Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | 30945 nr. 6;C |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | 30945 nr. 6;C |
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
25 tot en met 29 juni 2007 te Den Haag
Mw. drs. M.G. Ras; Voorzitter Staten, voorzitter delegatie, MEP
Mr. J.E. Thijsen; ondervoorzitter delegatie, MEP
D.M. Dumfries; MEP
Ir. J.E. Jacobs; MEP
Ir. R.M. Maduro, MEP
M.F. Werleman; MEP
Mr.drs. A.L. Dowers; AVP
O.B. Sevinger; AVP
Mw. mr. M.H.J. Kock; MPA
Dr. A.R. Lampe; RED
Griffier:
Mw. mr. J.A. Bastien-Sherman Bac.
Leden delegatie Nederlandse Antillen
R.J. Francisca MBA; Voorzitter Staten, voorzitter delegatie, MAN
P.J. Atacho; ondervoorzitter delegatie, P.A.R.
Mw. E.M.D. Eisden; MAN
J.R. Hassell; W.I.P.M.
D.A.S. Lucia; P.N.P.
Mr. N.G. Navarro; Forsa Korsou
Mr. A.T.C. Nicolaas; U.P.B.
J.C.A. Woodley; D.P.-Sint Eustatius
Mw. M.A. Louisa-Godett, F.O.L.
W.V. Marlin; (National Alliance)
J.E. Abraham (D.P.-Bonaire)
Griffier:
Mw. mr. D.M.C. Lai-Promes
Mw. drs. M.Y. Linthorst, ondervoorzitter delegatie, PvdA
Prof.dr.ir. E. Schuurman; ChristenUnie
Drs. H.A. Doek; CDA
Mw. mr. I.Y. Tan; PvdA
Mr. G.J. de Graaf, VVD
Mw.dr.G.H.M.M. ten Horn, SP
Drs. J.S.J. Hillen, CDA
Mr. J.A.M. Hendrikx, CDA
Mw. dr. S.C. van Bijsterveld, CDA
W.I.I. van Beek; voorzitter delegatie; VVD
B.J. van Bochove; CDA
J. Schinkelshoek; CDA
J.A.W.J. Leerdam MFA; PvdA
Mw. W. van Gent; GroenLinks
Mw. C.A. Ortega-Martijn BA; ChristenUnie
Dr. A.A.G.M. Van Raak; SP
J.W. Remkes; VVD
Mevr. mr. L.J. Griffith; VVD
Griffiers:
Mw. drs. M.C.T.M. Franke
Mw. mr. E.C. Janssen
De delegaties kijken terug op een constructief en verhelderend overleg. De agenda van het overleg is als bijlage toegevoegd (bijlage 1).1
De onderwerpen van de beraadslaging van de delegaties waren de volgende:
I. Stand van zaken uitvoering van de afspraken uit de Slotverklaring van januari 2007 te Aruba;
II. Obesitas
III. Het buitenlands beleid van het Koninkrijk en de rol van de Koninkrijkspartners daarbij;
IV. Naturalisatie;
V. Toelatings- vestigingsbeleid binnen het Koninkrijk
VI. Staatkundige verhoudingen én kiesrecht Europees parlement
VII. Datum en onderwerpen voor het volgende Parlementair Overleg Koninkrijksrelaties.
In het kader van het Overleg hebben de delegaties een bezoek afgelegd aan de GGZ instelling Centrum Overgewicht en Obesitas, onderdeel van Centrum Eetstoornissen Ursula en Rivierduinen in Leidschendam. Ook hebben zij, in het kader van de besprekingen over het thema naturalisatie, een werkbezoek gebracht aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst in Rijswijk.
Daarnaast hebben de delegaties een tweetal culturele evenementen bijgewoond, zoals de opening van een tentoonstelling die georganiseerd is in het kader van de Koninkrijksspelen, en een theatervoorstelling.
