30 950 Rassendiscriminatie

Nr. 300 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 april 2022

Tijdens het Tweeminutendebat van afgelopen woensdag (Handelingen II 2021/22, nr. 72, Tweeminutendebat discriminatie) dat naar aanleiding van het Commissiedebat Discriminatie van 24 februari jl. (Kamerstuk 30 950, nr. 286) plaatsvond, heeft uw Kamer verzocht om een appreciatie van de motie Ceder (CU) inzake een onderzoek naar rapportageverplichtingen voor beursgenoteerde bedrijven met betrekking tot discriminatie.1

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft ter vergadering de appreciatie ontraden uitgesproken op een voorgaande versie van de motie, waarin nog om een verplichting aan genoemde bedrijven werd verzocht.

Appreciatie van herziene motie

Als ik de motie van het lid Ceder mag lezen als oproep aan het kabinet om zich bij de onderhandelingen over het richtlijnvoorstel herziening duurzaamheidsrapportage (CSRD) positief te blijven uitspreken voor het op Europees niveau regelen van een verplichting voor bepaalde bedrijven om in hun rapportage in te gaan op hun beleid op de voornoemde sociale factoren, zoals gelijke kansen voor iedereen en respect voor de mensenrechten, kan ik deze motie oordeel kamer laten.

Toelichting

Op basis van het Besluit bekendmaking niet-financiële informatie moeten grote organisaties van openbaar belang (beursvennootschappen, banken en verzekeraars) met meer dan 500 werknemers in het bestuursverslag momenteel al rapporten over het beleid, waaronder de toegepaste zorgvuldigheidsprocedures, alsmede de resultaten van dit beleid, ten aanzien van sociale en personeelsaangelegenheden en eerbiediging van mensenrechten. Als er geen beleid is dan doet de onderneming van de redenen daarvoor gemotiveerd opgave.

In de Europese Unie wordt momenteel onderhandeld over het richtlijnvoorstel herziening duurzaamheidsrapportage (CSRD), waarin deze huidige verplichting nader zal worden gespecificeerd. Naar verwachting zal de CSRD rond de zomer door de Europese wetgever worden vastgesteld waarna de richtlijn geïmplementeerd zal worden in de Nederlandse nationale wetgeving. In het richtlijnvoorstel voor de CSRD wordt voorgeschreven dat grote en beursgenoteerde ondernemingen (met uitzondering van micro-beursvennootschappen) in het bestuursverslag o.a. jaarlijks een beschrijving geven van hun beleid ten aanzien van gelijke kansen voor iedereen, met inbegrip van gendergelijkheid en gelijk loon voor gelijk werk en inclusie van mensen met een handicap. Ook moeten zij een beschrijving geven van hun beleid ten aanzien van eerbiediging van de mensenrechten en fundamentele vrijheden zoals die zijn vastgelegd in diverse verdragen (waaronder het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie waarin het beginsel van non-discriminatie is opgenomen).

Qua timing vind ik het om die reden echter onwenselijk om nu met separate nationale wetgeving te komen over rapportage door beursvennootschappen over hun beleid ten aanzien van het tegengaan van discriminatie, omdat dergelijke wetgeving interfereert en overlapt met het Europese richtlijnvoorstel. Nationale wetgeving brengt het risico mee dat de maatregelen achterhaald zijn of gewijzigd moeten worden op het moment dat de EU-richtlijn definitief wordt vastgesteld. Het EU-traject heeft bovendien als voordeel dat er in de EU een gelijk speelveld ontstaat.

Zoals uiteengezet in het BNC-fiche over de CSRD onderschrijft het kabinet tijdens de richtlijnonderhandelingen het belang van rapportage door grote en beursgenoteerde ondernemingen (met uitzondering van micro-beursvennootschappen) over onder meer de voornoemde sociale factoren (Kamerstuk 22 112, nr. 3132, p. 4). Deze richtlijn zal na vaststelling in Europa in het Nederlandse recht worden omgezet.

De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind


X Noot
1

Kamerstuk 30 950, nr. 297.

Naar boven