste of Tweede Kamerstaf zijn voorbereid («poolen van kennis en ondersteuning»);

– een zwaarder accent op Europese wetgeving in het takenpakket bij de huidige stafmedewerkers van de vaste Kamercommissies in de Tweede Kamer, daar waar stafmedewerkers (i.c. beleidsmedewerkers) in de Eerste Kamer zowel inzetbaar zijn op nationale als Europese wetgevingsdossiers;

– Het beschikbaar stellen en inzetten in Eerste en Tweede Kamer van extra ambtelijke ondersteuning bij het uitvoeren van de parlementaire subsidiariteitstoetsen. De voor 2007 benodigde extra capaciteit ten behoeve van de parlementaire subsidiariteitstoetsen dient te worden gevonden in de uitbreidingen van de ambtelijke staven van de Tweede Kamer met 4 fte ter ondersteuning van de Europese werkzaamheden van de vakcommissies en van de Afdeling IO in de Eerste Kamer met 1,5 fte.1 Ook kan zij worden gecreëerd door een herpriotering van bestaande werkzaamheden van de ambtelijke staven van de vakcommissies op verzoek van die commissies zelf. In dit verband hecht de TCS eraan op te merken dat capaciteitsuitbreiding bij de ambtelijke staven en ambtelijke screening van een groter aantal Europese documenten nimmer in de plaats kan komen van de politieke beoordeling door individuele Kamerleden;

– het beschikbaar stellen van extra middelen ten behoeve van vertalingen van adviesaanvragen, vakcommissieadviezen en brieven aan de Europese instellingen/Nederlandse regering (ca € 5000,–), alsmede ten behoeve van de verdere ontwikkeling van de webpagina’s en de dossierpagina’s van de commissie subsidiariteitstoets (ca € 25 000 layout + PM);

– Tevens zou de commissie budget (ca. €20 400) ter beschikking moeten krijgen ter financiering van initiatieven gericht op versterking van de bilaterale contacten met andere parlementen, waaronder werkbezoeken.

BIJLAGEN EN TABELLEN

Bijlage 1. Leden en plv. leden TCS

Leden

drs. J.H. ten Broeke (VVD, Tweede Kamer)vanaf 15-12-2006
mr. A. Broekers-Knol (VVD, Eerste Kamer)  
prof. dr. J.J. van Dijk (CDA, Tweede Kamer)  
drs. J.H. Eigeman (PvdA, Eerste Kamer)  
mr. J.J.A.M. Van Gennip (CDA, Eerste Kamer)  
B. van der Ham (D66, Tweede Kamer)  
drs. M.J.L.M. Hermans (LPF, Tweede Kamer)tot 30-11-2006
M.J.M. Kox (SP, Eerste Kamer)  
drs. P.L. Meijer (PvdA, Tweede Kamer)tot 30-11-2006
E. van Middelkoop (ChristenUnie, Eerste Kamer)tot 22-02-2007
drs. L.H.G. Platvoet (GroenLinks, Eerste Kamer)  
mr. drs. A.H.J.W. Van Schijndel (VVD, Tweede Kamer)tot 07-09-2006
mr. C.G. Van der Staaij (SGP, Tweede Kamer)  
drs. J.P. de Vries (ChristenUnie, Eerste Kamer)vanaf 27-02-2007
H.E. Waalkens (PvdA, Tweede Kamer)vanaf 22-02-2007

Plaatsvervangende leden

mr. R.H. van de Beeten (CDA, Eerste Kamer)  
H. van Bommel (SP, Tweede Kamer)  
Th.B.F.M. Brinkel (CDA, Tweede Kamer)tot 30-11-2006
drs. D.J.D. Dees (VVD, Eerste Kamer)  
R.H. Hessing (LPF, Eerste Kamer)  
prof.mr. E.C.M. Jurgens (PvdA, Eerste Kamer)  
E.H. Schuyer (D66, Eerste Kamer) 

Bijlage 2. Overzicht getoetste en te toetsen documenten

Lijst van elf

1. Groenboek over de rol van de civil society in het drugsbeleid in de Europese Unie (COM(2006) 316);

2. Voorstel voor een verordening van de Raad houdende wijziging van verordening (EG) nr. 3301/2003 wat de bevoegdheid betreft en tot invoeging van regels inzake toepasselijk recht in huwelijkszaken (COM(2006) 399);

3. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor bodembescherming en de wijziging van richtlijn 2004/35/EG (COM(2006) 232);

4. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van richtlijn 97/67/EG met betrekking tot de volledige voltooiing van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap (COM(2006) 594 definitief);

5. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Europees Technologie-Instituut (COM(2006) 604 definitief/2);

6. Mededeling van de Europese Commissie «De demografische toekomst van Europa – van uitdaging naar kans» (COM(2006) 0571 final);

7. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s «Een EU-strategie ter ondersteuning van de lidstaten bij het beperken van aan alcohol gerelateerde schade» (COM(2006) 625 definitief);

8. Groenboek «De modernisering van het arbeidsrecht met het oog op de uitdagingen van de 21ste eeuw» (COM(2006) 708 definitief);

9. Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s «Verbetering van de arbeidskwaliteit en -productiviteit: communautaire strategie 2007–2012 voor de gezondheid en veiligheid op het werk» (COM(2007) 62 definitief);

10. Witboek van de Commissie inzake de integratie van de EU-hypotheekmarkt (nog te verschijnen);

11. Herziening van Richtlijn 2001/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2001 inzake nationale emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen (nog te verschijnen).

Aanvullingen van de TCS op «lijst van elf»

12. Gewijzigd voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende strafrechtelijke maatregelen ter verzekering van de handhaving van intellectuele eigendomsrechten (COM(2006) 168 definitief);

13. Voorstel voor een richtlijn van de Raad inzake de inventarisatie van Europese kritieke infrastructuur, de aanmerking van infrastructuur als Europese kritieke infrastructuur en de beoordeling van de noodzaak de bescherming van dergelijke infrastructuur te verbeteren (COM(2006) 787 definitief);

14. Groenboek op weg naar een rookvrij Europa: beleidsopties op EU-niveau (COM(2007) 27 definitief).

Bijlage 3. Europese wetgevingsinitiatieven, beleids- en discussiedocumenten voorgedragen door vaste commissies ESO en EUZA voor de parlementaire subsidiariteitstoets in 2007

1. Richtlijn inzake de minimumsancties voor werkgevers van onderdanen van derde landen die hier illegaal verblijven;

2. Mededeling communautair kader voor veilige en efficiënte gezondheidsdiensten;

3. Witboek over gezondheidstrategie;

4. Witboek over voeding;

5. Witboek over de integratie van de interne markt voor hypothecair krediet;

6. Richtlijn solvabiliteit van verzekeringsondernemingen;

7. Aanbeveling inzake evenredigheid tussen kapitaal en zeggenschap in EU-ondernemingen;

8. Richtlijn modernisering van BTW-bepalingen betreffende financiële diensten;

9. Mededeling over flexicurity;

10. Mededeling inzake «de maatschappelijke realiteit»: wat zijn de voornaamste drijvende krachten achter sociale veranderingen in Europese samenlevingen;

11. Mededeling over de interne markt: herziening;

12. Mededeling voor een Europese strategie voor sociale diensten van algemeen belang;

13. Groenboek stadsvervoer;

14. Mededeling computercriminaliteit;

15. Mededeling over een actieplan over logistiek van goederentransport;

16. Mededeling over een op goederenvervoer gericht spoorwegnet;

17. Initiatieven in verband met de defensie-industrie;

18. Groenboek over klimaatverandering na 2012;

19. Mededeling over de strategie voor dierlijke gezondheid 2007–2013;

20. Wetgevingsvoorstel betreffende de grensoverschrijdende handhaving van sancties op het gebied van verkeersveiligheid;

21. Herziening kaderbesluit terrorismebestrijding;

22. Herziening van Richtlijn 2001/81/EG inzake nationale emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen;

23. Mededeling over een Europees energiebeleid en de voorstellen voor voltooiing van de interne markt van gas en energie;

24. Mededeling over het Europese havenbeleid.

Tabel 1. Adviezen vakcommissies

VetnummerVoorstelBij de TCS-procedure betrokken vakcommissieAdviesaanvraagAdvies
30 587IE-rechten (richtlijn)bijzondere commissie voor de JBZ-Raad (EK)vv
 COM(2006) 168vaste commissie voor ESO (EK)vv
  vaste commissie voor Justitie (TK)vv
  vaste commissie voor EUZA (TK)v
     
