30 950 Rassendiscriminatie

Nr. 78 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 juni 2015

Tijdens het dertigledendebat «Noodklok om Jodenhaat» op 16 januari 2014 heb ik Uw Kamer toegezegd om een onderzoek naar oorzaken en triggerfactoren voor antisemitisme onder jongeren te doen toekomen (Handelingen II 2013/14, nr. 42, item 14). Hierbij bied ik u de resultaten van het onderzoek naar «Oorzaken en triggerfactoren voor antisemitisme onder jongeren» aan voorzien van een eerste appreciatie1.

Doelstelling van het onderzoek

Doelstelling van het onderzoek is om inzicht te krijgen in de oorzaken van antisemitische vooroordelen onder jongeren, factoren die een rol spelen bij antisemitische incidenten onder jongeren en in hoeverre deze uniek zijn in relatie tot andere vooroordelen met een discriminatoir karakter. Het onderzoek schenkt aandacht aan het Midden-Oosten en het betaald voetbal als context waarbinnen triggerfactoren voor antisemitisme te onderscheiden zijn.

Voor potentiële triggerfactoren is gekozen voor individuele kenmerken zoals sekse, leeftijd en opleiding en factoren als achterstelling, discriminatie, sociale problematiek, invloed van ouders en vrienden, mediagebruik, religie en anti-Israëlsentiment.

Resultaten van het onderzoek

Het Midden-Oosten

Uit het onderzoek blijkt dat jongeren anders aankijken tegen Joden in Nederland dan tegen Joden in Israël, de staat Israël en Zionisten. 2% van de christelijke en niet-gelovige jongeren denkt niet zo positief over Joden in Nederland. 12% van de islamitische jongeren denkt niet zo positief over Joden in Nederland. Leeftijd (jonger), opleidingsniveau (lager) en geslacht (mannelijk) zijn van invloed op de mate waarin islamitische jongeren minder positief over Joden in Nederland denken.

Het onderzoek laat zien dat incidenten tussen Israël en de Palestijnse gebieden een triggereffect teweeg kunnen brengen. Islamitische jongeren volgen in overgrote meerderheid de gebeurtenissen in het Midden-Oosten en voelen vaker boosheid als gevolg van het conflict tussen Israël en de Palestijnse gebieden dan andere jongeren. Die boosheid leidt ook tot meer begrip voor fysiek en verbaal geweld tegen Joden in Nederland als gevolg van acties van het Israëlische leger waar Palestijnse burgerslachtoffers bij vallen.

Islamitische jongeren oriënteren zich vaker dan andere jongeren via social media en internet op het Midden-Oosten. Sommige van deze jongeren denken dat de Nederlandse media en de politiek altijd de kant van Israel kiezen. De verschillen in beelden over het conflict tussen de social media en de traditionele media zorgen voor verwarring onder jongeren en worden gezien als een triggerfactor.

Voetbal

Als het gaat om voetbal dan blijkt dat frequent stadionbezoek en stadiondynamiek triggerfactor zijn voor antisemitische uitingen. De dynamiek in het stadion zorgt ervoor dat de drempel omlaag gaat om mee te zingen met antisemitische spreekkoren. De jongeren uit het onderzoek geven hierbij op grote schaal aan dat zij Ajax en Amsterdam bedoelen en dat spreekkoren zich niet richten op Joodse mensen. Het woord Jood blijkt ook relatief vaak als scheldwoord gebruikt te worden onder jongeren.

Vooroordelen onder jongeren

Uit het onderzoek blijkt dat jongeren wederzijds in grote mate over vooroordelen beschikken. Christelijke en niet-gelovige jongeren denken bijvoorbeeld in relatief hoge mate niet positief over Marokkaanse, Turkse, Antilliaanse en moslimjongeren.

Beleidsmatige reactie

Op grond van het onderzoek blijkt er een groot verschil van waardering onder islamitische jongeren tussen Joden in Nederland en zionisten. Als het gaat om de scheidslijn tussen antizionisme en antisemitisme dan is zorgvuldigheid belangrijk. Zowel vanuit het CJO als vanuit de onderzoekers kwam het signaal dat de betekenis van het zionisme in dit onderzoek voorzichtig moet worden geduid. In het onderzoek is het begrip zionisme of zionist namelijk niet nader gedefinieerd.

Op verzoek van het CJO en het CIDI heb ik daarom besloten tot vervolgonderzoek omdat dat het voor een zorgvuldige reactie op het onderzoek essentieel is om beter zicht te hebben op de beelden die met name islamitische jongeren hebben bij het zionisme en zionisten en in hoeverre dit zich mogelijk doorvertaalt in antisemitisme. Ik heb daarom de onderzoekers opdracht gegeven tot dit nadere onderzoek.

