Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | 30913 nr. 2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | 30913 nr. 2 |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met de invoering van markttoezicht op het aanbod van dienstverlening door registerloodsen en een herziening van de loodsgeldtariefstructuur noodzakelijk is de Loodsenwet en enige andere wetten te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Loodsenwet wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder verlettering van de onderdelen d tot en met g in e tot en met h wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
d. algemene raad: de algemene raad van de Nederlandse loodsencorporatie;
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een puntkomma, worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:
i. Nederlandse Mededingingsautoriteit: Nederlandse Mededingingsautoriteit, genoemd in artikel 2, eerste lid, van de Mededingingswet;
j. raad van bestuur: raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit;
k. arbeidsvergoeding: arbeidsvergoeding voor registerloodsen, bestaande uit de uurtarieven voor de directe loodsuren, vermeerderd met een opslag voor de indirecte uren, bestaande uit indirecte taken, reisuren, wachturen en beschikbaarheidsuren, gedifferentieerd naar scheepsklassen.
In de artikelen 9, derde lid, en 13, derde lid, wordt «, volgens een bij ministeriële regeling vast te stellen tarief» telkens vervangen door: , volgens een bij besluit van de raad van bestuur overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens hoofdstuk VIA vast te stellen tarief.
Artikel 15, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, komt te luiden:
1°. de verplichting van de registerloods zijn diensten tijdig en op non-discriminatoire wijze aan te bieden en te verlenen aan schepen als bedoeld in artikel 4, tweede lid; en.
Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «, het geven van afschriften uit het register en de tarieven daarvoor.» vervangen door: en het geven van afschriften uit het register.
2. Onder vernummering van het derde tot en met vijfde lid tot vierde tot en met zesde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. De tarieven voor de kosten van het verstrekken van afschriften uit het register worden vastgesteld bij besluit van de raad van bestuur, overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens hoofdstuk VIA.
In artikel 26, tweede lid, onder a, wordt «een waarborg» vervangen door: een waarborg en een fonds of andere voorziening waarin stortingen worden gedaan.
Na hoofdstuk VI wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
HOOFDSTUK VIA TARIEVEN EN MARKTTOEZICHT
De loodsgeldtarieven en de tarieven voor het verrichten van andere diensten die bij of krachtens de wet bij uitsluiting aan registerloodsen zijn opgedragen, onderscheidenlijk de vergoedingen voor de taken die bij of krachtens de wet aan de algemene raad of een regionale loodsencorporatie zijn opgedragen, worden vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk.
§ 2. Systeem van kostentoerekening
1. De ledenvergadering van de corporatie stelt in het belang van een op de kosten gebaseerde tariefstelling een toerekeningssysteem vast voor de kosten van de diensten en taken, bedoeld in artikel 27a, en de verplichtingen, bedoeld in artikel 26, tweede lid, onder a.
2. Het toerekeningssysteem bevat een omschrijving van:
a. de wijze waarop de kosten van de diensten en taken, bedoeld in artikel 27a, in de tarieven worden doorberekend, en,
b. de wijze waarop en de frequentie waarmee reserveringen ten behoeve van de financiering van de verplichtingen, bedoeld in artikel 26, tweede lid, onder a, worden gedaan.
3. Het toerekeningssysteem wordt opgesteld met inachtneming van het bepaalde bij en krachtens artikel 15ba, derde lid, van de Scheepvaartverkeerswet.
4. Het toerekeningssysteem behoeft de instemming van de raad van bestuur. Afdeling 10.2.1 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing op de instemming.
5. Voorafgaand aan de vaststelling van het toerekeningssysteem stelt de algemene raad vertegenwoordigers van bij ministeriële regeling aan te wijzen openbare lichamen, betrokken bij het bestuur van een of meer zeehavens en representatieve organisaties van ondernemers in het scheepvaart- en havenbedrijf in staat hun zienswijze over een ontwerp voor een toerekeningssysteem naar voren te brengen. De ledenvergadering stelt de raad van bestuur in kennis van de door hem ontvangen zienswijze. De ledenvergadering motiveert zijn overwegingen omtrent de ingebrachte zienswijzen.