30 637Drugs (groenboek)vaste commissie VWS (EK)ZBZB
 COM(2006) 316bijzondere commissie voor de JBZ-Raad (EK)ZBZB
  vaste commissie VWS (TK)ZBZB
  vaste commissie voor Justitie (TK)ZBZB
     
30 671Huwelijkszaken (verordening)bijzondere commissie voor de JBZ-Raad (EK)vv
 COM(2006) 399vaste commissie voor Justitie (EK)vv
  vaste commissie voor Justitie (TK)vv
  vaste commissie voor EUZA (TK)v
     
30 839Bodem (kaderrichtlijn)vaste commissie voor Milieu (EK)vv
 COM(2006) 232vaste commissie voor VROM (TK)vv
     
30 869Postmarkt (richtlijn)vaste commissie voor Economische Zaken (EK)vv
 COM(2006) 594vaste commissie voor Economische Zaken (TK)v
     
30 870EIT (verordening)vaste commissie voor WHO (EK)vv
 COM(2006) 604vaste commissie OCW (TK)v
     
30 871Demografie (mededeling)vaste commissie voor VWS (EK)ZBZB
 COM(2006) 571vaste commissie voor VWS (TK)ZBZB
  themacommissie voor Ouderenbeleid (TK)ZBZB
     
30 884Alcoholschade (mededeling)vaste commissie voor ESO (EK)ZBZB
 COM(2006) 625vaste commissie voor EUZA (TK)ZBZB
     
30 893Arbeidsrecht (groenboek)vaste commissie voor SZW (EK)ZBZB
 COM(2006) 708vaste commissie voor Jus (EK)ZBZB
  vaste commissie voor SZW (TK)ZBZB
     
30 935ECI (richtlijn)bijzondere commissie voor de JBZ-Raad (EK)vv
 COM(2006) 787vaste commissie voor BZK (TK)vv
  vaste commissie voor EUZA (TK)v
     
30 954Rookvrij Europa (groenboek)vaste commissie VWS (EK)ZBZB
 COM(2007) 27vaste commissie VWS (EK)ZBZB
     
30 978Gezondheid & veiligheid op hetvaste commissie SZW (EK)ZBZB
 werk (mededeling)vaste commissie SZW (TK)ZBZB
 COM(2007) 62   

ZB = zelfstandige behandeling

Tabel 2. Start TCS-procedure

VetnummerVoorstelPublicatieToezending EK/TKTCS-brief aan vakcommissieVerkort BNC-ficheUitgebreid BNC-fiche
       
30 587IE-rechten (richtlijn)26-4-2006NO16-5-2006NONO
 COM(2006) 168     
       
30 637Drugs (groenboek)26-6-2006NO5-7-2006NONO
 COM(2006) 316     
       
30 671Huwelijkszaken (verordening)17-7-2006NO29-7-20062-10-20068-11-2006
 COM(2006) 399     
       
30 839Bodem (kaderrichtlijn)22-9-20062-10-20064-10-200613-10-200615-1 1-2006
 COM(2006) 232     
       
30 869Postmarkt (richtlijn)18-10-200631-10-200631-10-2006NO15-11-2006
 COM(2006) 594     
       
30 870EIT (verordening)18-10-200627-10-200631-10-200615-11-200627-1 2-2006
 COM(2006) 604     
       
30 871Demografie (mededeling)12-10-200622-11-20061-11-2006NO15-11-2006
 COM(2006) 571     
       
30 884Alcoholschade (mededeling)24-10-20066-11-200628-11-200615-11-200621-12- 2006
 COM(2006) 625     
       
30 893Arbeidsrecht (groenboek)22-11-200627-11-200621-12-200627-12-2006NO
 COM(2006) 708     
       
30 935ECI (richtlijn)12-12-200627-12-200619-1-2007NO12-2-2007
 COM(2006) 787     
       
30 954Rookvrij Europa (groenboek)30-1-200731-1-20078-3-2007NONO
 COM(2007) 27     

NO = niet ontvangen

Tabel 3. (Verkorte) BNC-fiches

VetnummerVoorstelTCS-brief aan vakcommissie(verkort) BNC-ficheAdvies vakcommissie
30 587IE-rechten (richtlijn)16-5-2006NO31-5-2006 (TK)
 COM(2006) 168  1-6-2006 (EK)
     
30 671Huwelijkszaken (verordening)29-7-20062-10-200611-9-2006 (TK)
 COM(2006) 399  12-9-2006 (EK)
     
