nr. 4
NADER RAPPORT1
Hieronder is opgenomen het nader rapport d.d. 19 januari 2007, aangeboden
aan de Koningin door de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het
zonder meer instemmend luidt/uitsluitend opmerkingen van redactionele aard
bevat (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State)
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 18 december
2006, nr. 06.004496, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies
inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.
Dit advies, gedateerd 10 januari 2007, nr. W05.06 0551/III,
bied ik U hierbij aan.
Het voorstel geeft de Raad van State geen aanleiding tot het maken van
inhoudelijke opmerkingen. De redactionele kanttekeningen heb ik overgenomen.
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om het voorstel uit te breiden met
een tweetal bepalingen die onderscheidenlijk de Wet op het hoger onderwijs
en wetenschappelijk onderzoek en de Experimentenwet vooropleidingseisen, selectie
en collegegeldheffing wijzigen met als strekking de verlenging van laatstgenoemde
wet. Deze wijzigingen maken deel uit van het voorstel van wet tot wijziging
van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
en de Wet studiefinanciering 2000 in verband met onder meer invoering van
leerrechten in het hoger onderwijs, herziening van de collegegeldsystematiek,
invoering van het collegegeldkrediet en invoering van een nieuw aflossingssysteem
(financiering in het hoger onderwijs) (Kamerstukken I 2005–2006, 30 387,
A) welk wetsvoorstel thans bij de Eerste Kamer der Staten-Generaal aanhangig
is. Dat wetsvoorstel is op 5 december 2006 door de Eerste Kamer controversieel
verklaard.
Het kabinet veronderstelt dat het controversieel verklaren van dat wetsvoorstel
verband houdt met de invoering van het systeem van de leerrechten en niet
met de verlenging van de Experimentenwet vooropleidingseisen, selectie en
collegegeldheffing (experimentenwet). Omdat de experimentenwet met ingang
van 2 september 2007 vervalt en er nog geen beslissing is genomen om
het in die tijdelijke wet geregelde experimenteerregime al dan niet definitief
in de wet te regelen, acht de regering het wenselijk dat de mogelijkheid moet
worden geopend experimenten op de terreinen die de experimentenwet bestrijkt,
te continueren. De verlenging van de experimentenwet was opgenomen in het
wetsvoorstel Financiering in het hoger onderwijs waarmee naar het oordeel
van de regering was voorzien in een tijdige maatregel. Nu genoemd wetsvoorstel
controversieel is verklaard, is tijdige verlenging via die weg waarschijnlijk
niet meer mogelijk en derhalve is gekozen voor het opnemen van
deze materie in het onderhavige wetsvoorstel. Dit is op dit moment de enige
mogelijkheid om deze materie opnieuw en voldoende tijdig aan het parlement
voor te leggen. Spoedige verlenging is voor studenten van belang in verband
met de aanmelding bij de Informatie Beheer Groep voor een fixusopleiding en
de door de Informatie Beheer Groep te volgen procedure in het kader van de
afgifte van bewijzen van toelating. Voor de instelling is er dan nog gelegenheid
om de selectieprocedure voor de zomervakantie te organiseren.
Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en
de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
te zenden.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
B. J. Bruins