Zoals gebruikelijk hebben de Arubaanse en Nederlandse delegaties ook bilateraal van gedachten gewisseld. Ditmaal over de financiële samenwerkingsrelatie tussen Nederland en Aruba voor wat betreft het FDA (Fundacion Desaroyo Aruba), de verkoop van het Plant Hotel N.V., visaproblematiek en persvrijheid. Bovendien heeft de Arubaanse minister van Financiën, de heer N. Swaen, de Nederlandse delegatie een presentatie gegeven over het rapport van de «nationale commissie openbare financiën».
Hieronder volgen de conclusies en aanbevelingen voortvloeiend uit de beraadslagingen van het Parlementair Overleg Koninkrijksrelaties. Van de besprekingen zelf is stenografisch verslag gemaakt. De openingstoespraken van de delegatieleiders zijn als bijlagen toegevoegd (bijlage 2)1, evenals de inleidingen van de bewindspersonen.2
I. Stand van zaken uitvoering van de afspraken uit de slotverklaring van januari 2007, gehouden te Aruba
Bij de bespreking van dit punt is een drietal brieven betrokken:
– De reactie op de slotverklaring Parlementair Overleg Koninkrijksrelaties (Parlementair Overleg Koninkrijksrelaties), brief van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, d.d. 15 juni 2007;
– Het toezicht op beleggingsinstellingen, brief van de minister van Financiën, d.d. 18 juni 2007;
– Het kiesrecht voor het Europees Parlement van ingezetenen van de Nederlandse Antillen en Aruba, brief van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 6 juni 2007.
De delegaties besluiten op basis van de brieven en de besprekingen daarover, een brief te sturen aan de regering van het Koninkrijk waarin zij hun ongenoegen uitspreken over de late termijn waarop de reactie is ontvangen. De reactie is vijf maanden na het formele verzoek hiertoe ontvangen. Zij zullen in de brief, de regering van het Koninkrijk vragen om in de toekomst binnen drie maanden te reageren op verzoeken vanuit het Parlementair Overleg Koninkrijksrelaties.
In de brief aan de regering van het Koninkrijk zal bovendien worden uiteengezet dat de delegaties op een aantal punten bijzonder teleurgesteld zijn over de reactie van de Rijksministerraad. In het bijzonder als het gaat om het punt van de vermeende onjuiste adressering. Zij merken hierover op dat, hoewel de Rijksministerraad in formele zin gelijk heeft dat het Parlementair Overleg Koninkrijksrelaties geen officieel (Koninkrijk-)orgaan is en de delegaties inderdaad niet uitsluitend spreken over Koninkrijksaangelegenheden in de zin van het Statuut, tijdens het Parlementair Overleg Koninkrijksrelaties thema’s worden aangesneden die van gezamenlijk belang zijn voor de drie Landen van het Koninkrijk. Op deze gemeenschappelijke thema’s moeten de delegaties, afhankelijk van het specifieke onderwerp, zich kunnen richten tot zowel de individuele bewindspersonen in de Landen van het Koninkrijk, als tot de Raad van Ministers van het Koninkrijk. Vanuit democratisch oogpunt is het evident dat de Rijksministerraad aanspreekbaar is voor de volksvertegenwoordigers uit zijn Koninkrijk. De delegaties spreken de hoop uit dat de Rijksministerraad in de toekomst bereid zal zijn serieus in te gaan op de vragen en opmerkingen die vanuit het Parlementair Overleg Koninkrijksrelaties worden voorgelegd.
Daarnaast vinden de delegaties de reactie van de Rijksministerraad op het onderdeel «het verbreden, verdiepen en internationaliseren van sport, kunst en cultuur» erg beknopt. Alleen wordt verwezen naar de komende Koninkrijksspelen voor de jeugd. Op andere onderdelen van kunst en cultuur wordt niet ingegaan. Zij verzoeken de Rijksministerraad op korte termijn op de niet beantwoorde suggesties uit de Slotverklaring in te gaan.