     
30 839Bodem (kaderrichtlijn)4-10-200613-10-200618-10-2006 (TK)
 COM(2006) 232  17-10-2006 (EK)
     
30 869Postmarkt (richtlijn)31-10-200615-11-200621-11-2006 (EK)
 COM(2006) 594   
     
30 870EIT (verordening)31-10-200615-11-200622-11-2006 (EK)
 COM(2006) 604   
     
30 935ECI (richtlijn)19-1-200712-2-20077-2-2007 (TK)
 COM(2006) 787  13-3-2007 (EK)

Tabel 4. Brieven aan regering en Europese instellingen

VetnummerVoorstelPublicatiedatumBrief van Kamervoorzitters aan Europese instellingen e/o Nederlandse regeringAntwoord Europese Commissie
30 587IE-rechten (richtlijn)26-4-20063-7-20063-10-2006
 COM(2006) 168   
     
30 671Huwelijkszaken (verordening)17-7-20062-9-20067-12-2006
 COM(2006) 399   
     
30 839Bodem (kaderrichtlijn)22-9-200631-10-2006nvt
 COM(2006) 232   
     
30 869Postmarkt (richtlijn)18-10-20067-12-2006nvt
 COM(2006) 594   
     
30 870EIT (verordening)18-10-20067-12-20068-2-2007
 COM(2006) 604   
     
30 935ECI (richtlijn)12-12-20065-4-2007?
 COM(2006) 787   

Tabel 5. Procedures zonder adviesaanvraag

VetnummerVoors telActie vakcommissies EKActie vakcommissies TK
30 637Drugs (groenboek) COM(2006) 316Bijzondere commissie voor de JBZ-Raad besluit 5/9/2006 op grond van TCS-preadvies dat geen nadere actie noodzakelijk isV.c. Justitie besluit 6/9/2006 n.a.v. het preadvies de subsidiariteitstoets van het groenboek onder de aandacht te brengen van relevante maatschappelijke organisaties. De v.c. voor VWS heeft op 14/2/2007 over het groenboek nadere schriftelijke vragen voorgelegd aan de regering
    
30 871Demografie (mededeling) COM(2006) 571Commissie voor VWS verstuurt 8/1/2007 brief aan minister van VWSOp 1/2/2007 heeft over de mededeling een AO plaatsgevonden met de minister van SZW
    
30 884Alcoholschade (mededeling) COM(2006) 625Het dossier is in behandeling bij de commissie VWSHet dossier is in behandeling bij v.c. VWS
    
30 893Arbeidsrecht (groenboek) COM(2006) 708Op 13/2/2007 is door 3 fracties inbreng geleverd in de gezamenlijke cie-vergadering Jus en SZW ten behoeve van schriftelijke gedachtewisseling met de regering. Op 12/3/2007 werd het antwoord van de regering ontvangen. Nadere inbreng van de PvdA-fractie d.d. 27/3/2007V.c. SZW besluit 23/1/07 het preadvies te betrekken bij het ao 14/3/07 over de kabinetsreactie op het groenboek. Eerder was het groenboek aan de orde geweest in het ao 15/2/2007 van de v.c. SZW met de minister van SZW
    
30 954Rookvrij Europa (groenboek) COM(2007) 27Behandeling in de cie VWS aangehouden tot na de ontvangst van de brief van de minister m.b.t. stand van zaken van enkele Europese dossiersHet dossier is in behandeling bij v.c. VWS

Tabel 6. SUBSIDIARITEITSBRIEVEN AAN DE EUROPESE COMMISSIE (1 september t/m 12 december 2006)

PARLEMENT# BRIEVEN
Sénat français181
Bundesrat 3
House of Lords 3
Riigikogu 2
Folketing 2
Seimas 2
Sénat de Belgique 2
Chambre des répresentants de Belgique 2
Senát PER 2
Nederlandse Parlement 2
Assemblée Nationale française 1
Eduskunta 1
Chambre des Députés Luxembourg 1
Poslanecká Snìmovna 1
Bundestag 1
House of Commons 1
Nationale Assemblée Slovenië 1
TOTAAL45

1 Uit bestudering van deze subsidiariteitsbrieven door de staf van de TCS is gebleken dat in 12 van de 18 gevallen kanttekeningen werden geplaatst bij hetzij de subsidiariteit, hetzij de proportionaliteit of beide. In 5 van de 18 gevallen werd geen probleem geconstateerd met de subsidiariteit of de proportionaliteit van het Commissievoorstel. Over 1 voorstel zijn geen bijzonderheden bekend (SEC(2006) 1432; COM(2006) 675).