6. De raad van bestuur kan de ledenvergadering opdragen een vastgesteld toerekeningssysteem te wijzigen. De ledenvergadering is verplicht aan een opdracht gevolg te geven. Het derde, vierde en vijfde lid zijn van toepassing.
7. Onverminderd het zesde lid, wordt het toerekeningssysteem uiterlijk vijf jaar na de datum van inwerkingtreding herzien.
§ 3. Voorstel tot vaststelling tarieven
1. De algemene raad doet de raad van bestuur een voorstel voor de tarieven en vergoedingen voor de diensten en taken, bedoeld in artikel 27a.
2. Een voorstel als bedoeld in het eerste lid wordt opgesteld met inachtneming van het uitgangspunt dat elk afzonderlijk tarief redelijk en non-discriminatoir is.
3. Een voorstel als bedoeld in het eerste lid met betrekking tot de loodsgeldtarieven wordt opgesteld met inachtneming van de volgende uitgangspunten:
a. de loodsgeldtarieven zijn voor het geheel kostengeoriënteerd, en,
b. bij een voorstel voor gedifferentieerde aanpassing van de tarieven per zeehavengebied wordt een bijdrage geleverd aan een meer kostengeoriënteerd tarief per individueel schip.
4. Voorafgaand aan de indiening van een voorstel als bedoeld in het eerste lid met betrekking tot de loodsgeldtarieven vraagt de algemene raad een zienswijze aan een bij ministeriële regeling te bepalen aantal regionale overlegcommissies, bestaande uit het bestuur van de desbetreffende regionale loodsencorporatie, vertegenwoordigers van openbare lichamen, betrokken bij het bestuur van een of meer zeehavens en representatieve organisaties van ondernemers in het scheepvaart- en havenbedrijf. De ontvangen zienswijzen worden bij het voorstel gevoegd. De algemene raad motiveert in het voorstel zijn overwegingen omtrent de ingebrachte zienswijzen.
5. Een voorstel met betrekking tot de loodsgeldtarieven wordt jaarlijks ingediend, is mede gebaseerd op de financiële verantwoording van het aan de indiening voorafgaande kalenderjaar en heeft betrekking op het volgende kalenderjaar.
6. Een voorstel met betrekking tot de loodsgeldtarieven bevat ten minste:
a. een raming van alle in het desbetreffende kalenderjaar te leveren loodsverrichtingen per tarief en het voorgenomen kwaliteitsniveau;
b. een raming van de met de loodsverrichtingen, bedoeld onder a, te behalen omzet, die mede is gebaseerd op de daadwerkelijk gerealiseerde omzet in het kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar waarin het voorstel wordt gedaan;
c. een raming van de arbeidsvergoeding die is gebaseerd op de daadwerkelijk ontvangen vergoeding in het kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar waarin het voorstel wordt gedaan;
d. een raming van de wijzigingen in de kosten van de materiële vaste activa, de geraamde investeringen en het geraamde rendement;
e. een raming van de overige omzet en kosten, die mede is gebaseerd op de daadwerkelijk gerealiseerde omzet en kosten in het kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar waarin het voorstel wordt gedaan;
f. een raming van de kosten, de stortingen en het rendement van de gestorte bedragen, gemoeid met de verplichtingen, bedoeld in artikel 26, tweede lid, onder a, voor het desbetreffende kalenderjaar;
g. een raming van de voor het desbetreffende kalenderjaar voorziene algemene besparing op de kosten;
h. de voor het desbetreffende kalenderjaar voorziene correctie in verband met bestaande onregelmatigheden in de mate van kostendekkendheid van de tarieven voor de verschillende zeehavengebieden;
i. een verrekening van het verschil tussen de geraamde en de daadwerkelijk uitgevoerde wijzigingen in de materiële activa en investeringen in het kalenderjaar voorafgaande aan het jaar waarin het voorstel wordt gedaan;
j. een onderbouwing van de ramingen, bedoeld onder a tot en met g.