De drie delegaties hebben kennisgenomen van de brief d.d. 6 juni 2007 over uitbreiding van het kiesrecht voor het Europees Parlement voor ingezetenen van de Nederlandse Antillen en Aruba door wijziging van de Kieswet. Zij juichen het toe dat op korte termijn de uitsluiting zal worden opgeheven voor personen met de Nederlandse nationaliteit die hun woonplaats in de Nederlandse Antillen of op Aruba hebben.
De overige twee brieven worden vooralsnog voor kennisgeving aangenomen. Tijdens een volgend Parlementair Overleg Koninkrijksrelaties zal het onderwerp toezicht op beleggingsinstellingen weer worden geagendeerd. Het blijkt dat de Bank van de Nederlandse Antillen de zienswijze van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) niet zonder meer deelt. De AFM is van mening dat de Nederlandse Antillen op dit moment niet kan worden aangemerkt als Land waar sprake is van adequaat toezicht op beleggingsinstellingen.
En marge van agendapunt I, meldt de Antilliaanse delegatie dat vier bijzonder gedelegeerden zullen deelnemen aan de plenaire behandeling van de Rijkswet over de Kustwacht door de Tweede Kamer. In overleg met de voorzitter van de vaste commissie van Defensie van de Tweede Kamer hebben de Statenleden hun bezwaren uiteengezet. Artikel 38 van het Statuut brengt immers met zich mee dat het instemmingvereiste van de Landen van het Koninkrijk ook bij behandeling van de Rijkswet moet blijken.
Een tweede onderwerp dat en marge van dit agendapunt aan de orde wordt gesteld is een eventueel lidmaatschap van de Nederlandse Antillen en Aruba van de Nederlandse Taalunie. Beide delegaties zullen daar op een later tijdstip op terugkomen. Een suggestie is het onderwerp voor het komend Parlementair Overleg Koninkrijksrelaties te agenderen. Parallel daaraan zijn op de Antillen concrete Taalunie-projecten in voorbereiding, waarbij Aruba zich desgewenst kan aansluiten.
Aanbieding en presentatie van het rapport «Change the mindset. Advies ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting onder Antillianen en Arubanen» door het Overlegorgaan Caribische Nederlanders (OCaN)
Namens OCan zijn onder andere aanwezig R.A. Pieters (voorzitter), dr. I. Merkies (bestuurslid en co-voorzitter congrescommissie), dr. L. de Windt (secretaris en co-voorzitter congrescommissie), mr. Zayenne van Heesen-Lacle (bestuurslid OCaN en lid juridische commissie) en M. Arendshorst (beleidsmedewerker).
Zij lichten het rapport «Change the mindset» aan de delegaties toe waarna de belangrijkste resultaten en aanbevelingen worden besproken.
De delegaties besluiten dat in het volgend Parlementair Overleg Koninkrijksrelaties een aanzet zal worden gegeven van de behandeling van het rapport «Change the mindset». Tijdens een volgend Parlementair Overleg Koninkrijksrelaties zal daarop worden teruggekomen.
Inleiding door de voorzitter van de Stuurgroep Convenant Overgewicht, de heer P. Rosenmöller
De heer Rosenmöller legt uit dat het belangrijk is de gevoelige materie van overgewicht en obesitas vanuit een positieve invalshoek te benaderen. Het gaat om de aanpak van een groot gezondheidsprobleem, ontstaan als gevolg van de welvaart in de 21ste eeuw, dat ook in de drie Landen van het Koninkrijk maatschappelijk grote financiële gevolgen kan hebben. Obesitas vormt op het ogenblik één van de grootste gevaren voor de volksgezondheid. Naast de eigen verantwoordelijkheid van het individu is er daarom ook sprake van een maatschappelijke verantwoordelijkheid. Uit die verantwoordelijkheid is het convenant overgewicht getekend en de stuurgroep ontstaan. De heer Rosenmöller is bereid ook in de toekomst de ervaringen van de stuurgroep met de delegaties te delen.
