30 950 Racisme en Discriminatie

Nr. 363 BRIEF VAN DE MINISTER-PRESIDENT, MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 maart 2024

Tijdens de Regeling van werkzaamheden op 26 maart jl. heeft uw Kamer verzocht om een brief van het kabinet met acties die in de komende twee weken worden ondernomen om antisemitisme te bestrijden.

Het kabinet wil met deze brief niet alleen gevolg geven aan dit verzoek, maar tevens andermaal krachtig tot uitdrukking brengen dat in Nederland nergens plaats is voor antisemitisme. Er wordt een keiharde grens overschreden als Joodse Nederlanders op hun identiteit, dus om wie en wat ze zijn, worden uitgescholden, worden aangevallen of worden bedreigd. Dat zal het kabinet nooit accepteren. Dat zal Nederland nooit accepteren.

Het kabinet neemt dan ook met instemming kennis van de Verklaring tegen Jodenhaat die door het grootste deel van de fractievoorzitters in uw Kamer ondertekend is. De bestrijding van antisemitisme heeft ook de volle aandacht van het kabinet en de gehele Nederlandse overheid. Tegelijkertijd geldt dat wij in ons land met 18 miljoen burgers en met grote aantallen bedrijven en instellingen zijn. Alleen samen drukken we antisemitisme de kop in. Ieder van ons heeft een verantwoordelijkheid anderen aan te spreken.

De ervaringen uit het verleden leren dat specifiek Jodenhaat altijd onder de oppervlakte sluimert en makkelijk oplaait. Mede ingegeven door de oorlog die in Gaza woedt, gaat het inmiddels om veel meer dan losstaande incidenten. De gebeurtenissen zijn de laatste tijd legio. Zij reiken van door Joodse studenten als intimiderend ervaren sit-ins op universiteiten, demonstraties waar antisemitische leuzen worden gescandeerd, spreekkoren bij voetbalwedstrijden, afgelasting van (Holocaust-)herdenkingen, een sterke stijging van online haatuitingen tot verstoring van een theatervoorstelling.

Mede door het gegeven dat de Joodse gemeenschap in Nederland klein is, voelt een deel van de Joodse gemeenschap zich inmiddels niet meer vrij desgewenst uiting te geven aan de eigen Joodse identiteit en ervaart zelfs gevoelens van onveiligheid. Dit is onacceptabel. De Joodse gemeenschap behoort zich beschermd te weten door de wet, handhavende instanties en concrete maatregelen. Het kabinet zet zich daarom sinds 7 oktober jl., en de jaren daarvoor, zichtbaar en onzichtbaar in om de veiligheid van de Joodse gemeenschap en instellingen te beschermen en hard en waar mogelijk strafrechtelijk op te treden tegen antisemitisme. Het kabinet benadrukt dat de gemeenschap er van verzekerd mag zijn dat al het nodige wordt gedaan.

De verantwoordelijkheid van de overheid reikt echter verder. Preventieve maatregelen, zoals holocausteducatie, zijn onontbeerlijk om antisemitisme te bestrijden. De Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding speelt als speciaal adviseur van het kabinet een cruciale rol in het contact met de Joodse gemeenschap, de rest van de maatschappij en het buitenland.

Op korte termijn zal het Kabinet uw Kamer, vooruitlopend op een nog in te plannen debat en ter inwilliging van een verzoek van het lid Bikker (CU), nader informeren over de aanpak van en maatregelen tegen antisemitisme. Zoals eerder toegezegd zal uw Kamer daarnaast tijdig worden geïnformeerd door het kabinet over de voorbereidingen voor de 4 mei-herdenking.

Tot slot hecht het kabinet eraan te benadrukken dat Jodenhaat nooit onbeantwoord kan en mag blijven. Zoals terecht door uw Kamer aangegeven in het mondelinge vragenuur, kan er nooit sprake zijn van het afgelasten van theatervoorstellingen door antisemitisme of het annuleren van lezingen. Daarover – en over antisemitisme in den brede – zijn de verantwoordelijke ministeries in gesprek met de betrokken sectoren en lokale driehoeken, waaronder de culturele sector, het onderwijs en de sportsector, om concrete afspraken te maken over hoe om te gaan met verstoringen en bedreigingen en te kijken wat nodig is om daar tegen bestand te blijven.

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, M. Rutte

Naar boven