7. Een voorstel als bedoeld in het eerste lid met betrekking tot andere tarieven dan de loodsgeldtarieven is voor elk afzonderlijk tarief kostengeoriënteerd. Een voorstel bevat een onderbouwde raming van de kosten en omzet voor elke afzonderlijke dienst of taak.
§ 4. Enige bij de vaststelling van de tarieven in aanmerking te nemen bijzondere factoren
1. Bij algemene maatregel van bestuur worden in het belang van de vaststelling van kostengeoriënteerde loodsgeldtarieven zeehavengebieden aangewezen, worden nadere regels gesteld met betrekking tot de redelijkheid, bedoeld in artikel 27c, tweede lid, de kostenoriëntatie, bedoeld in artikel 27c, derde lid, onder a, en kunnen overige maatstaven voor de structuur van deze tarieven worden geregeld.
2. Bij algemene maatregel van bestuur wordt een jaarlijkse indexering van de uurtarieven van de arbeidsvergoeding vastgesteld.
3. Bij ministeriële regeling wordt een bij de vaststelling van de loodsgeldtarieven in acht te nemen correctiefactor vastgesteld in verband met bestaande onevenwichtigheden in de mate van kostendekkendheid van de loodsgeldtarieven in de verschillende zeehavengebieden.
4. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de samenstelling van de regionale overlegcommissies, bedoeld in artikel 27c, vierde lid.
1. De raad van bestuur stelt bij besluit een schema vast voor de stortingen ten behoeve van de financiering van de verplichtingen, bedoeld in artikel 26, tweede lid, onder a.
2. De raad van bestuur kan bij besluit een bij de vaststelling van de loodsgeldtarieven in acht te nemen correctiefactor vaststellen in verband met de evenwichtige wijze van financiering van de verplichtingen, bedoeld in artikel 26, tweede lid, onder a. Voorafgaand aan het nemen van het besluit wint de raad van bestuur het advies in van een actuaris.
3. Besluiten als bedoeld in het eerste en tweede lid worden bekendgemaakt door plaatsing in de Staatscourant.
§ 5. Vaststelling van de tarieven en voorwaarden
1. De raad van bestuur stelt voor elk kalenderjaar bij besluit de loodsgeldtarieven vast.
2. De raad van bestuur stelt bij besluit de tarieven en vergoedingen voor de overige diensten en taken, bedoeld in artikel 27a, vast.
3. De loodsgeldtarieven en de andere tarieven en vergoedingen kunnen per zeehavengebied en per verrichting verschillen.
4. Besluiten als bedoeld in het eerste en tweede lid worden bekendgemaakt door plaatsing in de Staatscourant.
1. De raad van bestuur stelt een besluit als bedoeld in artikel 27f, eerste en tweede lid, vast in afwijking van het desbetreffende voorstel, indien het voorstel naar het oordeel van de raad van bestuur:
a. niet voldoet aan de bij of krachtens de artikelen 27c tot en met 27e gestelde eisen;
b. in onvoldoende mate bijdraagt aan het bereiken van de meest efficiënte werkwijze van registerloodsen en de productiviteit en kwaliteit van de loodsdienstverlening, of,
c. niet is gebaseerd op een redelijk rendement op investeringen.
2. De raad van bestuur kan, ambtshalve of op verzoek van de algemene raad, bij de vaststelling van de tarieven en vergoedingen correcties aanbrengen in verband met bijzondere omstandigheden.
1. De raad van bestuur kan, onverminderd het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2, derde lid, 4, eerste lid, 15, eerste lid, 19, tweede lid, 20, tweede lid, 24, eerste lid, onder d, en 26, eerste lid, van deze wet en artikel 12 van de Scheepvaartverkeerswet, voorwaarden vaststellen waaronder registerloodsen de diensten verlenen die zij bij of krachtens de wet bij uitsluiting verrichten.
2. De voorwaarden hebben slechts betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening en zijn non-discriminatoir.
