30 950 Racisme en Discriminatie

Nr. 398 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 mei 2024

Op 25 april 2024 is tijdens het plenaire debat over antisemitisme door de heer Diederik van Dijk een motie ingediend die de regering verzoekt zich met de Belastingdienst in te spannen om de ANBI-status in te trekken van organisaties die zich antisemitisch uitlaten, terreur verheerlijken of sprekers uitnodigen die een gevaar vormen voor de nationale veiligheid.1 Nadat de Minister van Justitie en Veiligheid de motie heeft ontraden en heeft aangegeven dat dit niet onder haar verantwoordelijkheid valt maar onder die van mij als Staatssecretaris van Financiën heeft de heer van Dijk gevraagd om appreciatie van mijn kant. Middels deze brief wil ik die appreciatie dan ook graag geven vóór de geplande stemming over deze motie op 21 mei 2024.

Er is bij mij geen twijfel dat het verwerpelijk is wanneer organisaties zich antisemitisch uitlaten, terreur verheerlijken of sprekers uitnodigen die een gevaar vormen voor de nationale veiligheid. Het moge duidelijk zijn dat daar de ANBI-regeling ook niet voor is bedoeld. Om als ANBI te kunnen worden aangemerkt moet een instelling (onder meer) uitsluitend of nagenoeg uitsluitend (ten minste 90%) het algemeen nut beogen. Het begrip «algemeen nut» is in de Algemene wet inzake rijksbelastingen (artikel 5b) neutraal vormgegeven en wordt, zoals ook uit de jurisprudentie blijkt, neutraal getoetst. Dit is een belangrijke eigenschap van de ANBI-regelgeving maar kan soms ongemakkelijk voelen als sprake is van gedrag van ANBI’s dat conflicteert met gangbare maatschappelijke waarden en opvattingen. Naar aanleiding van vragen vanuit de Tweede Kamer over ongewenst gedrag door ANBI’s heeft mijn ambtsvoorganger een commissie van deskundigen (prof. dr. Ingrid Leijten, prof. dr. René Bekkers en mr. Hans van Leijenhorst) ingesteld. Deze commissie heeft het rapport «Toezicht op algemeen nut» opgesteld waarin zij onder meer adviseert om geen toets op grondrechten in de ANBI-regelgeving of -toezicht op te nemen omdat dit naar haar oordeel onwenselijk, onnodig en onwerkbaar is.2 In de kabinetsreactie is dit advies gedeeld.3 De grens van de vrijheid van ANBI’s om hun doelen na te streven ligt bij overtreding van de wet (of daar waar toepassing van de integriteitstoets in beeld komt) of daar waar een instelling door de rechter verboden wordt. De wet biedt dus nu al de mogelijkheid om in gevallen waar overduidelijk (strafrechtelijke) grenzen zijn overschreden de ANBI-status af te wijzen of in te trekken. De integriteitstoets speelt bij bijvoorbeeld veroordelingen wegens haatzaaien, fraudepleging of toepassing van of aanzetten tot geweld.4 Met ingang van 1 januari 2021 is de integriteitstoets uitgebreid; de Belastingdienst heeft sindsdien bovendien de mogelijkheid om bij gerede twijfel over de integriteit van de instelling of van een of meer van de bestuurders, feitelijk leidinggevenden of gezichtsbepalende personen van die instelling een verklaring omtrent het gedrag (VOG) te eisen. Gelet op het voorgaande beschouw ik de motie als een ondersteuning van het beleid en geef ik de motie oordeel Kamer. Als de motie een nog strenger beleid voorstaat, moet ik de motie ontraden.

De Staatssecretaris van Financiën, M.L.A. van Rij


X Noot
1

Kamerstukken II 2023/24, 30 950, nr. 387.

X Noot
3

Kamerstukken II 2022/23, 36 107, nr. 9.

X Noot
4

Artikel 5b, lid 8, AWR. Met ingang van 1 januari 2021 heeft de Belastingdienst ingevolge artikel 5b, lid 9, AWR bovendien de mogelijkheid om bij gerede twijfel over de integriteit van de instelling of van een of meer van de bestuurders, feitelijk leidinggevenden of gezichtsbepalende personen van die instelling een verklaring omtrent het gedrag (VOG) te eisen.

Naar boven