30 946
Wijziging van de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen met het oog op versterking van de positie van de cliëntenraden

nr. 6
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 mei 2007

Gezien het onderstaande kan ik niet binnen de gebruikelijke termijn reageren op het verslag van 2 april van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport inzake het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (Wmcz) (Kamerstukken II, 30 946, nr. 5).

In het verslag komt prominent de vraag naar voren of het voorliggende wetsvoorstel c.q. de Wmcz als zodanig in het huidige tijdsgewricht wel voldoende bijdraagt aan de versterking van de positie van de patiënt. In onze recente brief «Samen zorgen voor beter, Proloog VWS-beleid 2007–2012» hebben de staatssecretaris en ik vermeld dat het één van onze ambities is om de positie en invloed van patiënten en cliënten merkbaar te verbeteren. De vragen over het wetsvoorstel en het algemeen overleg van 12 april met de vaste commissie bevestigen dat wij daarmee op het goede spoor zitten. De fundamentele herbezinning op de Wmcz waar het verslag van de vaste commissie toe uitdaagt wil ik dan ook plaatsen in het perspectief van het actieprogramma over de versterking positie patiënt dat wij hebben toegezegd voor juli/augustus.

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. Klink

Naar boven