3. Voorafgaand aan de vaststelling van deze voorwaarden nodigt de raad van bestuur de algemene raad uit hem een voorstel daarvoor te doen. Artikel 27c, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
1. De registerloods en de krachtens de artikelen 15a, tweede lid, en 15b, eerste lid, van de Scheepvaartverkeerswet aangewezen organisaties zijn verplicht de overeenkomstig artikel 27f en 27g vastgestelde tarieven te hanteren.
2. De registerloods en de samenwerkingsverbanden van registerloodsen die ter uitvoering van het bepaalde krachtens artikel 15, eerste lid, onder b, zijn of worden opgericht zijn verplicht de overeenkomstig artikel 27h vastgestelde voorwaarden te hanteren.
§ 6. Financiële verantwoording en vergelijkend onderzoek
1. De algemene raad stelt jaarlijks voor 1 mei een financiële verantwoording op over het voorafgaande kalenderjaar die bestaat uit:
a. een exploitatierekening van de diensten en taken, bedoeld in artikel 27a, met inbegrip van een verantwoording van de omzet;
b. een overzicht van de aan de exploitatie van die diensten en taken toegerekende materiële vaste activa;
c. een verantwoording van de gehanteerde afschrijvingsmethoden en afschrijvingstermijnen;
d. een verantwoording van de uitgaven, bedoeld in artikel 26, tweede lid, onder a;
e. een verantwoording van de stortingen die zijn gedaan ten behoeve van toekomstige uitgaven, bedoeld in artikel 26, tweede lid, onder a;
f. een verantwoording van de algemene besparing, bedoeld in artikel 27c, zesde lid, onder g;
g. een toelichting op de stukken, bedoeld onder a tot en met f;
h. een verklaring van een onafhankelijke accountant als bedoeld in artikel 393 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
2. De algemene raad draagt jaarlijks voor 1 mei zorg voor een verantwoording over het gerealiseerde kwaliteitsniveau van de diensten en taken, bedoeld in artikel 27a, over het voorafgaande kalenderjaar. Voorafgaand aan de vaststelling van de verantwoording vraagt de algemene raad een zienswijze van de bij ministeriële regeling aan te wijzen openbare lichamen, betrokken bij het bestuur van een of meer zeehavens, bestuursorganen belast met het nautisch beheer van een of meer zeehavens en representatieve organisaties van ondernemers in het scheepvaart- en havenbedrijf. De ontvangen zienswijzen worden bij de verantwoording gevoegd. De algemene raad motiveert in de verantwoording zijn overwegingen omtrent de ingebrachte zienswijzen.
3. De algemene raad zendt de verantwoordingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, vergezeld van de ontvangen zienswijzen, gelijktijdig aan de raad van bestuur.
1. De algemene raad voert in het belang van de bevordering van de meest efficiënte werkwijze van registerloodsen en de heffing van redelijke, non-discriminatoire en kostengeoriënteerde tarieven eens per twee jaar een vergelijkend onderzoek uit naar de hoogte van de loodsgeldtarieven, de methode van kostentoerekening, het gerealiseerde kwaliteitsniveau en de productiviteitsontwikkeling.
2. Het vergelijkend onderzoek heeft in elk geval betrekking op de loodsgeldtarieven die geheven worden in Nederland, Vlaanderen en de Bondsrepubliek Duitsland. De raad van bestuur kan andere landen of havengebieden aanwijzen die in het onderzoek moeten worden betrokken.
3. Het onderzoeksverslag bevat een toelichting op de geconstateerde verschillen.
4. Het onderzoeksverslag wordt aan de raad van bestuur gezonden.
1. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent:
a. de inrichting en de mate van detaillering van het toerekeningssysteem, bedoeld in artikel 27b;
b. de termijn waarbinnen een vastgesteld toerekeningssysteem ter verkrijging van instemming aan de raad van bestuur wordt gezonden;
c. het tijdstip waarop de voorstellen, bedoeld in de artikelen 27c en 27h moeten zijn gedaan, en daarbij over te leggen stukken;
d. de termijn waarbinnen de vaststelling van de tarieven plaatsvindt;
e. de inrichting en de mate van detaillering van de verantwoordingen, bedoeld in artikel 27j.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de inrichting en mate van detaillering van het vergelijkend onderzoek, bedoeld in artikel 27k.