In de drie landen verschillen de cijfers over overgewicht en obesitas enigszins, hetgeen is terug te leiden tot onder andere culturele verschillen. Het is evenwel in alle landen van het Koninkrijk een onomstreden, serieus en complex vraagstuk dat integraal en gericht op preventie moet worden aangepakt door educatie van kinderen, ouders, en scholen. De drie delegaties realiseren zich dat de materie van overgewicht en obesitas in eerste instantie een aandachtspunt is van hun regeringen. Aangezien het gaat om de aanpak van een groot gezondheidsprobleem, ontstaan als gevolg van de welvaart in de 21ste eeuw, dat in de drie Landen van het Koninkrijk speelt en obesitas op het ogenblik een van de grootste gevaren vormt voor de volksgezondheid, hebben de delegaties gemeend dat ook de parlementen een rol in de aanpak zouden kunnen spelen. Naast de eigen verantwoordelijkheid van het individu is er sprake van een maatschappelijke en politieke verantwoordelijkheid.
De delegaties bepleiten daarom bij de ministers van VWS van de drie Landen, als coördinerend bewindspersoon, te kiezen voor een goede samenwerking gericht op gezamenlijke acties, een optimale uitwisseling van informatie, en waar mogelijk gebruik van elkaars expertise. Zo zou bijvoorbeeld de ondersteunende rol van onderzoeksinstanties, zoals de Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en universiteiten, zich niet moeten beperken tot één Land van het Koninkrijk.
III. Buitenlands beleid van het Koninkrijk en de rol van de Koninkrijkspartners daarbij
Inleiding door de minister van Buitenlandse Zaken, de heer drs. M.J.M. Verhagen
De heer Verhagen, houdt een inleiding (bijlage 3)1 over het buitenlands beleid van het Koninkrijk en de rol van de Koninkrijkspartners daarbij, waarna hij met de delegaties van gedachten wisselt.
Zowel de minister als de delegaties benadrukken dat het terrein van de buitenlandse betrekkingen een exclusieve bevoegdheid van het Koninkrijk is, en niet een bevoegdheid van (één van) de afzonderlijke landen. Uitgangspunt van het buitenlandse beleid van het Koninkrijk, zo stellen minister en delegaties gezamenlijk vast, is een actieve en optimale belangenbehartiging van alle drie de landen. Dit houdt in dat een ieder die werkzaam is bij het ministerie van Buitenlandse Zaken (het ministerie), zowel in Den Haag als op de posten, van dit uitgangspunt doordrongen moet zijn. Kennis over de Caribische rijksdelen, alsmede kennis van het institutionele kader van het Koninkrijk, zijn voor hen onmisbaar. Vanuit deze gedachte, onderschrijft de minister tevens het verzoek van de Antilliaanse en Arubaanse delegaties om ambassadeursconferenties te organiseren in hun Landen en zegt op dit punt concrete medewerking toe.
In het contact tussen regering en parlement betekent het bovenstaande dat de minister van Buitenlandse Zaken (direct) door de parlementariërs uit alle drie de Landen van het Koninkrijk aan te spreken is. De medewerkers van het ministerie kunnen hun werk alleen goed doen in nauwe samenwerking en overleg met de (autonome) Directies Buitenlandse Betrekkingen van de Nederlandse Antillen en Aruba (DBB’s). De minister doet het aanbod om, indien daaraan behoefte bestaat, de DBB’s te ondersteunen met materiële hulp en/of de detachering van ambtenaren. Ter versterking van het institutioneel kader doet de Antilliaanse delegatie op haart beurt de suggestie om Antilliaanse ambtenaren naar Nederland te detacheren.
