30 933
Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 in verband met uitbreiding van de mogelijkheid met studiefinanciering in het buitenland te studeren

nr. 10
DERDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 19 maart 2007

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Het opschrift komt te luiden:

Wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met uitbreiding van de mogelijkheid met studiefinanciering in het buitenland te studeren en invoering van het collegegeldkrediet.

B

In de considerans wordt na «daaraan kan bijdragen;» ingevoegd: dat het voorts wenselijk is in het hoger onderwijs een collegegeldkrediet in te voeren;.

C

Artikel I, onderdeel A, tweede lid, komt te luiden:

2. In alfabetische rangschikking wordt ingevoegd:

collegegeldkrediet: lening voor betaling van het collegegeld in het hoger onderwijs,.

D

Artikel I, onderdeel G, komt te luiden:

Artikel 3.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt na «of aanvullende lening» toegevoegd: en voor studenten ook uit collegegeldkrediet.

2. Aan het derde lid wordt na «voor een kalendermaand» toegevoegd: en voor studenten ook op basis van het collegegeldkrediet.

E

Artikel I, onderdeel H, komt te luiden:

Artikel 3.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het opschrift van artikel 3.2 wordt toegevoegd: deelnemer.

2. Het eerste lid komt te luiden:

1. Het budget voor een deelnemer voor een kalendermaand is het totaal van:

a. een normbedrag voor de kosten van levensonderhoud,

b. een tegemoetkoming in de kosten van het lesgeld, en

c. een reisvoorziening.

3. Het derde lid komt te luiden:

3. De tegemoetkoming in de kosten van het lesgeld wordt voor een deelnemer vastgesteld op eentwaalfde deel van het op grond van artikel 5, tweede lid, van de Les- en cursusgeldwet vastgestelde of herziene bedrag van het lesgeld.

F

Artikel I, onderdeel I, komt te luiden:

Na artikel 3.2 wordt een nieuw artikel 3.3 ingevoegd, luidende:

Artikel 3.3. Samenstelling maandbudget student

1. Het budget voor een student voor een kalendermaand is het totaal van:

a. een normbedrag voor de kosten van levensonderhoud, en

b. een reisvoorziening.

2. Dit budget kan worden verhoogd met:

a. een toeslag voor een partner ingevolge artikel 3.4, of

b. een toeslag voor een één-oudergezin ingevolge artikel 3.5.

3. De bedragen zijn opgenomen in artikel 3.18.

G

Artikel I, onderdeel J, komt te luiden:

In artikel 3.4, tweede lid, wordt «uitwonende studerende, bedoeld in artikel 3.18,» vervangen door: uitwonende deelnemer, bedoeld in artikel 3.18,.

H

Artikel I, onderdeel K, komt te luiden:

Na artikel 3.16 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.16a. Collegegeldkrediet

1. Het collegegeldkrediet is een lening die aan de student op aanvraag wordt toegekend.

2. Het bedrag dat per maand kan worden geleend bedraagt ten hoogste eentwaalfde deel van het bedrag, genoemd in artikel 7.43, eerste lid, van de WHW. Indien het door de student voor een periode van twaalf maanden te betalen bedrag voor het volgen van hoger onderwijs hoger is dan het bedrag, genoemd in artikel 7.43, eerste lid, van de WHW, bedraagt het bedrag dat per maand kan worden geleend, in afwijking van de eerste volzin, ten hoogste eentwaalfde deel van het door de student voor een periode van twaalf maanden te betalen bedrag voor het volgen van hoger onderwijs.

3. Het collegegeldkrediet bedraagt per maand maximaal vijftwaalfde deel van het in artikel 7.43, eerste lid, van de WHW genoemde bedrag.

I

Artikel I, onderdeel M, komt te luiden:

Artikel 3.18 komt te luiden:

Artikel 3.18. Overzicht normbedragen

De bedragen in onderstaande overzichten luiden per maand en zijn uitgedrukt in euro’s naar de maatstaf van 1 september 2007:

Overzicht 1. Maandbedragen

 Hoger onderwijsBeroepsonderwijs
Levensonderhoud  
a. thuiswonend€ 573,53€ 438,67
b. uitwonend€ 754,41€ 619,55

Overzicht 2. Financieringsbronnen

 Hoger onderwijsBeroepsonderwijs
Basisbeurs (excl. toeslagen)  
a. thuiswonend€  90,77€  71,57
b. uitwonend€ 252,73€ 233,53
   
Maximale aanvullende beurs/lening (of veronderstelde ouderlijke bijdrage)  
a. thuiswonend€ 206,25€ 292,46
b. uitwonend€ 225,17€ 311,38
   
Basislening€ 276,51€ 155,89
Toeslag partner€ 529,03€ 529,03
Toeslag één-oudergezin€ 423,34€ 423,34

J

Artikel I, onderdeel O, komt te luiden:

Artikel 5.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden: Vorm en duur studiefinanciering.