3. Bij de maatregel, bedoeld in het eerste lid, kunnen taken en bevoegdheden aan de raad van bestuur worden opgedragen.
Na hoofdstuk VII worden twee hoofdstukken ingevoegd, luidende:
HOOFDSTUK VIIA TOEZICHT OP DE NALEVING
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet, met uitzondering van hoofdstuk VIA, zijn belast de ambtenaren aangewezen bij het besluit, bedoeld in artikel 49, eerste lid, alsmede de bij besluit van Onze Minister aangewezen andere ambtenaren.
2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
3. De toezichthouders beschikken niet over de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.
§ 2. De Nederlandse Mededingingsautoriteit
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk VIA zijn belast de bij besluit van de raad van bestuur aangewezen ambtenaren.
2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
3. De toezichthouders beschikken niet over de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.
1. De raad van bestuur is bevoegd van de organen, genoemd in de artikelen 6, tweede lid, en 10, vijfde lid, van de samenwerkingsverbanden van registerloodsen die ter uitvoering van het bepaalde krachtens artikel 15, eerste lid, onder b, zijn of worden opgericht, van de krachtens de artikelen 15a, tweede lid, en 15b, eerste lid, van de Scheepvaartverkeerswet aangewezen organisaties en van de rechtspersoon, onderscheidenlijk rechtspersonen, die zijn belast met de feitelijke uitvoering van de verplichtingen, bedoeld in artikel 26, tweede lid, onder a, alle inlichtingen en gegevens te verlangen, die hij voor de uitoefening van zijn taak redelijkerwijs nodig acht.
2. De organen, samenwerkingsverbanden van registerloodsen en de organisaties en rechtspersonen, bedoeld in het eerste lid, verlenen binnen de door de raad van bestuur gestelde termijn alle medewerking die hij redelijkerwijs kan verlangen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden op grond van deze wet.
De raad van bestuur brengt jaarlijks voor 1 juli aan Onze Minister verslag uit over de uitoefening van de hem bij of krachtens deze wet opgelegde taken en bevoegdheden in het voorafgaande kalenderjaar. Het verslag wordt toegezonden aan Onze Minister en wordt algemeen verkrijgbaar gesteld.
1. Onze Minister kan beleidsregels vaststellen met betrekking tot de uitoefening van de in deze wet aan de raad van bestuur toegekende bevoegdheden.
2. De bekendmaking van de beleidsregels, bedoeld in het eerste lid, geschiedt door plaatsing in de Staatscourant.
3. Indien de beleidsregels, bedoeld in het eerste lid, betrekking hebben op de interpretatie van de mededingingsbegrippen stelt Onze Minister die beleidsregels vast in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken.
4. Onze Minister en de raad van bestuur verstrekken elkaar de nodige inlichtingen en gegevens die zij behoeven in verband met de uitvoering van deze wet.
§ 1. Overtredingen markttoezicht
1. In geval van overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 27c, 27i, 27j, 27k en 27l, eerste lid, en 45c, tweede lid, kan de raad van bestuur de natuurlijke persoon of de rechtspersoon aan wie de overtreding kan worden toegerekend:
a. een bestuurlijke boete opleggen;
b. een last onder dwangsom opleggen.
2. De in het eerste lid, onder a, bedoelde boete bedraagt ten hoogste € 450 000,=, of, indien dit meer is, 10% van de gezamenlijke omzet van de organisaties, aangewezen krachtens de artikelen 15a, tweede lid, en 15b, eerste lid, van de Scheepvaartverkeerswet, in het boekjaar voorafgaande aan de beschikking. De boete komt ten bate van de staat.
3. Bij toepassing van de bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid zijn de artikelen 56, tweede tot en met vierde lid, en 57, tweede en derde lid, en 58 tot en met 68 van de Mededingingswet van overeenkomstige toepassing.
4. Indien een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom wordt opgelegd aan de corporatie is deze bevoegd de verbeurde boete of dwangsom te voldoen ten laste van het geïnde loodsgeld.