XNoot
1

Met nadruk wordt er hier op gewezen dat deze additionele ambtelijke capaciteit ook wordt aangewend om andere ondersteunende werkzaamheden te verrichten dan die ten behoeve van de parlementaire subsidiariteitstoetsen.

XNoot
2

In dit verband hecht de TCS eraan op te merken dat capaciteitsuitbreiding bij de ambtelijke staven en ambtelijke screening van een groter aantal Europese documenten nimmer in de plaats kan komen van de politieke beoordeling door individuele Kamerleden.

XNoot
3

Genoemd kunnen worden: Brief van het Kabinet inzake EU-Verdragswijziging aan Eerste en Tweede Kamer d.d. 19 maart 2007.; Brief van de Europese Beweging Nederland aan de voorzitter van de commissie ESO van de Eerste Kamer der Staten-Generaal d.d. 21 februari 2007.; Brief van de Commissie ISEA van de SER aan de voorzitter van de vaste commissie voor ESO (Eerste Kamer) d.d. 15 februari 2007; Nationale Conventie, Hart voor de publieke zaak (september, 2006), p. 53.

XNoot
1

Voor de samenstelling van de TCS, zie bijlage 1.

XNoot
2

Zie bijlage 2 voor deze lijst.

XNoot
3

Zie hiervoor COM(2005) 531.

XNoot
4

Zie Kamerstuk 30 389 A en nr. 1.

XNoot
5

De – halfjaarlijks vergaderende – conferentie van commissies voor Europese aangelegenheden van de parlementen van de (kandidaat)-lidstaten van de EU en het Europees Parlement (COSAC), heeft afgesproken in 2006 een tweetal Europese wetgevingsvoorstellen te onderwerpen aan de subsidiariteitstoets, waarbij een zeswekentermijn zou worden gehanteerd.

XNoot
1

Ingebracht door het D66-Kamerlid mevrouw Van der Laan (Handelingen II, 2005–2006, nr. 35 p. 2458.)

XNoot
2

Contributions and conclusions adopted by XXXIV COSAC (Londen, 9–10 oktober 2005). http://www.cosac.eu/en/documents/contributions/.

XNoot
1

Kamerstukken I/II, 2006–2007, 30 953, nr. 1 en A.

XNoot
2

Zie Kamerstukken II, 2006–2007, 30 953, nr. 2 en Handeling TK, 2006–2007, 44 (15 februari 2007), p. 2627.

XNoot
3

Brief van het College van Senioren van de Eerste Kamer aan de Tijdelijke Commissie Subsidiariteitstoets d.d. 8 maart 2007, Kamerstukken I, 2006–2007, 30 953 B.

XNoot
1

Kamerstukken I/II 30 587 en 30 671.

XNoot
2

Kamerstukken I/II 30 935.

XNoot
3

Kamerstukken I/II 30 869 en 30 870.

XNoot
4

Kamerstukken I/II 30 587, 30 671 en 30 935.

XNoot
1

Kamerstukken I/II 30 884.

XNoot
2

Kamerstukken II, 2005–2006, 22 112, nr. 433, p. 3 [= Brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 14 april 2006]; Kamerstukken II, 2005–2006, 29 993, nr. 27, p. 6 [= Brief met de Kabinetsreactie op het Raad van State advies «Nederland in Europa, Europa in Nederland» zoals vastgesteld door de Ministerraad op 19 mei 2006 en verzonden aan het parlement op 23 mei 2006].

XNoot
3

Kamerstuk II, 2006–2007, 22 112, 465.

XNoot
4

Kamerstukken I/II 30 935.

XNoot
5

Kamerstukken I/II 30 587 en 30 671.

XNoot
6

De verkorte BNC-fiches hebben overigens niet alleen betrekking de voorstellen uit de «lijst van elf», maar ook op voorstellen waarvan de regering van oordeel is dat zij grote gevolgen (kunnen) hebben voor Nederland.

