30 950 Racisme en Discriminatie

Nr. 319 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 oktober 2022

Op 1 juli jongstleden heeft Amnesty International Nederland mij het standpunt «Discriminerende risicoprofielen» 1aangeboden en mij uitgenodigd voor een gesprek. Dit gesprek heeft plaatsgevonden op woensdag 5 oktober. Tijdens dit gesprek hebben wij standpunten met elkaar gewisseld. Uw Kamer heeft verzocht mijn reactie op het standpunt van Amnesty International te ontvangen.

Amnesty International Nederland maakt zich al vele jaren hard voor maatregelen tegen etnisch profileren. Zij hebben bij mij aangekaart dat zij zien dat er in de uitvoering te veel nadruk is komen te liggen op de bestrijding van allerlei zaken, zoals fraude en te weinig aandacht is voor de bescherming van rechten van mensen. Volgens Amnesty bestaat er bij uitvoeringsorganisaties veel onduidelijkheid over het gebruik van discriminerende risicoprofielen en blijven zij ruimte zoeken om te kunnen selecteren op etniciteit of nationaliteit bij controles of handhaving. Amnesty vraagt daarom een juridisch bindend verbod op het gebruik van nationaliteit en etniciteit in risicoprofielen die worden gebruikt om te zoeken naar potentiële normovertreders. Het uitgangspunt dat Amnesty voorstaat is een totaalverbod, een «nee». Daarnaast heeft Amnesty benadrukt dat dit een urgente kwestie is die niet jaren vooruitgeschoven kan worden.

Ik heb in het gesprek aangegeven de inzet van Amnesty tegen etnisch profileren te waarderen. Uiteindelijk vinden we hetzelfde namelijk: discriminerende risicoprofielen zijn altijd onacceptabel. Artikel 1 van onze Grondwet is heel duidelijk: allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Ik heb geconstateerd dat Amnesty al jaren bezig is met het vraagstuk en ik zie dat hun inzet er toe bijgedragen heeft dat het bewustzijn hiervan nu ook duidelijk aanwezig is in de maatschappij, in de politiek en bij het kabinet.

In december 2021 heeft mijn voorganger uw Kamer een reactie gestuurd op het mensenrechtelijke toetsingskader van het College voor de Rechten van de Mens over het gebruik van etniciteit en nationaliteit in risicoprofielen.2 Uit het mensenrechtelijk toetsingskader blijkt dat het verbod op het gebruik van etniciteit in feite de norm is, tenzij er in een concreet geval zwaarwegende redenen zijn waardoor het gebruik noodzakelijk is. De mogelijke gevolgen voor burgers van risicoprofilering zijn groot en discriminatie is verboden. De zeer beperkte ruimte die het juridische kader onder zwaarwegende redenen mogelijk laat is de uitzondering. Ik beaam het belang dat deze zeer beperkte «tenzij» echt als uitzondering wordt gezien en dat hier met alle zorgvuldigheid naar gekeken wordt. Het kan en mag niet zo zijn dat deze ruimte in de praktijk ruimer wordt ingevuld dan die is en leidt tot risicoprofielen die toch discriminerend kunnen zijn. Om te voorkomen dat dit wel gebeurt werk ik samen met de uitvoeringsorganisaties om te komen tot een uitrol van het toetsingskader (zie onder andere de motie van het lid Westerveld: Kamerstuk 30 950, nr. 295). Afgelopen juni heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken in samenwerking met het College voor de Rechten van de Mens (het College) een startbijeenkomst georganiseerd met onder meer Politie, Koninklijke Marechaussee, Belastingdienst, SVB en UWV. Hier is gesproken over de handvatten die het toetsingskader als instrument biedt, maar ook over de ruimtes die nog moeten worden ingevuld en dilemma’s daarbij. Tijdens de bijeenkomst werd duidelijk dat de aanwezige partijen een grote behoefte hebben om van elkaar te leren bij de uitrol van het kader. Om die reden zullen komend najaar, in samenwerking met het College en Movisie, workshops per organisatie worden georganiseerd om inzicht te krijgen in hun roadmap die moet leiden naar het uitbannen en voorkomen van discriminerende risicoprofielen. Afhankelijk van de eerste resultaten zullen vervolgstappen worden bepaald.