5. Indien een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom wordt opgelegd aan een regionale loodsencorporatie of een samenwerkingsverband van registerloodsen, opgericht ter uitvoering van artikel 15, eerste lid, onder b, zijn deze natuurlijke en rechtspersonen bevoegd de verbeurde boete of dwangsom te voldoen ten laste van het gedeelte van het geïnde loodsgeld waarop de desbetreffende regionale loodsencorporatie, onderscheidenlijk het desbetreffende samenwerkingsverband, recht heeft ingevolgde de bij en krachtens artikel 26 en de krachtens de artikelen 15a, tweede lid, en 15b, derde lid, van de Scheepvaartverkeerswet gestelde regels en voorschriften.
6. Een voldoening als bedoeld in het vierde en vijfde lid heeft voorrang boven de bij en krachtens artikel 26 en de krachtens de artikelen 15a, tweede lid, en 15b, derde lid, van de Scheepvaartverkeerswet gestelde regels en voorschriften.
§ 2. Overtredingen medewerkingsplicht
1. De raad van bestuur kan aan degene die jegens een krachtens artikel 45a, tweede lid, onderscheidenlijk 45b, eerste lid, aangewezen ambtenaar handelt in strijd met artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht, een bestuurlijke boete opleggen.
2. Ingeval de overtreding, bedoeld in het eerste lid, een weigering inhoudt medewerking te verlenen aan de toepassing van artikel 5:17, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan de raad van bestuur een last onder dwangsom opleggen om inzage te verlenen in de in die last aangegeven zakelijke gegevens en bescheiden.
3. De in het eerste lid bedoelde boete bedraagt ten hoogste € 450 000,=, of, indien dit meer is, 1% van de gezamenlijke omzet van de organisaties, aangewezen krachtens de artikelen 15a, tweede lid, en 15b, eerste lid, van de Scheepvaartverkeerswet, in het boekjaar voorafgaande aan de beschikking. De boete komt ten bate van de staat.
4. Bij toepassing van de bevoegdheden, bedoeld in het eerste en tweede lid, zijn de artikelen 57, tweede en derde lid, 69, tweede en derde lid, en 77 tot en met 82 van de Mededingingswet van overeenkomstige toepassing.
5. Indien een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom wordt opgelegd aan de corporatie is deze bevoegd de verbeurde boete of dwangsom te voldoen ten laste van het geïnde loodsgeld.
6. Indien een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom wordt opgelegd aan een regionale loodsencorporatie of een samenwerkingsverband van registerloodsen, opgericht ter uitvoering van artikel 15, eerste lid, onder b, zijn deze natuurlijke of rechtspersonen bevoegd de verbeurde boete of dwangsom te voldoen ten laste van het gedeelte van het geïnde loodsgeld waarop de desbetreffende regionale loodsencorporatie, onderscheidenlijk het desbetreffende samenwerkingsverband, recht heeft ingevolgde de bij en krachtens artikel 26 en de krachtens de artikelen 15a, tweede lid, en 15b, derde lid, van de Scheepvaartverkeerswet gestelde regels en voorschriften.
7. Een voldoening als bedoeld in het vijfde en zesde lid heeft voorrang boven de bij en krachtens artikel 26 en de krachtens de artikelen 15a, tweede lid, en 15b, derde lid, van de Scheepvaartverkeerswet gestelde regels en voorschriften.
1. Met het onderzoek zijn belast de krachtens artikel 45b, eerste lid, aangewezen ambtenaren.
2. Ten dienste van het onderzoek beschikken zij over de bevoegdheden die hun in deze paragraaf worden toegekend, alsmede met de daaraan verbonden beperkingen, over de bevoegdheden die hun zijn toegekend ter uitoefening van het toezicht, bedoeld in artikel 45b.