XNoot
7

Brief van de TCS aan de vaste commissies ESO (EK) en EUZA (TK) d.d. 20 december 2006 (Kamerstukken I/II, 2006–2007, 22 112 nr. 485.); Brief van de vaste commissie voor Europese Zaken aan de TCS d.d. 22 februari 2007; Brief van de vaste commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties aan de TCS d.d. 28 februari 2007; Brief van de TCS aan de vaste commissies voor ESO en EUZA d.d. 8 maart 2007 (= TCS 54); Brief van de vaste commissie voor Europese Zaken aan de voorzitter van de Tweede Kamer d.d. 4 april 2007; Brief van de vaste commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties aan de voorzitter van de Eerste Kamer d.d. 12 april.

XNoot
1

De TCS kan ook zelf besluiten nieuwe voorstellen in procedure te nemen. Bovendien heeft zij de midterm review van het wetgevings- en werkprogramma 2006 (SEC(2006) 1052 final) van de Europese Commissie geëvalueerd met de vraag of de «lijst van elf» moest worden aangevuld.

XNoot
2

Of van de Europese Commissie bij de rechtstreeks aangeboden voorstellen.

XNoot
3

Kamerstukken I/II 30 587.

XNoot
4

Kamerstukken I/II 30 587, 30 671, 30 839, 30 869, 30 870 en 30 935.

XNoot
1

Kamerstukken I/II 30 935.

XNoot
2

Kamerstukken II, 30 821 en 26 643, nr. 2, het betrof het richtlijnvoorstel inzake de bescherming van Europese kritieke infrastructuur (COM(2006)787).

XNoot
3

De TCS toetst voorstellen voor verordeningen, richtlijnen, groenboeken en mededelingen. Ter illustratie: de Europese Commissie publiceerde in het jaar 2006: 102 richtlijnvoorstellen, 200 verordeningvoorstellen, 10 groenboeken, 2 witboeken en 217 mededelingen. (Europese Commissie, Algemeen Verslag over de werkzaamheden van de Europese Unie 2006 (Brussel/Luxemburg, 2007) p. 223. en aanvullende gegevens van de Vertegenwoordiging van de Europese Commissie in Nederland).

XNoot
4

Kamerstukken I/II 30 839 en 30 935. Het betrof meergenoemd richtlijnvoorstel inzake de bescherming van Europese kritieke infrastructuur (COM(2006) 787) en het voorstel voor een richtlijn tot vaststelling van een kader voor de bescherming van de bodem en tot wijziging van richtlijn 2004/35/EG (COM(2006) 232).

XNoot
1

Kamerstukken I/II 30 935.

XNoot
2

Kamerstukken I/II 30 587, 30 671 en 30 870. Pas recentelijk is een brief verzonden aan de Europese Commissie betreffende het richtlijnvoorstel inzake Europese kritieke infrastructuur (Kamerstukken I/II 30 935).

XNoot
1

Overigens wordt niEUws ook verspreid onder alle medewerkers van de griffie van Eerste en Tweede Kamer en onder fractiemedewerkers. Tevens wordt het verspreid onder Nederlandse europarlementariërs.

XNoot
2

Kamerstukken I/II 30 587, 30 671, 30 884 en 30 935.

XNoot
1

De COM-documenten verschijnen veelal op de TCS-lijst dan op de lijst met rechtstreeks aangeboden Commissievoorstellen van ESO en EUZA, omdat de Nederlandse vertalingen in de meeste gevallen pas na verloop van tijd beschikbaar komen.

XNoot
2

Hierover werd door de staf van de TCS ten behoeve van de leden een memo geschreven.

XNoot
1

De tekst van deze oproep luidde als volgt:

«Commentaar? Laat het ons weten!

De Tijdelijke Commissie Subsidiariteitstoets (TCS) nodigt iedereen uit commentaar te leveren op nieuwe Europese voorstellen. Kan het beter in Nederland geregeld worden? Willen we wel een Europese aanpak, maar gaat het voorstel te ver voor Nederland? Wat zijn de consequenties? De TCS zal vooral maar niet uitsluitend – voorstellen uit de lijst van elf (zie hieronder) aan de subsidiariteitstoets onderwerpen. Een snelle reactie kan worden betrokken bij het advies van de TCS, maar ook in een later stadium kan uw reactie meegenomen worden in de dialoog tussen regering en parlement over het verloop van de onderhandelingen. Uw reactie kan – met uw instemming – als «commentaar derden» in de relevante dossiers worden geplaatst.

