nr. 9
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN
MILIEUBEHEER
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juli 2007
In de brief met kenmerk 07-VROM-B-039 heeft de vaste commissie voor VROM
gevraagd naar de stand van zaken omtrent de nota n.a.v. het verslag inzake
het wetsvoorstel Invoeringswet Wro, hoe deze wet zich verhoudt tot de structuurvisie
snelwegzone’s en het Besluit ruimtelijke ordening en op welke wijze
de formele betrokkenheid van de Kamer bij het vaststellen van de structuurvisie
is en wordt geregeld.
In de eerste plaats kan ik u berichten dat ik de nota n.a.v. het verslag
over het wetsvoorstel Invoeringswet Wro in de week van 25 juni jl. heb
verzonden. Voorts zal ik de door u bij brief van 6 juni 2007 in het kader
van de voorhangprocedure van het ontwerp-Besluit ruimtelijke ordening toegezonden
vragen voor het einde van het zomerreces beantwoorden.
Met betrekking tot uw vragen over de relatie met de structuurvisie snelwegzone’s
en de formele betrokkenheid van de Kamer daarbij merk ik het volgende op.
Ten aanzien van de procedure van structuurvisies van het rijk bevat de
nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) de volgende bepalingen. De structuurvisie
wordt vastgesteld door de Minister van VROM of de vakminister in overeenstemming
met de Minister van VROM. Deze legt voordat hij begint een beschrijving van
de inrichting van de voorgenomen structuurvisie voor aan de Tweede Kamer (een
soort inhoudsopgave). De Tweede Kamer kan binnen 4 weken besluiten tot openbare
behandeling. Na deze behandeling stelt de minister de Kamer schriftelijk op
de hoogte van de gevolgtrekkingen die hij aan de behandeling verbindt (artikel
2.3, derde lid Wro). Na de vaststelling wordt de structuurvisie gezonden aan
de beide Kamers. Met de verwezenlijking wordt niet eerder begonnen dan 8 weken
daarna, tenzij een der Kamers heeft aangegeven een debat te willen. In dat
geval kan de uitvoering worden gestart na 6 maanden, of indien het debat eerder
plaatsvindt na de beëindiging daarvan (artikel 2.3, vierde lid Wro).
Het ontwerp voor het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening (Bro), dat op
24 april 2007 bij uw Kamer is voorgehangen, bepaalt dat bij een structuurvisie
dient te worden aangegeven op welke wijze burgers en maatschappelijke organisaties
bij de totstandkoming zijn betrokken (artikel 2.1 Bro). Daarnaast bevat het
ontwerp-Bro bepalingen met betrekking tot de digitalisering van de structuurvisie
(artikel 2.2 Bro).
Het is formeel pas mogelijk om structuurvisies op basis van de nieuwe
Wro vast te stellen wanneer de nieuwe Wro in werking is getreden. Dit wordt
1 juli 2008. Voor de inhoud van een structuurvisie maakt dit formeel-juridisch
niet uit. Voor de eventuele uitwerking van de visie in het juridisch instrumentarium
van de nieuwe Wro is het uiteraard wel noodzakelijk dat de nieuwe Wro in werking
is getreden. In de voorbereiding van nieuwe structuurvisies kan wel al worden
voorgesorteerd op de nieuwe Wro. Per brief (19 januari 2007, 29 435,
nr. 187) aan uw Kamer over de structuurvisie Panorama’s en de snelwegzone
heeft mijn voorganger, de heer Winsemius, aangeven dat ten aanzien van deze
visie te willen doen, met het oog op vaststelling als structuurvisie op basis
van de nieuwe Wro na inwerkingtreding van die wet. Dit voornemen onderschrijf
ik van harte, hetgeen betekent dat ook ik ten aanzien van deze structuurvisie
en de betrokkenheid van uw Kamer daarbij de hiervoorgenoemde voorschriften
uit de nieuwe Wro en het ontwerp-Bro in acht neem.
Ik vertrouw erop uw hiermee voldoende te hebben geinformeerd.
De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J. M. Cramer