30 920
Wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2004/35/EG (milieuaansprakelijkheid)

nr. 19
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 mei 2008

Op 22 april jl. heeft de Eerste Kamer der Staten-Generaal het (gewijzigd) voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2004/35/EG (milieu-aansprakelijkheid) zonder stemming aangenomen. Dit voorstel van wet bevat een bij amendement van het lid van uw Kamer, de heer Samsom, opgenomen delegatiegrondslag.1 Deze delegatiegrondslag maakt het mogelijk om bij algemene maatregel van bestuur andere activiteiten aan te wijzen, dan de activiteiten genoemd in bijlage III bij de genoemde richtlijn.

Deze ruim geformuleerde delegatiegrondslag stuitte op bezwaren bij een meerderheid in de Eerste Kamer. De Eerste Kamer achtte deze grondslag in strijd met de motie Jurgens: de delegatiegrondslag zou een carte blanche verschaffen tot uitbreiding van het toepassingsbereik van het wetsvoorstel. Ook achtte de Eerste Kamer deze delegatiegrondslag in strijd met het door de Staten-Generaal onderschreven regeringsbeleid om bij implementatie van EG-richtlijnen in beginsel geen nationale koppen in de implementatieregelgeving op te nemen. Voor de (schriftelijke en mondelinge) discussie omtrent deze bezwaren verwijs ik u kortheidshalve naar de Kamerstukken en Handelingen.2

Gelet op de ernstige bezwaren bij een meerderheid van de Eerste Kamer tegen het bij amendement gewijzigd voorstel van wet, alsmede gelet op de reeds lopende procedure tot ingebrekestelling door de Europese Commissie, achtte ik het noodzakelijk om aan de bezwaren van de Eerste Kamer tegemoet te komen, op een manier die recht zou doen aan de gedachten achter het amendement Samsom. Uiteindelijk heeft de Eerste Kamer met het wetsvoorstel kunnen instemmen (waarbij de fractie van de VVD heeft laten aantekenen tegen te zijn), nadat ik een aantal toezeggingen had gedaan met betrekking tot de uitvoering van het amendement Samsom. De gedane toezeggingen zijn de volgende:

1. eerst vindt onderzoek plaats naar activiteiten, die milieuschade als bedoeld in de richtlijn milieuaansprakelijkheid (dus milieuschade, die de in deze richtlijn genoemde drempels overschrijdt), kunnen veroorzaken; dit onderzoek vindt overigens mede plaats ter uitvoering van de motie Spies;1

2. de uitkomsten van dit onderzoek, met daarbij mijn bevindingen, zal ik aan beide Kamers der Staten-Generaal doen toekomen;

3. nadat met de beide Kamers van gedachten is gewisseld omtrent die uitkomsten en mijn bevindingen, zal ik – rekeninghoudend met de uitkomsten van die gedachtenwisseling – een voorstel van wet opstellen en in procedure brengen om een aantal activiteiten aan te wijzen, waarop titel 17.2 van de Wet milieubeheer van toepassing wordt verklaard. Bij dit voorstel van wet zal tevens de delegatiegrondslag uit artikel 17.7 van de Wet milieubeheer worden geschrapt, aangezien door het voorstel van wet zelf inhoudelijk uitvoering wordt gegeven aan het amendement. Er bestaat alsdan geen behoefte meer aan een algemene maatregel van bestuur.

Met deze toezeggingen meen ik tegemoet te zijn gekomen aan zowel de formele bezwaren die omtrent het amendement leefden bij een meerderheid van de Eerste Kamer, als de wens van een meerderheid van de Tweede Kamer om – als daarvoor goede gronden zijn – inhoudelijk uitvoering te geven aan ditzelfde amendement.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer


XNoot
1

Kamerstukken II 2006–2007, 30 920, nr. 17.

XNoot
2

Kamerstukken I 2007–2008, 30 920, A–F.

XNoot
1

Kamerstukken II 2006–2007, 30 920, nr. 15.

Naar boven