30 937
Wetsvoorstel tot wijziging van de Toeslagenwet en intrekking van de Invoeringswet stelselherziening sociale zekerheid in verband met het verbeteren en vereenvoudigen van de wijze waarop het sociaal minimum wordt gewaarborgd in de loondervingsuitkeringen

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 14 maart 2007

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

InhoudsopgaveBlz.
   
1.Algemeen1
2.Hoofdlijnen wetsvoorstel2
3.Uitvoering4
4.Financiële consequenties4

1. Algemeen

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel. Het doel van de wetswijziging, namelijk verbetering en vereenvoudiging van de wijze waarop het sociaal minimum wordt gewaarborgd, heeft de instemming van de leden van de CDA-fractie.

De leden van de CDA-fractie hebben bij dit wetsvoorstel slechts enkele vragen, die betrekking hebben op de uitvoering door het UWV.

De leden van de PvdA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van dit wetsvoorstel. Zij achten het van groot belang dat de bescherming van het sociaal minimum voor uitkeringsgerechtigden correct wordt toegepast. Dit wetsvoorstel draagt daaraan bij. Voorts leidt dit wetsvoorstel tot een vereenvoudiging, doordat uitkeringsgerechtigden geen beroep meer hoeven te doen op drie regelingen tegelijk (loondervingsuitkering, Toeslagenwet en kopjesregeling). Dit alles neemt niet weg dat de leden van de PvdA-fractie over het wetsvoorstel een aantal vragen hebben.

Het wetsvoorstel heeft onder meer vereenvoudiging ten doel. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering aan te geven waarom zij het voor burgers blijkbaar niet verwarrend acht dat de Toeslagenwet (hierna; TW) niets met de Belastingdienst/Toeslagen te maken heeft, en ook niets met bijvoorbeeld de huurtoeslag, de zorgtoeslag en de kinderopvangtoeslag. Heeft de regering in overweging genomen de TW en de daaruit voortvloeiende toeslagen een andere naam te geven, zoals bijvoorbeeld «Aanvullingenwet» en «aanvullingen»? Wat zijn volgens de regering de voor- en nadelen van een dergelijke verandering? Hoe weegt de regering deze tegen elkaar af?

De regering schrijft dat begin 2006 een aantal gedeeltelijk arbeidsongeschikten onder het sociaal minimum zat. Het verschil tussen de netto uitkering en het (netto) relevant sociaal minimum bedroeg maximaal € 61,50 op maandbasis. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering nader toe te lichten met cijfers waarop deze € 61,50 is gebaseerd.

Het (netto) relevant sociaal minimum voor gehuwden is het vertrekpunt voor berekening van het sociaal minimum voor alleenstaanden. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering een voorbeeldberekening te geven van het bruto-netto-traject van het sociaal minimum voor gehuwden (gebaseerd op de actuele hoogte van WML per maand) en het netto-bruto-traject van het sociaal minimum voor alleenstaanden en alleenstaande ouders.

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel. Zij hebben de volgende vragen en opmerkingen over het voorstel aan de regering:

De regering stelt voor de – in 1987 als tijdelijke maatregel ingevoerde – kopjesregeling in te trekken en de aanvulling tot het netto sociaal minimum te regelen in de TW. Kan de regering nader motiveren waarom deze tijdelijke maatregel 20 jaar in stand is gehouden? Wat waren destijds de motieven om de tijdelijke maatregel te nemen? Was een eerdere aanpassing niet mogelijk geweest?

De regering geeft aan dat personen die een uitkering ontvingen op grond van de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (hierna; IOAW) in combinatie met een arbeidsongeschiktheidsuitkering en een toeslag op grond van de TW, sinds 1 januari 2006 een arbeidsongeschiktheidsuitkering krijgen in combinatie met een hogere toeslag. Zij kunnen hiervoor nu bij één loket terecht. De regering geeft aan dat deze wijziging heeft geleid tot een vereenvoudiging van regelgeving, een vereenvoudiging van uitvoering en een verminderring van lasten voor de burger. Kan de regering aangeven wat de eerst concreet meetbare resultaten van deze operatie zijn, gezien het feit dat de regering deze uitspraak doet?

Kan de regering aangeven hoe andere Europese landen omgaan met de aanvulling van hun sociale zekerheidsuitkeringen tot een sociaal minimum wanneer hiertoe aanleiding is? Kan de regering specifiek ingaan op de uitkeringssystematiek die zij hierbij hanteren?

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorliggend wetsvoorstel. Zij zijn voorstander van vereenvoudiging van de wet- en regelgeving rondom (aanvullende) uitkeringen. In hun optiek kan hierdoor niet-gebruik tegengaan worden en kan dit leiden tot een overzichtelijkere uitvoering.

Bij het wetsvoorstel hebben deze leden nog enkele vragen.