U kunt zich aanmelden om op een mailinglist geplaatst te worden. Dan wordt u geattendeerd wanneer de TCS een procedure start en u ontvangt het advies dat de TCS uitbrengt. Met maatschappelijke inbreng wordt de controle op Europese ontwikkelingen beter!!».

XNoot
1

Gezamenlijke brief d.d. 8 maart 2007 van IPO en VNG aan de voorzitter van de vaste commissie voor ESO van de Eerste Kamer.

XNoot
2

Zie de TCS-vergaderverslagen d.d. 26 september 2006 (TCS 26).

XNoot
3

Het is de TCS niet gebleken dat de aangeschreven vakcommissies in dit geval aanleiding hebben gezien maatschappelijke koepelorganisaties te raadplegen.

XNoot
1

Dit besluit werd herbevestigd in de TCS-commissievergadering van 17 oktober 2006 (TCS 34).

XNoot
2

28 maart 2006: «Staten-Generaal stellen Tijdelijke Commissie Subsidiariteitstoets in»; 29 juni 2006: «Staten-Generaal zoeken discussie met Europees Commissaris Frattini»; 26 september 2006: «Staten-Generaal: Gemeenschap niet bevoegd in echtscheidingsrecht»; 7 december 2006: ««Brussel» niet bevoegd om onderwijs te geven».

XNoot
1

http://www.volkskrantblog.nl/bericht/45591 (zie ook: http://www.volkskrantblog.nl/ bericht/44658).

XNoot
1

Aldus de heer L. van Hasselt, directeur van de Vertegenwoordiging van de Europese Commissie in Nederland, tijdens een debat in Amsterdam, zie Staatscourant nr. 14 van 19 januari 2007.

XNoot
2

Brief van de Europese Beweging Nederland aan de voorzitter van de commissie ESO van de Eerste Kamer der Staten-Generaal d.d. 21 februari 2007 (www.europapoort.nl).

XNoot
3

Voor de orde van grootte, zie noot 3, pag. 15.

XNoot
4

Dit blijkt uit cijfers van de Europese Commissie. Tussen oktober 2006 en medio februari 2007 hebben de nationale parlementen de Europese Commissie in totaal 50 adviezen betreffende 27 van haar voorstellen toegezonden, hoofdzakelijk over subsidiariteits- en proportionaliteitsaspecten (vgl. Europese Commissie, Algemeen Verslag over de werkzaamheden van de Europese Unie 2006 (Brussel/Luxemburg, 2007) p. 224.) Uit een uitsplitsing van de 45 brieven verzonden door nationale parlementen in de periode 1 september – 15 december 2006 blijkt dat de Franse Senaat onbetwiste koploper is met 18 brieven. Het Nederlandse parlement staat in genoemd overzicht vermeld met twee brieven (zie tabel 6 in de bijlagen) (Zie voor deze cijfers: Newsletter of the European Commission to the National Parliaments, nr. 7 (December, 2006) p. 7–8.). Bij navraag is gebleken dat de Franse Senaat aanvankelijk de uitkomst van iedere toets ter kennis van de Europese Commissie heeft gebracht ongeacht of de uitkomst positief of negatief was, maar dat zij inmiddels alleen een brief stuurt wanneer de toets leidt tot subsidiariteits- en proportionaliteitsbezwaren. In 12 van de hierboven genoemde 18 gevallen plaatste de Franse Senaat kanttekeningen bij hetzij de subsidiariteit, hetzij de proportionaliteit van het voorstel of bij beide.

XNoot
5

Dit is onderzocht in Memo TCS 48 (d.d. 31 januari 2007). Tussen 28 maart 2006 en 31 januari 2007 heeft de Nederlandse regering 116 BNC-fiches aangeboden aan het Nederlandse parlement. Bij 22 van de 116 voorstellen was volgens de Nederlandse regering sprake van een (mogelijk) subsidiariteits- en/of proportionaliteitsprobleem. Bij 11 van de 116 voorstellen was mogelijk de subsidiariteit in het geding. In 4 van de 11 gevallen heeft de TCS aandacht besteed aan het dossier. Overigens zijn van de resterende 7 dossiers er 4 door de commissie Europese Samenwerkingsorganisaties doorverwezen naar de vakcommissies. In de overige 3 gevallen werd door de Eerste Kamer geen nadere actie ondernomen. De staf van de Tweede Kamer heeft van deze 7 dossiers er 2 doorgestuurd naar de verantwoordelijke vakcommissie (in beide gevallen de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat). In de overige gevallen werd geen aanleiding gezien nader te adviseren.