Ook heb ik bij Amnesty het werk van de Staatscommissie tegen discriminatie en racisme, ingesteld in mei 2022,3 benoemd. De Staatscommissie ontwikkelt op dit moment een werkprogramma op basis van de onderliggende taakopdracht. Een viertal moties liggen hieraan ten grondslag, waaronder de motie van het lid Mutluer c.s.4 waarin wordt verzocht om te verkennen of het mogelijk is dat onderscheid op grond van ras of nationaliteit in risicoprofielen alleen toegepast mag worden ter bescherming dan wel ter ondersteuning van mensen en de gewijzigde motie van het lid Belhaj c.s.5, die de regering verzoekt om «overheidsinstanties etniciteit niet te laten gebruiken om fraude te bestrijden». Een later aangenomen motie van Ceder/Mutluer6, die het kabinet verzoekt om een expliciet verbod op het gebruik van etniciteit en/of nationaliteit (zonder gerichte aanleiding) in risicoprofielen te onderzoeken, valt onder dezelfde reikwijdte. Ik onderschrijf met Amnesty dat de aanpak van etnisch profileren een kwestie is die niet vooruitgeschoven kan worden. Bij de instelling van de commissie is dan ook aangegeven dat de commissie tussentijdse rapportages kan uitbrengen. Dit werd in het gesprek positief ontvangen door Amnesty.

Daarnaast is de expertmeeting ter sprake gekomen die de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme (NCDR) gaat organiseren over mogelijke uitbreiding van wetgeving over gelijke behandeling met eenzijdig overheidshandelen. Naar aanleiding hiervan heeft mijn ministerie contact gelegd Amnesty en de NCDR, zodat de ervaringen en kennis van Amnesty ook daarbij meegenomen kunnen worden.

Tot slot coördineert de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken de uitvoering van de moties van het lid Marijnissen c.s.7 en van het lid Klaver c.s.8 die zien op het inventariseren, beoordelen en opruimen van onrechtmatige of oneigenlijke verwerkingen van afkomstgerelateerde indicatoren in risicoprofielen. Ook het gebruik van nationaliteit en etniciteit in risicoprofielen wordt meegenomen in de uitvoering van deze moties. Voor de volledigheid wijs ik ook op de reactie van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken op het rapport «Xenofobe Machines» van Amnesty. Deze is, mede namens de Minister van Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Financiën (Toeslagen en Douane) op 4 juli jl. aan uw Kamer gestuurd. Tevens wijs ik u op de «Verzamelbrief publieke controle op algoritmen» die de Staatssecretaris mede namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister voor Rechtsbescherming op 7 oktober jl. aan uw Kamer heeft verstuurd, over de wijze waarop het kabinet wil omgaan met de inzet van, en het toezicht op algoritmen.9

Ik wil nogmaals mijn dank uitspreken voor de onafgebroken inzet van Amnesty International om etnisch profileren onder de aandacht te brengen, ook toen het onderwerp nog niet op de aandacht kon rekenen die het nu heeft. Gelukkig is er sprake van een groeiend bewustzijn op dit thema en heeft het voorkomen en bestrijden van discriminatie de volle aandacht van het kabinet.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot


X Noot
1

Zie bijlage.

X Noot
2

Kamerstuk 30 950, nr. 281.

X Noot
3

Besluit van 3 mei 2022, houdende instelling van een staatscommissie tegen discriminatie en racisme (Instellingsbesluit staatscommissie tegen discriminatie en racisme), Stcrt. 2022, 11349.

X Noot
4

Kamerstuk 30 950, nr. 293.

X Noot
5

Kamerstuk 30 950, nr. 237.

X Noot
6

Kamerstuk 30 950, nr. 296.

X Noot
7

Kamerstuk 35 510, nr. 21.

X Noot
8

Kamerstuk 35 510, nr. 16.

X Noot
9

Kamerstuk 26 643, nr. 924.

Naar boven