2. Hoofdlijnen wetsvoorstel

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering toe te lichten wat in de tabel wordt bedoeld met «kopjesbedrag «slash»/«gedeeld door» bruto sociaal minimum», wat wordt bedoeld met «70% bruto relevant minimum», en hoe de bedragen in de tabel moeten worden gelezen. Wat betekent het dat in de tweede regel van de tabel voornamelijk hogere bedragen staan dan in de eerste? Voorts vragen deze leden de regering aan de tabel de volgende bedragen toe te voegen: 70% van het bruto minimumloon op de betreffende leeftijden, het netto inkomen dat resteert als een dergelijk bruto bedrag wordt ontvangen, en de hoogte van het netto relevant sociaal minimum op de betreffende leeftijden.

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering toe te lichten hoe groot het maandelijkse verschil is tussen het huidige bedrag dat 18- tot en met 20-jarigen ontvangen als aanvulling tot hun relevante sociaal minimum en het bedrag dat zij zullen krijgen op grond van dit wetsvoorstel.

Voor gehuwden met een leeftijd van 18 tot 21 jaar wordt voorgesteld dat hun norm voor het sociaal minimum ligt op 100% van de Wet Minimumloon (hierna; WML). De leden van de PvdA-fractie vragen of hiermee het WML van 23-plussers is bedoeld. Graag zien zij een toelichting van de regering tegemoet.

Circa 73 000 mensen worden in de gelegenheid gesteld een vereenvoudigde aanvraag voor een toeslag te doen, schrijft de regering. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering toe te zeggen dat de formulieren die hiervoor worden opgesteld, zullen voldoen aan de 30 richtlijnen uit de «Schrijfwijzer begrijpelijke formulieren» van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Ongeveer 2100 mensen zullen met inwerkingtreding van voorliggende wetsvoorstel hun kopje kwijtraken, verwacht de regering. Is het mogelijk dit aantal van 2100 mensen uit te splitsen naar WW-gerechtigden, personen met een Ziektewetuitkering en volledig arbeidsongeschikten, zodat ook inzicht ontstaat hoeveel mensen slechts tijdelijk (gedurende de WW-periode) en hoeveel mensen langdurig een kopje zouden zijn blijven ontvangen, als dit wetsvoorstel niet tot wet zou worden verheven?

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering toe te lichten waarom is gekozen voor een uitlooptermijn van twee maanden. Welke argumenten liggen hieraan ten grondslag? Wanneer gaat deze uitlooptermijn in?

Door onderhavig voorstel wordt de doelgroep voor minimum inkomensbescherming uitgebreid. Kan de regering nader motiveren waarom dit noodzakelijk is vragen de leden van de VVD-fractie.

Kan de regering aangeven waarom zij ervoor gekozen heeft een uitlooptermijn van twee maanden in te stellen wanneer de uitkering verlaagd wordt? Waarom is er voor deze lengte gekozen?

In het wetsvoorstel wordt aangesloten bij de regels die gelden in de Wet Werk en Bijstand (hierna: WWB). Ook reeds bestaande fiscale regelingen kunnen van invloed zijn op de hoogte van de toeslag. De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat in het regeerakkoord afspraken zijn gemaakt die mogelijkerwijs van invloed zijn op het wetsvoorstel. Hierbij denken zij zoal aan de leer-werk plicht tot 27 jaar en de geleidelijke afschaffing van de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting. Kan de regering aangeven wat de consequenties zijn van de voorgestelde maatregelen in het regeerakkoord voor dit wetsvoorstel, zo vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie?

Op grond van dit wetsvoorstel komen personen tot 18 jaar niet meer in aanmerking voor een toeslag. Dit sluit aan bij de regels die gelden voor het verstrekken van bijstand op grond van de WWB. Gemeenten hebben echter de mogelijkheid om bijstand te verstrekken aan jongeren onder de 18, wanneer daartoe dringende noodzaak is. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of deze uitzonderingsregel ook consequenties heeft voor dit wetsvoorstel. Kan de toeslag aan jongeren onder de 18 jaar ook verstrekt worden indien hiertoe de dringende noodzaak bestaat, zo vragen deze leden? En zo nee, waarom wordt op dit punt de systematiek (uitzonderingsbepaling) van de WWB niet gevolgd?

Vanwege de inkomstenverrekening in de TW zullen personen die neveninkomsten genieten, straks hun «kopje» gaan verliezen. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering welke definitie van neveninkomsten zij hanteert? Vallen hier ook inkomsten onder die voortvloeien uit het verrichten van vrijwilligerswerk of mantelzorg? Hiernaast vragen deze leden de regering of zij kan aangeven wat de procentuele koopkrachtdaling van de genoemde doelgroep is, wegens het wegvallen van het kopje?

3. Uitvoering

Het UWV acht het wetsvoorstel uitvoerbaar per 1 januari 2008, maar de uitvoering van dit wetsvoorstel gaat een flinke inspanning vergen van het UWV, zo menen de leden van de CDA-fractie. Zo gaat het UVW circa 73 000 uitkeringsgerechtigden aanschrijven dat wel een kopje ontvangt of een tegemoetkoming op grond van de tijdelijke regeling inkomensgevolgen overgang IOAW naar TW, maar geen toeslag. Verder krijgt het UWV te maken met de verwerking van gegevens en eventuele bezwaar- en beroepsprocedures. Kan de regering aangeven hoe gewaarborgd wordt dat het UWV dit wetsvoorstel per 1 januari 2008 uitvoert, in ogenschouw genomen dat er ten aanzien van implementatie van wetgeving regelmatig vertragingen optreden bij het UWV?

4. Financiële consequenties

De leden van de CDA-fractie constateren dat de structurele uitvoeringskosten van het UWV door dit wetsvoorstel stijgen. Dit lijkt in tegenspraak met de doelstelling van het wetsvoorstel, namelijk vereenvoudiging van de regelgeving en deregulering. Kan de regering deze discrepantie uitleggen? Kan de regering aangeven hoe deze structurele uitvoeringskosten precies zijn opgebouwd?

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering te onderbouwen waarom het voorliggende wetsvoorstel, waarvan de doelstellingen vereenvoudiging van de regelgeving en deregulering zijn, geen structurele lagere uitvoeringskosten bij het UWV tot gevolg heeft, maar juist tot hogere structurele uitvoeringskosten bij het UWV leidt.

De leden van de VVD-fractie constateren dat het wetsvoorstel tot extra uitvoeringskosten en extra uitkeringslasten leidt. De uitvoeringskosten van het UWV nemen incidenteel toe met € 2,25 mln. en structureel met circa € 1 mln. De uitkeringslasten nemen, als gevolg van de uitbreiding van de doelgroep, toe met structureel € 6,1 mln. Kan de regering onderbouwen waarom een wetsvoorstel waarvan de doelstellingen vereenvoudiging van de regelgeving en deregulering zijn, geen structurele lagere uitvoeringskosten bij het UWV tot gevolg heeft, maar juist tot hogere structurele uitvoeringskosten bij het UWV leidt?

Het wetsvoorstel heeft tot gevolg dat de administratieve lasten voor de burger toenemen zowel in termen van tijdsbesteding als de zogenoemde «out of pocket» kosten. Kan de regering aangeven hoe een wetsvoorstel dat een vereenvoudiging van de wijze waarop het sociaal minimum wordt gewaarborgd in de loondervingsuitkeringen toch kan zorgen voor een stijging van de administratieve lasten?

Heeft de regering Actal om advies gevraagd betreffende de administratieve lasten van dit wetsvoorstel? Zo ja, wat was het advies van Actal? Zo nee, is zij bereid om alsnog advies te vragen?

Enerzijds geeft de regering aan dat de regeling een vereenvoudiging in de uitvoering met zich meebrengt voor het UWV. Anderzijds zijn aan het wetsvoorstel extra structurele uitvoeringskosten van ongeveer € 1 miljoen per jaar verbonden. Waarom leidt de vereenvoudiging van de regelgeving niet tot een vermindering van de structurele uitvoeringskosten, zo vragen de leden van de ChristenUnie fractie.

De voorzitter van de commissie,

Smeets

Adjunct-griffier van de commissie,

Esmeijer


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Van Gent (GL), Blok (VVD), Ferrier (CDA), fng. ondervoorzitter, Van Vroonhoven-Kok (CDA), Nicolaï (VVD), Smeets (PvdA), voorzitter, Van Hijum (CDA), Koşer Kaya (D66), Luijben (SP), Ulenbelt (SP), Verdonk (VVD), Ortega-Martijn (CU), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Koppejan (CDA), Bosma (PVV), Spekman (PvdA), Heerts (PvdA), Bouchibti (PvdA), Thieme (PvdD), Karabulut (SP), Gesthuizen (SP), Vacature (CDA) en Vacature (PvdA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Vendrik (GL), De Krom (VVD), Van Dijk (CDA), Kortenhorst (CDA), Weekers (VVD), Depla (PvdA), Hessels (CDA), Pechtold (D66), Irrgang (SP), Lempens (SP), Zijlstra (VVD), Cramer (CU), Biskop (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Schinkelshoek (CDA), Fritsma (PVV), Hamer (PvdA), Tichelaar (PvdA), Bouwmeester (PvdA), Ouwehand (PvdD), De Wit (SP), Gerkens (SP), Omtzigt (CDA) en Jacobi (PvdA).

Naar boven