3. Op het onderzoek zijn de artikelen 53, 54, 54a en 55 van de Mededingingswet van overeenkomstige toepassing.
Voorzover op grond van de artikelen 45f, derde lid, 45g, vierde lid, en 45h, derde lid, overeenkomstige toepassing van de Mededingingswet plaatsvindt, wordt onder onderneming of ondernemersvereniging in de desbetreffende bepalingen mede verstaan:
a. de organen, genoemd in artikel 6, tweede lid, en 10, vijfde lid;
b. samenwerkingsverbanden van registerloodsen die zijn of worden opgericht ter uitvoering van het bepaalde krachtens artikel 15, eerste lid, onder b;
c. de krachtens de artikelen 15a, tweede lid, en 15b, eerste lid, van de Scheepvaartverkeerswet aangewezen organisaties, en,
d. registerloodsen.
Artikel 46 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het tweede tot derde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. De raad van bestuur is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 27b, eerste en zesde lid, en 27l, eerste lid, onder a en b. Van het besluit wordt mededeling gedaan aan de corporatie.
2. In het derde lid wordt «Van de krachtens het eerste lid genomen maatregelen» vervangen door: Van de krachtens het eerste of tweede lid genomen maatregelen .
Artikel 49a vervalt.
In artikel 59 wordt «of aanleiding bestaat tot toepassing van artikel 46.» vervangen door: of aanleiding bestaat tot toepassing van artikel 46, eerste lid..
Na artikel 59 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
HOOFDSTUK XA RECHTSBESCHERMING
1. In afwijking van artikel 8:7 van de Algemene wet bestuursrecht is voor beroepen tegen op grond van deze wet genomen besluiten, met uitzondering van besluiten genomen op grond van artikel 27f, de rechtbank te Rotterdam bevoegd.
2. In afwijking van artikel 8:2 van de Algemene wet bestuursrecht kan een belanghebbende tegen een op grond van artikel 27f genomen besluit beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
De Scheepvaartverkeerswet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 14a, tweede lid, komt te luiden:
2. De tarieven voor de kosten van deelname aan de opleidingen en de examens, en voor de verstrekking van afschriften uit de krachtens deze wet door de Nederlandse loodsencorporatie bij te houden registers worden vastgesteld bij besluit van de raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk VIA van de Loodsenwet. De tarieven voor de overige kosten worden vastgesteld bij ministeriële regeling.
Het vierde en vijfde lid van artikel 15 vervallen.
Het derde tot en met het zesde lid van artikel 15a vervallen.
Na artikel 15b wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Een aanwijzing, bedoeld in de artikelen 15a, tweede lid, en 15b, eerste lid, behoeft de goedkeuring van de raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit. Onverminderd artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht kan de goedkeuring kan slechts worden onthouden indien het belang van behoorlijk markttoezicht zich daartegen verzet.
2. Een krachtens de artikelen 15a, tweede lid, onderscheidenlijk 15b, eerste lid, aangewezen organisatie voert in de boekhouding een administratief onderscheid in voor iedere dienst of taak die bij of krachtens de wet bij uitsluiting aan registerloodsen, de organen van de Nederlandse en regionale loodsencorporaties, de aangewezen organisaties of samenwerkingsverbanden van registerloodsen is opgedragen.
3. Bij regeling van de raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de boekhouding, bedoeld in het tweede lid.
4. De algemene raad en de ledenvergadering van de Nederlandse loodsencorporatie zijn bevoegd van de krachtens de artikelen 15a, tweede lid, onderscheidenlijk 15b, eerste lid, aangewezen organisaties, alsmede van de ter uitvoering van artikel 15, eerste lid, onder b, van de Loodsenwet opgerichte samenwerkingsverbanden van registerloodsen, alle inlichtingen en gegevens te verlangen die deze organen voor de uitoefening van de hen bij en krachtens de Loodsenwet opgedragen taken redelijkerwijs nodig achten. De organisaties en samenwerkingsverbanden verlenen binnen de gestelde termijn alle gevraagde medewerking.
Artikel 47 vervalt.
Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel 17 van de bijlage bij de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie door een puntkomma wordt aan die bijlage een onderdeel toegevoegd, luidende:
18. De Loodsenwet, met uitzondering van artikel 27f.
De ledenvergadering van de Nederlandse loodsencorporatie stelt binnen een maand na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen C en E, van deze wet de uit de desbetreffende artikelonderdelen voortvloeiende verordeningen vast. Artikel 16, tweede en derde lid, van de Loodsenwet is niet van toepassing.
