Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 mei 2017
In het Nationaal actieprogramma tegen discriminatie van 22 januari 2016 heb ik aangekondigd
onderzoek te laten doen naar de werking van de antidiscriminatievoorzieningen (adv’s)
in de praktijk. Hierbij bied ik u het onderzoeksrapport aan1.
De adv’s hebben een belangrijke rol bij het signaleren en bestrijden van discriminatie
op lokaal of regionaal niveau. Zij registreren meldingen en zij bieden onafhankelijke
bijstand aan slachtoffers van discriminatie. Elke gemeente is sinds 2009 op grond
van de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen (Wga) verplicht een dergelijke
voorziening in te richten. Alle gemeenten hebben dat gedaan. Zij hebben op grond van
de Wga echter een grote mate van beleidsvrijheid ten aanzien van de inrichting en
financiering van de adv en de financiering van extra taken zoals preventie. Dit heeft
geleid tot grote verschillen tussen de diverse adv’s. De afgelopen jaren zijn diverse
zorgen geuit over het functioneren van de adv’s, die verband houden met deze verscheidenheid.
Daarom heb ik onderzoek laten uitvoeren naar de werking van de adv’s.
Het onderzoek is uitgevoerd door Regioplan. Regioplan heeft van alle adv’s in kaart
gebracht hoe zij zijn ingericht, gefinancierd en welke taken zij uitvoeren. Daarnaast
is onderzocht in hoeverre deze aspecten van invloed zijn op de effectiviteit van de
adv’s in de ondersteuning van slachtoffers van discriminatie.
Kort gezegd is de conclusie van Regioplan dat de grotere, regionaal georganiseerde
adv’s effectiever zijn dan de lokaal georganiseerde adv’s. Hoewel in die regio’s niet
elke gemeente een loket heeft waar discriminatie kan worden gemeld, lijkt het voordeel
– in de vorm van meer fte’s, meer kennis, meer slagkracht en een sterkere positie
ten opzichte van gemeenten en politie –, groter dan de laagdrempeligheid van de voorziening.
De resultaten van het onderzoek bieden aanleiding om de inrichting en financiering
van de adv’s tegen het licht te houden, in het kader van de vergroting van hun effectiviteit.
Omdat dit impliceert dat keuzes moeten worden gemaakt over het huidige stelsel zoals
voorzien in de Wga laat ik dat – gelet op de demissionaire status van het kabinet
– over aan het volgende kabinet.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.H.A. Plasterk