Een gezamenlijke opdracht waar de drie landen voor staan is de bescherming van fundamentele mensenrechten. Een van de verplichtingen die het Koninkrijk internationaal is aangegaan is de periodieke rapportage over de uitvoering van mensenrechtenverdragen. Hoewel het Koninkrijk zoveel mogelijk probeert gezamenlijk rapportages te leveren, lopen de drie Rijksdelen niet altijd in de pas. Hierover is nu reeds regelmatig contact tussen het ministerie en de twee DBB’s. Wellicht zal dit contact in de toekomst geïntensiveerd worden.
De (verwachte) nieuwe staatkundige verhoudingen binnen het Koninkrijk, zullen ook gevolgen hebben voor de wijze waarop de samenwerking op het gebied van de buitenlandse betrekkingen momenteel is georganiseerd. Een optie is dat de (nieuwe) Landen en eilandgebieden een gezamenlijke ondersteunende dienst opzetten die de regeringen en eilandsbesturen met raad en daad terzijde kan bijstaan en veel administratieve diensten voor hen gezamenlijk kan afhandelen. In het verlengde daarvan kan tevens gedacht worden aan een klein kantoor van het ministerie op de eilanden en/of aan het detacheren van medewerkers in de Caribische delen zodat, over en weer, beter voeling kan worden gehouden wat er leeft. In reactie hierop stellen de delegaties uitdrukkelijk dat het hier slechts om mogelijke opties gaat. De wijze waarop binnen het Koninkrijk de samenwerking op het gebied van de buitenlandse betrekkingen definitief vorm krijgt, vergt de instemming van alle (nieuwe) entiteiten binnen het Koninkrijk.
Hoewel de staatkundige hervormingen binnen het Koninkrijk niet automatisch consequenties hebben voor de relatie tussen enerzijds de Nederlandse Antillen en Aruba en anderzijds de Europese Unie, ligt het voor de hand te bekijken of er noodzaak bestaat om de UPG-status na te streven. Momenteel wordt een impactstudie verricht naar de voor- en nadelen van deze status. De toetredingsoptie voor het (eventueel) verkrijgen van deze status moeten voor de Nederlandse Antillen en Aruba hetzelfde zijn als voor andere gebieden die dit wensen, zoals het Franse Mayotte, aldus de minister.
Gesprek met de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van de Tweede Kamer
Namens de commissie voor Buitenlandse Zaken zijn aanwezig de heer Ormel (voorzitter, CDA), mevrouw Gill’ard (PvdA) en mevrouw Ten Kolk (griffier).
De commissie wisselt met de delegaties van gedachten over de wijze waarop de belangen van de Nederlandse Antillen en Aruba in het buitenlandse beleid van het Koninkrijk door de commissie voor Buitenlandse Zaken behartigd worden. Onderwerpen die onder deze commissie regarderen en van direct belang zijn voor de Nederlandse Antillen en Aruba, zijn onder meer de besteding van de HGIS-middelen (Homogene Groep Internationale Samenwerking) en het visumbeleid. Gebleken is dat de commissie van Buitenlandse Zaken onvoldoende kennis draagt van het institutionele kader van het Koninkrijk.
Inleiding door de minister van Justitie, de heer dr. E.M.H. Hirsch Ballin
De heer Hirsch Ballin houdt een inleiding (zie bijlage 4)1 over de verwerving van het Nederlanderschap, waarbij hij ingaat op de knelpunten binnen de naturalisatieprocedure en de duur van de procedure, de naturalisatieceremonie (de achterliggende gedachte daarvan), en tot slot de taaleis in de Nederlandse Antillen en Aruba.