2. In het eerste lid wordt na «met uitzondering van» ingevoegd «het collegegeldkrediet,» en wordt na «genoemd in artikel 5.6,» ingevoegd: dan wel bedoeld in artikel 2.14, derde lid,.

3. Het derde lid komt te luiden:

3. Studiefinanciering, met uitzondering van het collegegeldkrediet, wordt gedurende 36 maanden na de periode, bedoeld in het eerste lid, verstrekt in de vorm van een lening. Het bedrag dat per maand kan worden geleend, bedraagt in afwijking van de artikelen 3.1, derde lid, 3.2, 3.3, 3.13 en 3.18, naar de maatstaf van 1 januari 2007 € 809,93. Tevens kan een reisvoorziening worden verstrekt.

4. Toegevoegd wordt een nieuw lid, luidende:

4. De basislening en de aanvullende lening kunnen gedurende de periode, bedoeld in het eerste lid, worden verstrekt. Het collegegeldkrediet kan gedurende de periode bedoeld in het eerste en derde lid worden verstrekt.

K

Artikel I, onderdeel T, komt te luiden:

Artikel 7.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel f, vervalt «of».

2. In het eerste lid, onderdeel g, wordt «.» vervangen door: , of.

3. Aan het eerste lid wordt na onderdeel g een onderdeel h toegevoegd, luidende:

h. de hoogte van het collegegeldkrediet wordt vastgesteld of gewijzigd.

L

Artikel I, onderdeel Y, komt te luiden:

In artikel 10.3, derde lid, wordt «artikel 3.2» vervangen door «de artikelen 3.2 en 3.3» en wordt «naar de maatstaf van 1 januari 2005 € 787,02» vervangen door: naar de maatstaf van 1 januari 2007 € 809,93.

M

Artikel III komt te luiden:

ARTIKEL III. WET TEGEMOETKOMING ONDERWIJSBIJDRAGE EN SCHOOLKOSTEN

In de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A

Artikel 5.4 komt te luiden:

Artikel 5.4. Tegemoetkoming schoolkosten

De tegemoetkoming in de schoolkosten bedraagt naar de maatstaf van 1 januari 2007 € 639,84.

B

In artikel 11.1 wordt na «genoemd in de artikelen 2.23, tweede lid, 3.5, 4.3, 4.6,» ingevoegd: 5.4,.

N

Artikel VII komt te luiden:

ARTIKEL VII. BELASTINGPLAN 2007

In het Belastingplan 2007 vervallen artikel I, onderdelen I, J en R, en artikel XXVII, achtste lid.

O

Artikel VIII komt te luiden:

ARTIKEL VIII. WET INKOMSTENBELASTING 2001

In de Wet inkomstenbelasting 2001 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A

1. Artikel 6.29, eerste lid, wordt, onder vernummering van het tweede en het derde lid tot derde en vierde lid, vervangen door:

1. Scholingsuitgaven voor een opleiding of studie waarvoor de belastingplichtige aanspraak heeft op studiefinanciering volgens de Wet studiefinanciering 2000, komen voor een studerende in het beroepsonderwijs voor elke maand dat in het kalenderjaar aanspraak op studiefinanciering bestaat, in aanmerking tot een bedrag van € 47 vermeerderd met het bedrag aan de tegemoetkoming in de kosten van het lesgeld, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, onderdeel b, van die wet, indien deze scholingsuitgaven niet meer bedragen dan het tweevoud van de som van deze bedragen. In het geval waarin deze scholingsuitgaven meer bedragen dan het tweevoud van de in de eerste volzin bedoelde som, wordt een bedrag ter grootte van die som niet in aanmerking genomen als scholingsuitgaven.

2. Scholingsuitgaven voor een opleiding of studie waarvoor de belastingplichtige aanspraak heeft op studiefinanciering volgens de Wet studiefinanciering 2000, komen voor een studerende in het hoger onderwijs voor elke maand dat in het kalenderjaar aanspraak op studiefinanciering bestaat, in aanmerking tot een bedrag van € 54 vermeerderd met 1/12 gedeelte van het bedrag aan collegegeld, bedoeld in artikel 7.43 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, indien deze scholingsuitgaven niet meer bedragen dan het tweevoud van de som van deze bedragen. In het geval waarin deze scholingsuitgaven meer bedragen dan het tweevoud van de in de eerste volzin bedoelde som, wordt een bedrag ter grootte van die som niet in aanmerking genomen als scholingsuitgaven.

B

In artikel 6.30, tweede lid, wordt «artikel 6.29, eerste lid, op grond van artikel 6.29, derde lid,» vervangen door: artikel 6.29, eerste of tweede lid, op grond van artikel 6.29, vierde lid.

C

In artikel 10.1, eerste volzin, wordt «6.24, 6.36» vervangen door: 6.24, 6.29, 6.36.

