30 913 Wijziging van de Loodsenwet en enige andere wetten in verband met de invoering van markttoezicht op het aanbod van dienstverlening door registerloodsen en een herziening van de loodsgeldtariefstructuur (Wet markttoezicht registerloodsen)

G VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 24 juni 2010

De leden van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat1 hebben met belangstelling kennisgenomen van de uitkomsten van het Algemeen overleg dat de minister van Verkeer en Waterstaat op 21 april 2010 heeft gevoerd met de commissie voor Verkeer en Waterstaat in de Tweede Kamer. Tijdens dit overleg werd onder meer de brief van de minister over de resultaten van de tussentijdse evaluatie van de Wet markttoezicht registerloodsen, die ook naar de Eerste Kamer is gezonden (30 913, F), besproken.

Naar aanleiding daarvan heeft de commissie aan de minister op 18 mei 2010 een brief gestuurd.

De minister heeft op 23 juni 2010 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat,

Ida Petter

BRIEF AAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Den Haag, 18 mei 2010

De leden van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat hebben met belangstelling kennisgenomen van de uitkomsten van het Algemeen overleg dat u op 21 april 2010 heeft gevoerd met de commissie voor Verkeer en Waterstaat in de Tweede Kamer. Tijdens dit overleg werd onder meer uw brief over de resultaten van de tussentijdse evaluatie van de Wet markttoezicht registerloodsen, die ook naar de Eerste Kamer is gezonden (30 913, F), besproken. Deze evaluatie was een uitvloeisel van de motie Hendrikx in de Eerste Kamer (30 913, E). U heeft tijdens het Algemeen overleg met de Tweede Kamer gesteld dat u het vergezicht van marktwerking niet meer reëel acht en dat het handhaven van de huidige situatie het beste alternatief is. Wel bracht u naar voren dat u, alvorens de afspraken definitief vast te leggen over hoe de huidige situatie structureel vormgegeven gaat worden, in overleg wenst te gaan met de sector over het optimaliseren van innovatie en differentiatie in de dienstverlening, het naar een hoger niveau brengen van loodsplichtflexibilisering, het drukken van de administratieve lasten en het in een nieuw jasje gieten van het proces van tariefvaststelling. U heeft toegezegd dat een wetswijziging te verwachten is in 2011.

De leden van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat zijn verheugd dat er nu meer duidelijkheid lijkt te komen voor het loodswezen met betrekking tot de toekomst. Het is van belang dat de partijen die actief zijn in het loodswezen weten waar zij aan toe zijn, opdat zij het vertrouwen en de mogelijkheden hebben om te kunnen investeren in de sector. Het is daarom ook dat de leden van de commissie u verzoeken om op zo kort mogelijke termijn het overleg met de sector aan te gaan en de geplande wetswijziging voor te leggen aan de Staten-Generaal, om de sector op deze wijze zo snel mogelijk de gewenste duidelijkheid te verschaffen. Kunt u de leden van de commissie informeren over het tijdpad en de procedure voor deze wetswijziging en aangeven of u mogelijkheden ziet tot versnelling?

De leden van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat zien uw beantwoording met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat,

A. G. Schouw

BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 juni 2010

Naar aanleiding van het algemeen overleg met de Tweede Kamer op 21 april 2010 over de tussentijdse evaluatie van de Wet markttoezicht registerloodsen en van het verzoek van uw vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat om nadere informatie, bericht ik u als volgt.

Ik heb in het AO aangegeven de marktwerking voor het functioneren van het loodswezen geen reële optie meer te vinden en de huidige situatie ter zake te willen bestendigen. Aangezien de huidige situatie wettelijk is verankerd en pas bij invoering van marktwerking wetswijziging aan de orde zou zijn gekomen, is daarvoor wetswijziging niet noodzakelijk. Echter vanuit een bredere invalshoek zijn wetswijzigingen wel vereist.