Wat de duur van de afhandeling van naturalisatieverzoeken betreft, zijn alle delegaties het erover eens dat het onaanvaardbaar is dat het in Nederland gemiddeld een ½ jaar duurt en het elders gemiddeld om 4 jaren gaat. Het tijdsverloop tussen de indiening van het verzoek en het moment waarop de verzoeker de beslissing ontvangt, is in het laatste geval te lang. Een deel van de vertraging wordt veroorzaakt door verouderde of slechte administraties in diverse landen en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie. Verbetering van de beschikbare vreemdelingeninformatie zal een positief effect op het naturalisatieproces hebben, aldus de minister. Een naturalisatieverzoek zou pas in ontvangst moeten worden genomen als de verzoeker over alle vereiste documenten beschikt. Ook het individu heeft in het proces een eigen verantwoordelijkheid.
De delegaties vragen zich af of voor een afwijzing als gevolg van een slecht functionerende administratie niet alsnog een oplossing gevonden kan worden. Een knellend beroep wordt door de Antilliaanse en Arubaanse delegaties gedaan op de minister van Justitie om heldere afspraken te maken over de procedure en het proces van indiening, opdat in ieder geval daarmee onnodige vertraging wordt voorkomen. Hieraan wordt inmiddels tegemoet gekomen door onder andere de handleidingen te verbeteren.
De sinds 2006 ingevoerde naturalisatieceremonie wordt inmiddels jaarlijks met steeds meer enthousiasme gehouden, aldus de minister. De bedoeling daarvan is dat de nieuwe burger zich welkom voelt.
Door de Antilliaanse delegatie wordt het belang benadrukt van het behoud van Papiamento en Engels bij de talentoets op het niveau van A2. In het Coalitieakkoord van Nederland is opgenomen dat naast het Engels en het Papiamento de talentoets in het Nederlands zal worden afgenomen. Tussen de regeringen van het Koninkrijk vindt hierover een gesprek plaats, aldus de minister.
De minister is van mening dat Aruba en de Nederlandse Antillen zelf een langere periode kunnen inbouwen als voorwaarde voor het aanvragen van het Nederlanderschap; door het stellen van de toelatingseis kan feitelijk recht worden gedaan aan het verlengen van de termijn van 5 naar 10 jaar.
V. Toelatings- vestigingsbeleid binnen het Koninkrijk
Inleiding door de staatssecretaris van Justitie, mevrouw mr. N. Albayrak
Mevrouw mr. N. Albayrak, staatssecretaris van Justitie van Nederland belast met vreemdelingenbeleid, houdt een inleiding (bijlage 5)1, waarin zij aandacht besteedt aan het vreemdelingen- en asielbeleid binnen het Koninkrijk, alsmede het naturalisatieproces.
Verbetering van de vreemdelingenketen binnen het Koninkrijk is in het gezamenlijk belang van de landen binnen het Koninkrijk en van de eilandgebieden van de Nederlandse Antillen. Bij deze verbetering dient voorop te staan een gereglementeerde, beheersbare toelating en een vorm van verblijf en terugkeer die nationaal en internationaal maatschappelijk verantwoord zijn. Toelating en uitzetting zijn en blijven, met het oog op de verschillen tussen de Landen, een landsaangelegenheid. Benadrukt wordt dat samenwerking op dit terrein binnen het Koninkrijk echter wel van belang is. Een start is hiermee reeds gemaakt vanuit het proces om te komen tot staatkundige hervormingen. Thans worden er door zowel de Nederlandse Antillen als Aruba stappen ondernomen ter verbetering van het proces om migratiestromen in goede banen te leiden en de uitvoering en kwaliteit van procedures in de vreemdelingenketen te verbeteren. Op de Nederlandse Antillen worden bovendien stappen ondernomen om een nieuwe toelatingsorganisatie in te richten. Op Aruba is dit reeds gebeurd met de oprichting van de DIMAS. Bij dit alles dient voor ogen te worden gehouden dat de uitvoering van het beleid op dit terrein op een juiste en integere wijze geschiedt.
Het VN-Vluchtelingenverdrag en het Protocol hebben geen medegelding voor de Nederlandse Antillen, waardoor de Nederlandse Antillen geen speciale procedure kennen voor de behandeling van asielverzoeken. Een asielzoeker krijgt een tijdelijke verblijfsvergunning en werkvergunning, terwijl gezocht wordt naar een Land dat het Vluchtelingenverdrag heeft geratificeerd en het asielverzoek dus in behandeling kan nemen. De internationale positie van het Koninkrijk verplicht ertoe dat er binnen het gehele Koninkrijk algemene en gelijke voorwaarden gelden die vluchtelingen beschermen tegen uitzetting. Het zou goed zijn indien de Nederlandse Antillen zouden willen bezien hoe zij een soortgelijke procedure als op Aruba kunnen inrichten, aldus de staatssecretaris, namelijk dat op zijn minst een ambtelijke commissie de asielverzoeken beoordeelt en de minister hierover adviseert.
Er werd aan de orde gesteld het belang van het stellen van algemene voorwaarden voor toelating en uitzetting van vreemdelingen, omdat dit op basis van artikel 3, lid 1, sub g van het Statuut is opgedragen aan het Koninkrijk. In het kader van het proces van de staatkundige verhoudingen, krijgt de nauwere samenwerking binnen het Koninkrijk op het gebied van vreemdelingenbeleid, reeds vorm.
De staatsecretaris zegt, op uitdrukkelijk verzoek van de delegaties, toe nogmaals te kijken naar het verzoek van een groep mensen wiens aanvraag, in de periode 2000–2007, tot naturalisatie op Aruba of de Nederlandse Antillen is afgewezen omdat zij niet kunnen aantonen dat zij (minimaal) 5 jaar onafgebroken legaal op Aruba of de Nederlandse Antillen zijn verbleven. In de regel is dat aan hen niet verwijtbaar omdat de betreffende ambtelijke diensten in gebreke bleven.
Tot slot stellen de delegaties en de staatssecretaris vast dat er momenteel geen inburgeringtoets hoeft te worden afgelegd door Caribische rijksgenoten die zich in Nederland vestigen. Er bestaan momenteel geen concrete plannen om dit te wijzigen.
VI. Staatkundige verhoudingen én kiesrecht Europees parlement
Inleiding door de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mevrouw drs. A.Th.B. Bijleveld-Schouten
De staatssecretaris schetst in haar inleiding (zie bijlage 6)1 de voortgang in het proces van de staatkundige veranderingen, de ontwikkelingen rond het kiesrecht voor het Europees Parlement en richt tezamen met de delegaties een blik op de nabije toekomst.
Het voorzieningenniveau van de BES eilanden tijdens de transitieperiode is op een geactualiseerd niveau van de commissie Havermans als vertrekpunt vastgesteld, aldus de staatssecretaris. De planning van de transitie van de BES eilanden tot openbaar lichaam loopt op schema, aldus de staatssecretaris. Bij de Algemene Maatregel van Rijksbestuur inzake het financieel toezicht voor de BES eilanden is geen rol vooraf voor de Staten en de Staten-Generaal voorzien. Controle achteraf is altijd mogelijk voor de drie parlementen. De staatssecretaris wil erop toezien dat voorlopig alleen die wet- en regelgeving wordt aangepakt die strikt noodzakelijk is voor de overgang naar de nieuwe structuur, opdat het proces niet vertraagd wordt. Bij de Statuutwijziging blijft de rol van de parlementen bij de Rijkswetprocedures intact en zullen ook de eilanden zelf, i.c. de eilandsraad, hun goedkeuring moeten geven. Zij kunnen ook een referendum houden.
Het financieel toezicht ziet de staatssecretaris niet als een beperking van de eigen bevoegdheid, c.q. autonomie. Nederland vraagt toezicht in ruil voor de schuldsanering. De bevoegdheid en verantwoordelijkheid voor het opstellen van de eigen begroting behouden de Landen. Zij krijgen volgens de staatssecretaris slechts advies hoe de begroting in te richten en in evenwicht te houden. Ingrijpen, via de Rijksministerraad, is alleen aan de orde als de begroting niet in overeenstemming is met de vastgestelde kaders, aldus de staatssecretaris. De staatkundige veranderingen, moeten in ieder geval leiden tot verbetering van het welzijn en een betere toekomst van de burger.
De staatssecretaris benadrukt dat 15 december 2008 een streefdatum is. De haalbaarheid van invoering van de nieuwe structuur op die dag, hangt af van de verdere voortgang van de onderhandelingen en de uitwerking van de stappenplannen. Bij de besprekingen van de juridische werkgroep is Aruba als waarnemer aanwezig. Deze werkgroep, waarin wordt gestreefd te komen tot één Hof van Justitie en één Procureur-Generaal, heeft inmiddels een vertraging van 3 maanden opgelopen. De staatssecretaris gaat ervan uit dat Aruba zich positief zal opstellen in het proces. Zij heeft met de Arubaanse regering al verschillende gesprekken gevoerd. De onderhandelingen van de financiële werkgroep leveren weinig problemen op.
Binnen de delegaties bestaat bezorgdheid over de toename van het democratisch deficit doordat in toenemende mate beslissingen op Koninkrijksniveau zullen worden genomen. Zij zijn voornemens dit onderwerp wederom op het volgende Parlementair Overleg Koninkrijksrelaties aan de orde te stellen.
De staatssecretaris zal ernaar streven snel een wetsvoorstel voor wijziging van de kieswet in te dienen, opdat Aruba en de Nederlandse Antillen al in 2009 aan de Europese verkiezingen kunnen deelnemen.
In de onderlinge bespreking bevestigen de drie delegaties dat alle onderwerpen bespreekbaar zijn, zolang zij tijdig (één maand) door de delegaties zijn geagendeerd. Een deugdelijke voorbereiding aan de hand van ambtelijke en/of politieke stukken is noodzakelijk. De drie delegaties zullen het onderwerp: toename van het democratisch deficit door het grotere aantal Rijkswetten voor het volgende Parlementair Overleg Koninkrijksrelaties agenderen. De vraag is hoe na de wijziging van de structuur het Parlementair Overleg Koninkrijksrelaties een meerwaarde kan hebben bij het democratische toezicht op de Koninkrijksregering. Zij zijn voornemens de te bespreken onderwerpen waar nodig zowel ambtelijk als politiek voor te bereiden, zo nodig door het stellen van schriftelijke vragen aan de nationale regeringen dan wel de Koninkrijksregering.
VII. Datum en onderwerpen volgend Parlementair Overleg Koninkrijksrelaties
De delegaties spreken af het volgende Parlementair Overleg Koninkrijksrelaties te houden van 7 tot en met 12 januari 2008 te Curaçao.
De volgende onderwerpen zullen in ieder geval worden geagendeerd:
1. Stand van zaken uitvoering Slotverklaring;
2. Staatkundige vernieuwingen waaronder de toekomst van het Parlementair Overleg Koninkrijksrelaties en het democratisch deficit;
3. Positie van de talen van het Koninkrijk (waaronder de Nederlandse Taalunie);
4. Verslavingszorg in brede zin
5. Financieel toezicht in brede zin
– Toezicht financiële beleggingsinstellingen
6. Aanzet tot behandeling van het rapport «Change the Mindset».
Suggesties voor het Parlementair Overleg Koninkrijksrelaties in de zomer van 2008:
– Behandeling van het rapport «Change the mindset» (positie van Antillianen en Arubanen in Nederland, het beleid van de bewindspersoon met integratie);
– Financieel toezicht in brede zin.
Den Haag, 29 juni 2007.
De toespraak van de Voorzitter van de Eerste Kamer t.g.v. de opening van het Parlementair Overleg Koninkrijksrelaties op 25 juni 2007 is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30945-6.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.