XNoot
6

De TCS tekent daarbij tevens aan dat het richtlijnvoorstel betreffende strafrechtelijke maatregelen ter verzekering van de handhaving van intellectuele eigendomsrechten (Kamerstukken I/II 30 587 A en nr. 1) in de toelichting geen aparte subsidiariteitsparagraaf bevatte.

XNoot
7

De «bredere beoordeling» is recentelijk nog bepleit door de Commissie ISEA van de SER, zie haar brief aan de voorzitter van de vaste commissie voor ESO (Eerste Kamer) d.d. 15 februari 2007 (www.europapoort.nl).

XNoot
1

Kamerstukken I/II 30 935. Dit onderdeel van de procedure is voorzien wanneer de adviezen van de vakcommissies uit Eerste en Tweede Kamer afwijken.

XNoot
1

Zie de verslagen: Report on the results of COSAC’s subsidiarity and proportionality check on the Commission proposal for a Regulation on the applicable law and jurisdiction in divorse matters (COSAC Secretariat, November 2006) en Report on the results of the subsidiarity and proportionality check coordinated by COSAC on the Commission proposal for a Directive concerning the full accomplishment of the internal market of Community postal services (COSAC Secretariat, January 2007).

XNoot
1

Daarbij werd aangetekend dat zij in overleg moesten treden met de andere partijen om te verzekeren dat er een evenwichtige verdeling tussen Eerste en Tweede Kamer zou ontstaan.

XNoot
2

Kamerstukken I, 2006–2007, 30 953 B.

XNoot
1

Zie de besluitenlijst op www.europapoort.nl (TCS 3).

XNoot
2

De vergaderdata waren in 2006: 28 maart, 4 april, 16 mei, 6 juni, 20 juni, 5 september, 12 september, 26 september, 17 oktober en 28 november. De vergaderdata in 2007 waren: 16 januari, 6 februari, 6 maart, 20 maart en 22 maart.

XNoot
3

Schriftelijke procedure tot vaststelling van het TCS-preadvies is geïntroduceerd in de TCS-commissievergadering van 6 juni 2006. Zie de besluitenlijst op www.europapoort.nl (TCS 3).

XNoot
4

Zie het «Protocol betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie» bij het Verdrag van Amsterdam.

XNoot
5

Kamerstukken I/II 30 587, 30 671, 30 870 en 30 935.

XNoot
6

Kamerstukken I/II 30 671 en 30 870.

XNoot
7

Kamerstukken 30 587 en 30 935.

XNoot
8

Kamerstukken I/II 30 839 en 30 869.

XNoot
9

Report on the results of COSAC’s subsidiarity and proportionality check on the Commission proposal for a Regulation on the applicable law and jurisdiction in divorse matters (COSAC Secretariat, November 2006) p. 12 en Report on the results of the subsidiarity and proportionality check coordinated by COSAC on the Commission proposal for a Directive concerning the full accomplishment of the internal market of Community postal services (COSAC Secretariat, January 2007) p. 8.

XNoot
1

Zie de besluitenlijst op www.europapoort.nl (TCS 3).

XNoot
2

Handelingen Tweede Kamer, 2005–2006, 91, 5537–5540.

XNoot
3

Handelingen Tweede Kamer, 2005–2006, 97, 6028.

XNoot
4

Zie de besluitenlijst op www.europapoort.nl (TCS 20).

XNoot
1

Daarbij wordt deels voortgeborduurd op de aanbevelingen van de Gemengde Commissie Toepassing Subsidiariteit, zie Kamerstukken I, 2005–2006, 30 389 A, p. 28 vlg.

XNoot
2

Met nadruk wordt er hier op gewezen dat deze additionele ambtelijke capaciteit ook wordt aangewend om andere werkzaamheden te verrichten dan die ten behoeve van de parlementaire subsidiariteitstoetsen.

XNoot
1

Met nadruk wordt er hier op gewezen dat deze additionele ambtelijke capaciteit ook wordt aangewend om andere werkzaamheden te verrichten dan die ten behoeve van de parlementaire subsidiariteitstoetsen.

Naar boven