De ledenvergadering van de Nederlandse loodsencorporatie stelt binnen een maand na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel F, van deze wet het in artikel 27b van de Loodsenwet bedoelde toerekeningssysteem vast.
De raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit stelt binnen een maand na het tijdstip waarop voor de eerste maal goedkeuring is verleend aan het toerekeningssysteem, bedoeld in artikel 27b van de Loodsenwet, voor de eerste maal besluiten als bedoeld in artikel 27e, eerste lid, van de Loodsenwet vast.
1. Indien de algemene raad voor de eerste maal een voorstel als bedoeld in artikel 27c, derde lid, van de Loodsenwet doet, is de raming, bedoeld in artikel 27c, zesde lid, onder c, van de Loodsenwet, gebaseerd op de voor het jaar 2003 geldende hoogte, vermeerderd met de indexering, vastgesteld krachtens artikel 27d, tweede lid, van de Loodsenwet.
2. De voor het jaar 2003 geldende hoogte wordt vastgesteld bij regeling van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat. De algemene raad van de Nederlandse loodsencorporatie doet Onze Minister een voorstel voor deze regeling. Alvorens op dit voorstel te beslissen hoort Onze Minister de raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit.
De algemene raad van de Nederlandse loodsencorporatie stelt voor de eerste maal de verantwoordingen, bedoeld in artikel 27j van de Loodsenwet, op over het kalenderjaar waarvoor de tarieven voor de eerste maal overeenkomstig de artikelen 27c tot en met 27f van de Loodsenwet zijn vastgesteld.
De algemene raad van de Nederlandse loodsencorporatie stelt binnen een jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel F, van deze wet voor de eerste maal een vergelijkend onderzoek als bedoeld in artikel 27k van de Loodsenwet op.
De op het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen I, onderdelen B, D en E, en II van deze wet geldende loodsgeldtarieven en loodsvergoedingen, vastgesteld krachtens de artikelen 14a, 15 en 15a van de Scheepvaartverkeerswet, en de vergoedingen vastgesteld krachtens de artikelen 13, derde lid, en 21, tweede lid, van de Loodsenwet, zoals deze artikelen luidden voor het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen I, onderdelen B, D en F, van deze wet, blijven van kracht tot het tijdstip waarop het besluit waarbij het desbetreffende tarief voor eerste maal met toepassing van de artikelen 27c tot en met 27g van de Loodsenwet is vastgesteld.
De hoofdstukken I tot en met VI en VIII tot en met X en de artikelen II en III van de Loodsenwet, zoals deze luidden voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel K, van deze wet, blijven van kracht ten aanzien van:
a. voor dat tijdstip ingediende aanvragen om enig besluit op grond van deze hoofdstukken en artikelen;
b. de mogelijkheid om bezwaar te maken of beroep in te stellen tegen enig besluit op grond van deze hoofdstukken of artikelen dat op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet nog niet onherroepelijk is;
c. de behandeling van het bezwaar of het beroep gericht tegen enig besluit op grond van deze hoofdstukken of artikelen dat voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet is gemaakt, onderscheidenlijk ingesteld;
d. de behandeling van het bezwaar of het beroep dat op of na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet is gemaakt, onderscheidenlijk ingesteld en dat is gericht tegen enig besluit op grond van deze hoofdstukken of artikelen waartegen voor dat tijdstip eveneens bezwaar is gemaakt, onderscheidenlijk beroep is ingesteld.
Artikel 15ba, eerste lid, van de Scheepvaartverkeerswet vindt voor de eerste maal toepassing ten aanzien van het eerstvolgende besluit van de algemene raad van de Nederlandse loodsencorporatie tot wijziging van het Financieel besluit Loodswezen.
Onze Minister zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet en vervolgens telkens na vijf jaar aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Deze wet wordt aangehaald als: Wet markttoezicht registerloodsen.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30913-2.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.