Tot mijn spijt hebben de uitgelekte gegevens uit het rapport u eerder bereikt dan mijn bericht van uitstel van de verzending van het onderzoek naar uw Kamer. Ten behoeve van een goede beleidsmatige duiding en goed geïnformeerde discussie had ik graag het huidige onderzoek en het nader onderzoek gezamenlijk na de zomer met uw Kamer gedeeld. Ook de betrokken onderzoeksbureaus deelden deze visie. Nu een deel van het rapport al onderwerp van discussie en speculatie is geworden is dit niet meer mogelijk. Ik wil niet dat het gevoel ontstaat dat ik het rapport niet openbaar maak vanwege de inhoud. Daarom stuur ik u hierbij het rapport.

Ik vind de voorliggende uitkomsten van het onderzoek zeer ernstig. Iedereen moet in Nederland veilig over straat kunnen lopen. Het is schokkend te zien dat in de richting van een kleine gemeenschap als de Joodse duidelijk negatieve gevoelens onder een deel van de jongeren voorkomt. Dat percentage ligt het hoogst bij moslimjongeren: 12% van deze jongeren denkt niet zo positief over Joden in Nederland. Het is zeer onwenselijk dat conflicten elders overslaan op onze buurten en ik vind het onacceptabel dat – in de context van het conflict tussen Israël en de Palestijnse gebieden – bij sommige jongeren begrip is voor acties tegen Joodse mensen in Nederland, zoals bijvoorbeeld slaan en schoppen. Onwenselijk vind ik ook het schijnbaar achteloze gebruik van het woord Jood als scheldwoord en de dynamiek in het voetbalstadion. Daarnaast ben ik zeer verontrust over de hoge mate van vooroordelen tussen jongeren onderling, ondanks eerdere signalen hierover. De manier waarop jongeren afgaan op vooroordelen en elkaar niet als individu benaderen, staat een samenleving waarin iedereen in veiligheid zichzelf mag zijn in de weg. Om te voorkomen dat groepen zich afwenden van onze maatschappij zet ik me ervoor in dat jongeren zich in vrijheid kunnen ontplooien.

Voor een volledige beleidsreactie op het onderzoek acht ik afronding van het nader onderzoek essentieel. Zo kan meer duiding gegeven worden aan de rol van het Midden-Oosten conflict in relatie tot het begrip zionisme. Dit kan bijvoorbeeld richting geven aan verbeterde aanpak in het onderwijs. In ieder geval maakt dit eerste onderzoek nogmaals de noodzaak om blijvend in te zetten op bestrijding van antisemitisme en discriminatie duidelijk. Op dit terrein is dan ook al het nodige ingezet; ik noem hier enkele activiteiten die op het gebied van bestrijding van antisemitisme en discriminatie al worden uitgevoerd of in gang gezet worden:

  • 1. Het Inspraak Orgaan Turken (IOT) zit in de afrondende fase van een project dat zich richt op het bespreekbaar maken van antisemitisme in Turkse kring. Het NIOD is gevraagd om deze aanpak te evalueren. Ik heb mij tussentijds door zowel het IOT als het NIOD laten informeren over de voortgang van het project. Alle in het IOT vertegenwoordigde stromingen zijn bereid antisemitisme bespreekbaar te maken. Uiterlijk eind juni ontvang ik de eindrapportage van het IOT en het NIOD en bekijk ik op welke wijze dit wordt voortgezet;

  • 2. In het onderwijs worden lokale gesprekstafels met leraren georganiseerd over de rechtstaat in de klas. Het gaat dan om de vraag op welke wijze de actualiteit de klas in komt. Onderdeel van deze gesprekken zijn antisemitische vooroordelen en Holocaust ontkenning;

  • 3. Uit het onderzoek blijkt dat bij islamitische jongeren social media gebruik een rol kan spelen als mogelijke trigger. Vanuit dit perspectief wil ik komend jaar een expertmeeting over het gebruik van social media organiseren;

  • 4. Als het gaat om antisemitisme in het betaald voetbal ben ik in overleg met de KNVB en de Joodse organisaties over de aanpak van het antisemitisme en discriminatie in het betaald voetbal;

  • 5. Als het gaat om vooroordelen onder jongeren dan organiseert het kabinet een meerjarige brede voorlichtingscampagne die uitgaat van de kernboodschap dat discriminatie in geen enkele vorm wordt geaccepteerd. De campagne richt zich op alle burgers in Nederland: slachtoffers, daders en omstanders.

  • 6. Ook is er geïnvesteerd in het aangaan van de dialoog met jongeren om verschillen te overbruggen. Een voorbeeld hiervan is de geslaagde interreligieuze bijeenkomst in de Ridderzaal die op 20 november jongstleden plaatsvond met jongeren, religieuze en maatschappelijke leiders om te werken aan goede verhoudingen tussen de verschillende etnische en geloofsgroepen en om gezamenlijke acties op te pakken.

Na de zomer als ook het nader onderzoek beschikbaar is ontvangt u van mij zo spoedig mogelijk een specifiekere beleidsreactie op beide onderzoeken inclusief de voorgenomen vervolgacties. Onderdeel hiervan is een actualisatie van de aanpak tegen antisemitisme. Dit zal ook zijn weerslag vinden in het nieuwe rijksbrede actieprogramma tegen discriminatie.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven