30 945
Parlementair Overleg Koninkrijksrelaties 2007

A
nr. 1
SLOTVERKLARING PARLEMENTAIR OVERLEG KONINKRIJKSRELATIES

9 tot en met 12 januari 2007 te Aruba

Leden delegatie Aruba

Mw. drs. M.G. Ras; Voorzitter Staten, voorzitter delegatie, MEP

Mr. J.E. Thijsen; ondervoorzitter delegatie, MEP

Mr. M.G. Eman; AVP

D.M. Dumfries; MEP

Ir. E.M. Jacobs; MEP

Ir. R.M. Maduro, MEP

Mw. mr. ing. Z.C. van Poppel-Marquez; MEP

M.F. Werleman; MEP

Mr. drs. A.L. Dowers; AVP

Mw. C.V. Haynes; AVP

O.B. Sevinger; AVP

Mw. mr. M.H.J. Kock; MPA

Dr. R.A. Lampe; RED

Griffier:

Mw. mr. J.A. Bastien-Sherman

Leden delegatie Nederlandse Antillen

R.J. Francisca MBA; Voorzitter Staten, voorzitter delegatie, MAN

P.J. Atacho; ondervoorzitter delegatie, P.A.R.

Ir. M.H.P.P. Adriaens; F.O.L.

Mw. E.M.D. Eisden; MAN

J.R. Hassell; W.I.P.M.

D.A.S. Lucia; P.N.P.

Mr. N.G. Navarro; Forsa Korsou

Mr. A.T.C. Nicolaas; U.P.B.

J.C.A. Woodley; D.P.-Sint Eustatius

Griffier:

Mw. mr. D.M.C. Lai-Promes

Leden van de Nederlandse delegatie

Leden Eerste Kamer

Prof. dr. ir. E. Schuurman; ChristenUnie; ondervoorzitter delegatie

Drs. H.A. Doek; CDA

Mw. mr. I.Y. Tan; PvdA

J.J. van Heukelum; VVD

Leden Tweede Kamer

W.I.I. van Beek; voorzitter delegatie; VVD

B.J. van Bochove; CDA

Mw. drs. W.R.C. Sterk; CDA

J.A.W.J. Leerdam MFA; PvdA

Mr. drs. F.H.H. Weekers, VVD

Mw. W. van Gent; GroenLinks

Mw. C.A. Ortega-Martijn BA; ChristenUnie

Griffiers:

Mw. drs. M.C.T.M. Franke

Mr. drs. B. Nieuwenhuizen

Inleiding

De delegaties kijken terug op een constructief en verhelderend overleg. De agenda van het overleg is als bijlage toegevoegd (bijlage 1)1.

In het kader van het overleg, hebben de delegaties een bezoek afgelegd aan de regering van Aruba en hebben een werkbezoek gebracht aan het Instituto Correcional Nacional (ICN). Ook hebben de delegaties diverse culturele evenementen bijgewoond.

De onderwerpen van de beraadslaging van de delegaties waren de volgende:

I. Stand van zaken uitvoering van de afspraken uit de Slotverklaring van juni 2006 te Den Haag;

II. Het buitenlands beleid van het Koninkrijk en de rol van de Koninkrijkspartners daarin;

III. Naturalisatie (in brede zin);

IV. Het verbreden, verdiepen en internationaliseren van sport, kunst en cultuur

V. Staatkundige Vernieuwingen

VI. Het aangaan van verdragen ter voorkoming van dubbele belasting en het afvoeren van de Nederlandse Antillen van de zwarte lijst van de diverse landen;

VII. Datum en onderwerpen voor het volgende POK.

Hieronder volgen de conclusies en aanbevelingen voortvloeiend uit de beraadslagingen. De openingstoespraken van de delegatieleiders zijn als bijlage toegevoegd (bijlage 2)1.

I. Stand van zaken uitvoering van de afspraken uit de Slotverklaring van juni 2006

De delegaties hebben zich allereerst gebogen over de stand van de uitvoering van de afspraken zoals die zijn neergelegd in de Slotverklaring van 16 juni 2006. Daarbij hebben de delegaties de brief betrokken van de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties (BVK) van 15 december 2006, gericht aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal (Kamerstuknummer 30 800 IV).

De delegaties constateren dat er onvoldoende uitvoering is gegeven aan de door de voormalige staatssecretaris van OCW, de heer M. Rutte, gedane toezegging, om lokale schooldecanen op de Nederlandse Antillen en Aruba te ondersteunen.

Ook wijzen de delegaties op het belang van een impactsstudie ten aanzien van de UPG voor alle eilanden van de Nederlandse Antillen zodra een beslissing over het eiland Mayotte is bewerkstelligd.

Verder constateren de delegaties dat de reactie niet afkomstig is van de Koninkrijksregering, maar van de Nederlandse minister voor BVK.

Conclusie

De delegaties onderstrepen het belang dat zij hechten aan het uitvoeren van de gedane toezegging met betrekking tot de schooldecanen en ontvangen graag een gedegen en onderbouwde reactie. Zij besluiten daarom opnieuw een schriftelijke reactie te vragen op de beide genoemde punten (brief als bijlage 3 toegevoegd)1.

De delegaties benadrukken met klem dat beantwoording van vragen en opmerkingen die aan de regering van het Koninkrijk namens het POK worden gesteld, beantwoord dienen te worden namens de regering van het Koninkrijk en niet door de regering(en) van de afzonderlijke landen.

II. Buitenlands beleid Koninkrijk en de rol van de Koninkrijkspartners daarin

Zoals opgenomen in de Slotverklaring van 16 juni 2006, is de minister van Buitenlandse Zaken gevraagd tijdens dit POK een inleiding over dit agendapunt te houden. De minister bleek echter verhinderd. De delegaties besluiten het punt desalniettemin te bespreken.

De delegatie van de Nederlandse Antillen schetst het institutionele kader van het Koninkrijk. De buitenlandse betrekkingen behoren in principe tot het samenwerkingsverband van Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba. En zijn dus niet exclusief opgedragen aan een van de partners van het Koninkrijk, daartoe dient onze minister overleg met de koninkrijkspartners te plegen.

In het bijzonder wordt aandacht gevraagd voor de belangenbehartiging van de Nederlandse Antillen en Aruba door de ambassades en diplomatieke posten van het Koninkrijk, voor de vertegenwoordiging van deze landen in handelsmissies en voor hun betrokkenheid bij de totstandkoming van verdragen die namens het Koninkrijk worden gesloten. Assistentie bij het sluiten van fiscale verdragen tussen de Nederlandse Antillen en andere landen wordt desgewenst geboden.

De delegaties onderschrijven het grote belang van de Nederlandse Antillen en Aruba op dit punt.

Conclusie

De delegaties besluiten de bovengenoemde beraadslaging te agenderen voor het eerstvolgende POK en de minister van Buitenlandse Zaken uit te nodigen voor het houden van een inleiding waarin hij deze van een concrete reactie voorziet.

De delegaties stellen het ook op prijs om ten aanzien van de bovengenoemde onderwerpen een overleg te hebben met de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van de Tweede Kamer.

Het kiesrecht voor het Europees Parlement

De Arubaanse delegatie wijst, aan de hand van een notitie, op de uitspraak van het Europese Hof inzake het kiesrecht voor rijksgenoten voor het Europees Parlement. Het gaat hierbij om het toekennen van kiesrecht aan burgers van de Europese Unie die in een LGO verblijf houden. Het Hof concludeert dat er geen Europeesrechtelijke regel is die zich ertegen verzet dat EU-burgers die in de LGO Aruba wonen op gelijke voet als in Nederland woonachtige Nederlanders, deelnemen aan de verkiezingen voor het Europees Parlement. De huidige regeling van het kiesrecht met betrekking tot de in Nederland georganiseerde verkiezingen voor het Europees Parlement is daarmee, zo concludeert het Hof, in strijd met het Europees recht daar zij Nederlanders wonende in een derde land en Nederlanders wonende in de Nederlandse Antillen en Aruba verschillend behandelen.

De leden van de delegaties van de Nederlandse Antillen en Nederland onderstrepen het belang van deze zaak.

Conclusie

De delegaties besluiten daarom de Nederlandse regering te verzoeken hoe zij uitvoering zal geven aan de uitspraak van het Europese Hof.

Tevens besluiten de delegaties een gelijkluidende brief te richten aan de Koninkrijksregering, dit op basis van haar toezichtsfunctie zoals vastgelegd in het Statuut (beide brieven zijn als bijlage 4 en 5 toegevoegd)1.

Beide reacties zullen geagendeerd worden voor het eerstvolgende POK.

De delegaties besluiten eveneens het toelatings- en vestingsbeleid in het Koninkrijk te agenderen voor het eerstvolgende POK.

III Naturalisatie (in brede zin)

In aansluiting op de besprekingen tijdens het POK in juni 2006 in Den Haag, hebben de delegaties beraadslaagd over de procedures die gelden in het naturalisatietraject, over de wijze waarop die worden uitgevoerd in de landen van het Koninkrijk, over de tijd die met die uitvoering is gemoeid en over de criteria die in het kader van de naturalisatie worden gehanteerd. Met belangstelling hebben de delegaties kennis genomen van de bereidheid van de minister voor BVK mee te denken aan een oplossing van de in de Slotverklaring van juni 2006 over naturalisatie aangekaarte problemen.

Conclusie

De delegaties zijn van oordeel dat de afdoening van de naturalisatieaanvragen in de landen van het Koninkrijk te veel tijd in beslag nemen. Voor de indieners van een naturalisatieverzoek afkomstig uit de Nederlandse Antillen en Aruba ontstaan daardoor in de praktijk inhumane situaties.

De delegaties zijn van mening dat, alvorens gedacht wordt over eventuele wetswijzigingen, er vooral veel meer aandacht moet zijn voor verbeteringen van de uitvoeringspraktijk.

Eventuele voorstellen tot verbetering van de procedures zullen moeten worden gebaseerd op uitkomsten van onderzoek naar:

1. de gemiddelde verblijfsduur van aanvragers van naturalisatie in het land waar het wordt ingediend, zowel voor als na de verkrijging van het Nederlanderschap;

2. de door de aanvragers gekozen woonplaats nadat de naturalisatie met succes is voltooid;

3. het aantal aanvragen dat jaarlijks per land wordt ingediend;

4. het aantal toegekende naturalisaties per land over de laatste 5 jaren;

5. de gemiddelde duur van het naturalisatieproces per land binnen het Koninkrijk.

De delegaties besluiten het verzoek tot instellen van dit onderzoek per brief (brief als bijlage 6 toegevoegd)1 voor te leggen aan de Koninkrijksregering. Zodra zij de gevraagde informatie hebben ontvangen zullen zij zich tijdens een volgend POK beraden op verdere stappen. Dan zal ook de discussie over de wenselijkheid van verlenging van de termijn van 5 jaren naar 10 jaren, alsmede over de wenselijkheid te beschikken over elementaire kennis van de Nederlandse taal, worden gevoerd.

IV. Het verbreden, verdiepen en internationaliseren van sport, kunst en cultuur

Alle partijen in het POK onderschrijven het belang van kunst, cultuur en sport voor de eigen ontwikkeling alsmede voor het koninkrijksbewustzijn met behoud van eigen identiteit. De toekomstige staatkundige verhoudingen vormen een extra stimulans voor doelgerichte samenwerking en coördinatie tussen de eilanden van de Nederlandse Antillen, Aruba en Nederland op het gebied van kunst, cultuur en sport.

Een belangrijk instrument van samenwerking is de vaststelling van een gezamenlijk fonds voor kunst en cultuur, waar alle partners aan bijdragen. In het verleden heeft een organisatie als Sticusa een grote bijdrage geleverd aan het koninkrijksbewustzijn.

Voortbouwend op best practices en valkuilen in de ervaringen met Sticusa, Amfo, Usona, Unoca e.d. zullen structuur en werkwijze van het fonds de «cultural governance-code» op de voet volgen. Ten aanzien van het verbreden, verdiepen en internationaliseren van sport, kunst en cultuur dienen de autonome taken en verantwoordelijkheden conform het Statuut gerespecteerd te worden.

Cultuur en economie

Een inhoudelijk kernthema met hoge prioriteit is cultuur als onderdeel van eilandmarketing. Culturele producten zijn immers mede bepalend voor de economische en toeristische profilering van de eilanden van de Nederlandse Antillen en Aruba. Een goede marketing van het cultureel erfgoed van de eilanden draagt bij aan de profilering van hun identiteit en de sociale cohesie in de samenleving.

Cultureel ondernemerschap verdient stimulansen opdat niet alleen publieke, maar ook private middelen worden ingezet voor kunst en cultuur. Kunstinstellingen en individuele kunstenaars die er in slagen private middelen te verwerven mogen daarvoor niet negatief worden gehonoreerd met navenante kortingen, maar verdienen juist extra impulsen, bijvoorbeeld in de vorm van co-financiering.

Cultuur en onderwijs

Kunst en cultuur moeten als kunstzinnige vorming een vast onderdeel zijn in het totale onderwijstraject van het begin tot het eind van de leerplichtperiode van kinderen en jeugdigen. Mede met behulp van geavanceerde technologische hulpmiddelen kan uitwisseling plaatsvinden van instrumenten en methoden die onderwijs- en kunstinstellingen hanteren voor het stimuleren van kunst- en cultuurbeoefening en consumptie door leerlingen.

Voor het ondersteunen en stimuleren van kunst- en cultuuruitingen is een wetenschappelijk instituut voor het Koninkrijk op een of meerdere eilanden een essentiële kernfunctie. Dit instituut zal verbonden moeten zijn met de universiteiten van Aruba, de Nederlandse Antillen en Sint Maarten. Daarmee verbonden is een museum, in te richten over het gezamenlijke verleden, heden en toekomst op het gebied van kunst en cultureel erfgoed in het Koninkrijk wenselijk.

Sport en cultuur in het Koninkrijk

Het POK beschouwt de Koninkrijksspelen als een belangrijke stimulans van het koninkrijksbewustzijn op de eilanden en in Nederland. Onderdeel van doelgerichte samenwerking binnen het Koninkrijk dient daarom de sector sport te zijn. Ten aanzien van activiteiten en instellingen op sportgebied binnen het Koninkrijk dient te worden samengewerkt met het netwerk van instellingen met bijbehorende financiering in Nederland.

Het verband tussen cultuur en sport binnen het Koninkrijk komt tot uitdrukking in de cultuurpilot bij de eerstkomende Koninkrijksspelen. Deze pilot zal met behulp van evaluatie worden doorgelicht om daaruit leerpunten te destilleren voor de opzet en werkwijze. Het POK gaat er wel van uit dat de culturele activiteit als zodanig van structurele aard is.

V. Staatkundige Vernieuwingen

De Nederlands-Antilliaanse delegatie brengt naar voren dat op 11 oktober 2006 Nederland en de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba een slotverklaring van het bestuurlijk overleg over de toekomstige staatkundige positie van deze drie eilanden hebben getekend.

Deze slotverklaring is door de respectievelijke eilandsraden bekrachtigd.

Hierna is op 2 november 2006 een slotverklaring getekend door Nederland, de Nederlandse Antillen, Sint Maarten en Curaçao aangaande de staatkundige positie van deze twee eilanden. De eilandsraad van Sint Maarten heeft deze slotverklaring bekrachtigd, terwijl de eilandsraad van Curaçao deze heeft afgewezen.

De Nederlands-Antilliaanse delegatie merkt op dat de Staten in een motie onlangs de wens hebben geuit dat:

1. de staatkundige veranderingen, voor zover betreft de eilanden Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius, Saba en het land de Nederlandse Antillen, op zo voortvarend mogelijke wijze voortgang zullen vinden en zullen worden geïmplementeerd op de wijze als overeengekomen in de slotverklaringen van 11 oktober en 2 november 2006, inclusief de voorbereidingen tot ontmanteling van het land de Nederlandse Antillen, met dien verstande dat deze voortgang en implementatie de belangen van het eiland Curaçao niet zullen schaden;

2. de uittreding uit het Antilliaanse staatsverband door het eiland Sint Maarten en de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba, geacht worden de belangen van het eiland Curaçao niet te schaden;

3. gelet op de ernstige financiële situatie van het land de Nederlandse Antillen het proces van gezondmaking van de overheidsfinanciën geen stagnatie ondervindt. Om die reden ondersteunen de Staten de aanvaarding van de slotverklaring door de Regering van de Nederlandse Antillen, die op 2 november 2006 te Den Haag is ondertekend, voor zover deze van toepassing is op het land de Nederlandse Antillen;

Op 11 en 12 januari 2007 wordt er op Sint Maarten een eilandelijk topoverleg inzake de staatkundige structuur gehouden waaraan deelnemen de eilanden van de Nederlandse Antillen en het Land de Nederlandse Antillen. Tijdens dit overleg zal o.a. ook het ontmantelingsproces van de Nederlandse Antillen uit de doeken worden gedaan.

De drie delegaties ondersteunen het proces om te komen tot nieuwe staatkundige verhoudingen binnen het Koninkrijk.

De drie delegaties vragen naast alle inspanningen die gedaan worden ten behoeve van de staatkundige vernieuwingen vooral ook aandacht voor de projecten en beslissingen over de uitvoering van bestaande begrotingen ten behoeve van alle eilanden van de Nederlandse Antillen. De delegaties willen voorkomen dat het proces van vernieuwing een negatieve invloed heeft op de gebieden als onderwijs, economie, rechtshandhaving en andere voor de bevolking belangrijke zaken zoals armoedebestrijding, husvesting en gezondheidszorg.

De Arubaanse delegatie stelt dat ten aanzien van de toekomstige staatkundige vernieuwingen het standpunt van Aruba ongewijzigd is. Een en ander neemt niet weg dat de Staten van Aruba op zeer actieve wijze de ontwikkelingen nauwlettend zullen volgen.

VI. Het aangaan van verdragen ter voorkoming van dubbele belasting en Het afvoeren van de Nederlandse Antillen van de zwarte lijst van de diverse landen

De heer A.D. Rosaria MBA, staatssecretaris Financiën van de Nederlandse Antillen, belast met fiscale zaken, geeft tezamen met enkele vertegenwoordigers van de Curaçao International Financial Services Association (CIFA) een inleiding (als bijlage 7 toegevoegd)1. De staatssecretaris zet het grote belang van de internationale financiële dienstensector voor de Nederlandse Antillen uiteen. Het is een van de belangrijkste pijlers voor de Nederlandse Antillen. Juist daarom hebben de Nederlandse Antillen de afgelopen jaren veel in het werk gesteld om een imago van respectabel internationaal financieel dienstencentrum te vestigen, onder andere door het invoeren van een Nieuw Fiscaal Raamwerk en het aannemen van een aantal wetten met als doel de werking van de financiële markten en de bescherming van (potentiele) markten.