Toelichting

Deze nota van wijziging omvat een aantal wijzigingen die verband houden met het opnemen in dit wetsvoorstel van de invoering van het collegegeldkrediet per 1 september 2007.

In de procedurevergadering van 15 maart 2007 van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is voorgesteld om het collegegeldkrediet alsnog per 1 september 2007 in te voeren door middel van een nota van wijziging op dit wetsvoorstel. De leden van de vaste commissie hebben aandacht gevraagd voor een zorgvuldige uitvoering. De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft mij verzocht deze nota van wijziging in te dienen, voor zover dit in de uitvoering een verantwoorde stap is. Met deze nota van wijziging kom ik aan dit verzoek tegemoet.

Over de zorgvuldigheid in de uitvoering kan ik het volgende zeggen. De invoering van het collegegeldkrediet dient ingebouwd te worden in de geautomatiseerde systemen van de Informatie Beheer Groep (IB-Groep). Voor een goed functioneren van het gehele systeem per 1 september 2007, dienen de systeemwijzigingen uitgebreid getest te worden. Uiteraard dient daar tijdig mee begonnen te worden. De IB-Groep heeft mij laten weten dat een verantwoorde invoering van het collegegeldkrediet per 1 september 2007 mogelijk is. Dit betekent in principe dat het collegegeldkrediet per 1 september 2007 deel uitmaakt van het geautomatiseerde systeem van de IB-Groep. Indien op enig moment besloten zou worden dat het collegegeldkrediet niet per 1 september 2007 dient te worden ingevoerd, dan zijn aanvullende maatregelen, zoals extra voorlichting, noodzakelijk om dit te bewerkstelligen. Te allen tijde is de IB-Groep evenwel in staat om te voorkomen dat teveel of te weinig studiefinanciering aan studenten wordt uitbetaald.

Tevens merk ik op dat de voorbereidingen en de uiteindelijke uitvoering van meeneembare studiefinanciering geen hinder ondervinden van de invoering van het collegegeldkrediet per 1 september 2007.

Omdat ik eveneens van mening ben dat invoering van het collegegeldkrediet per 1 september 2007 een goede zaak is, heb ik, gelet op het verzoek van de leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van15 maart 2007, de IB-Groep opdracht gegeven het collegegeldkrediet in te bouwen in haar systemen. Voor de volledigheid merk ik op dat het terugbetalingssysteem voor studieleningen bij de IB-Groep niet verandert en de hoogte van de rente niet wijzigt door de invoering van het collegegeldkrediet.

Tot slot wijs ik erop dat de invoering van het collegegeldkrediet gevolgen heeft voor de tegemoetkoming in de kosten van de toegang tot het hoger onderwijs, die studenten uit andere EER-landen en Zwitserland in Nederland ontvangen, de zogeheten Raulinvergoeding. Ook studenten uit die landen, die vanaf 1 september 2007 in Nederland gaan studeren, kunnen aanspraak maken op het collegegeldkrediet. De Raulinvergoeding komt daarmee voor hen te vervallen. Overigens behouden buitenlandse studenten die voor 1 september 2007 de Raulinvergoeding ontvingen, de Raulinvergoeding ook na 1 september 2007. In verband met de vervanging van de Raulinvergoeding door het collegegeldkrediet is met de instellingen een arrangement overeengekomen. Instellingen krijgen vanaf het begrotingsjaar 2007 een budget waarmee zij maatregelen kunnen nemen om buitenlandse studenten voldoende in Nederland te blijven interesseren (Kamerstukken II, 2006–2007, 30 387, nr. 84); hiervoor zal het Bekostigingsbesluit WHW (moeten) worden aangepast. De universiteiten en hogescholen worden na het indienen van deze nota van wijziging geïnformeerd over het vervallen van de Raulinvergoeding opdat zij daarmee rekening kunnen houden in de voorlichting aan aankomende studenten en maatregelen in de voorbereiding kunnen nemen om buitenlandse studenten voldoende in Nederland te blijven interesseren.

Bij de indiening van dit wetsvoorstel, (Kamerstukken II, 2006–2007, 30 933, nr. 2), maakte het collegegeldkrediet onderdeel uit van dit wetsvoorstel. Met deze nota van wijziging keren de bepalingen die betrekking hebben op de invoering van het collegegeldkrediet in het wetsvoorstel terug. Voor de toelichting op de invoering van het collegegeldkrediet verwijs ik derhalve naar de memorie van toelichting op dit wetsvoorstel (Kamerstukken II, 2006–2007, 30 933, nr. 3). Van het algemeen deel van de toelichting hebben de paragrafen 2.2, 2.3, 2.5.1 en 2.8.1 betrekking op het collegegeldkrediet. Het artikelsgewijze deel is eveneens één op één bruikbaar. Het betreft de toelichting op artikel I, onderdelen A, G tot en met K, M, O, T en Y, artikel III, artikel VII en artikel VIII.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R. H. A. Plasterk

Naar boven