Het besluit om af te zien van de invoering van marktwerking in de loodsdienstverlening heb ik geformuleerd in voorwaardelijke zin. De vier voorwaarden zijn gericht op het optimaliseren van de huidige situatie. De eerste voorwaarde betreft de gewenste verdere flexibilisering van de loodsplicht. Thans wordt overleg gevoerd tussen de rijkshavenmeesters en het loodswezen over de mogelijkheden daartoe. Dit overleg verloopt voorspoedig en naar verwachting nog dit jaar zullen partijen een gezamenlijk advies uitbrengen. Naar verwachting zal dit leiden tot wijziging van het Loodsplichtbesluit 1995.

De tweede voorwaarde betreft het bevorderen van innovatie en differentiatie in de loodsdienstverlening. Hierover vindt eveneens overleg plaats tussen de rijkshavenmeesters en het loodswezen en ik verwacht voor het eind van het jaar een advies. Naar verwachting zal dit leiden tot wijziging van de Scheepvaartverkeerswet.

De derde en vierde voorwaarden zijn respectievelijk het verbeteren van het proces van tariefvaststelling voor loodsdiensten en het terugbrengen van de administratieve lasten. Overleg hierover zal plaats vinden met het loodswezen, de Nederlandse Mededingsautoriteit en mijn ministerie. Mogelijk zal dit leiden tot wijziging van de Loodsenwet.

Daarnaast heb ik de Nationale Havenraad gevraagd mij te adviseren over een andere wijze van omgang met het vraagstuk van de afbouw van de kruisfinanciering. Dit advies gaat ook in op andere hiermee verbonden onderwerpen genoemd tijdens het AO, zoals een uniforme loodsgeldtariefstructuur en het eventueel instellen van een bufferfonds. Naar verwachting zal het advies leiden tot aanpassing van de Loodsenwet. In ieder geval zal de Regeling markttoezicht registerloodsen dit najaar worden gewijzigd om effect te geven aan mijn toezegging de afbouw van de kruisfinanciering voor 2011 te bevriezen.

Ten slotte heb ik in het AO toegezegd de situatie van de wadvaarders en de loodsplichtbreedtegrens van 13 meter op de Eems op korte termijn nader te bezien. Bij brief van 11 juni aan de Tweede Kamer heb ik mijn voornemen op dit punt uiteengezet. Uit informeel overleg met de rijkshavenmeester Noord-Nederland en met de Duitse autoriteiten blijkt dat het schrappen van de 13-meterbreedtegrens niet op bezwaren hoeft te stuiten. Een wijziging van het Loodsplichtbesluit is noodzakelijk om deze maatregel te effectueren.

Ter uitvoering van het voorgaande is, zo concludeer ik, een samenhangend pakket van wettelijke maatregelen nodig. Vooropgesteld dat het noodzakelijke overleg met de betrokken partijen voortvarend verloopt, streef ik ernaar een wetsvoorstel voor te bereiden dat in 2011 aan het parlement kan worden aangeboden. Mede in het licht van uw verzoek zeg ik toe de voortgang van dit proces (te weten overleg en wetsvoorbereiding) goed te zullen bewaken.

De minister van Verkeer en Waterstaat,

C. M. P. S. Eurlings


XNoot
1

Samenstelling:

Schuurman (CU), Van den Berg (SGP), Dupuis (VVD), Linthorst (PvdA), Meindertsma (PvdA), Eigeman (PvdA), Slagter-Roukema (SP), Staal (D66), voorzitter, Thissen (GL), Hendrikx (CDA), Janse de Jonge (CDA), De Vries-Leggedoor (CDA), Asscher (VVD), Hofstra (VVD), Huijbregts-Schiedon (VVD), Haubrich-Gooskens (PvdA), Slager (SP), Smaling (SP), Vliegenthart (SP) vicevoorzitter, De Boer (CU), Laurier (GL), Koffeman (PvdD), Yildirim (Fractie-Yildirim), Benedictus (CDA) en Tiesinga (CDA).

Naar boven