Dit neemt niet weg dat de Nederlandse Antillen door sommige landen worden bestempeld als «belastingparadijs» en op de zogenaamde zwarte lijsten worden geplaatst. Dit terwijl de Nederlandse Antillen niet meer voorkomen op de lijsten van de OESO en de EU van landen met een schadelijk fiscaal regime. Er bestaan geen algemene criteria op basis waarvan landen op de zwarte lijsten worden geplaatst dan wel afgevoerd. Het afvoeren van landen van de zwarte lijsten kan vaak alleen via het aangaan van een informatie uitwisselingsverdrag.

De delegaties wisselen met de staatssecretaris van gedachten waarbij onder meer gesproken wordt over de rol van de ambassades van het Koninkrijk, de Belastingregeling voor het Koninkrijk (BRK), de toezichtsregeling van de Nederlandse Antillen op de financiele sector en met name op (buitenlandse) beleggingsinstellingen en het verbeteren van het imago van de Nederlandse Antillen als respectabel financiële dienstensector.

Aan het eind van de discussie, komen de delegaties op deze punten tot de volgende conclusies:

1. De delegaties pleiten voor een meer pro-actieve rol van de ambassades van het Koninkrijk ter ondersteuning van de inspanningen van de Nederlandse Antillen om van de zwarte lijsten verwijderd te worden. Als betreurenswaardig voorbeeld wijzen de delegaties hierbij op het geval van Griekenland. De Nederlandse Antillen staan op de zwarte lijst van Griekenland en hebben de Ambassade verzocht dit dossier op te nemen met het Griekse ministerie van Financien. Pas vier maanden na het indienen van dit verzoek ontvingen de Nederlandse Antillen antwoord dat luidde dat het verzoek van de Nederlandse Antillen niet behoort tot de taken van de Ambassade.

2. De delegaties besluiten een brief (als bijlage 8 toegevoegd)1 te sturen aan de regering van het Koninkrijk waarin zij oproepen de onderhandelingen over de BRK zo spoedig mogelijk af te ronden. Door het uitblijven van overeenstemming binnen het Koninkrijk over de BRK zijn derde landen vaak niet genegen een verdrag ter voorkoming van dubbele belastingen te sluiten.

3. Het is de delegaties gebleken dat de Nederlandse Antillen door de Autoriteit Financiële Markten in Nederland niet is aangewezen als een land waar adequaat (gelijkwaardig) toezicht wordt uitgeoefend op beleggingsinstellingen en waar buitenlandse beleggingsinstellingen die in dit land hun zetel hebben ook daadwerkelijk onder toezicht staan. Dit leidt er niet alleen toe dat de verdere groei in de Nederlandse Antillen van vestigingen van buitenlandse beleggingsinstellingen belemmerd wordt, maar ook dat grote buitenlandse beleggingsinstellingen hun zetel vanuit de Nederlandse Antillen verplaatsen naar landen die wel zijn aangewezen als landen met een adequaat toezicht op beleggingsinstellingen. De delegaties verzoeken de Nederlandse minister van Financiën per brief (brief als bijlage 9 toegevoegd)1 kenbaar te maken of en zo ja welke bezwaren bestaan tegen aanwijzing van de Nederlandse Antillen als een land met adequaat toezicht op fiscaal gebied.

4. Nu de OESO en de EU de Nederlandse Antillen niet zien als belastingparadijs, roepen de delegaties de regering van het Koninkrijk op zich maximaal in te spannen opdat de Nederlandse Antillen wereldwijd erkend worden als een respectabel internationaal financieel dienstencentrum, dat voldoet aan internationale regelgeving en adequaat toezicht.

VII. Datum en onderwerpen volgend POK

De delegaties spreken af het volgende POK te houden van 25 tot en met 29 juni 2007 te Den Haag.

De volgende onderwerpen zullen in ieder geval worden geagendeerd:

1. Stand van zaken uitvoering Slotverklaring

2. Buitenlands beleid en de rol van de Koninkrijkspartners daarin (inclusief de toekenning van het stemrecht voor het Europees parlement voor rijksgenoten)

3. Toelatings- en vestigingsbeleid in het Koninkrijk

4. Naturalisatie

Oranjestad, 12 januari 2007


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven