30 912
Regels inzake de aanspraak op een inkomensafhankelijke financiële bijdrage in de kosten van kinderen (Wet op het kindgebonden budget)

nr. 9
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 14 mei 2007

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1

Het opschrift komt te luiden: Regels inzake de aanspraak op een inkomensafhankelijke financiële bijdrage in de kosten van kinderen (Wet op het kindgebonden budget).

2

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. Onze Minister: Onze Minister voor Jeugd en Gezin;

2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «kindertoeslag» vervangen door: kindgebonden budget.

3. In het tweede lid wordt «de kindertoeslag» vervangen door: het kindgebonden budget.

3

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden: Artikel 2 Aanspraak en hoogte kindgebonden budget

2. Het eerste lid komt te luiden:

1. Aanspraak op een kindgebonden budget heeft de ouder voor een kind voor wie aan die ouder op grond van artikel 18 van de Algemene Kinderbijslagwet kinderbijslag wordt betaald of zou worden betaald indien de artikelen 7, tweede lid, en 7a van die wet niet van toepassing zouden zijn, met dien verstande dat de aanspraak op een kindgebonden budget bestaat met ingang van de kalendermaand na de maand waarin het kind is geboren dan wel tot het huishouden is gaan behoren tot en met de kalendermaand waarin het kind de leeftijd van 18 jaar bereikt.

3. Het tweede lid komt te luiden:

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur op voordracht van Onze Minister en Onze Minister van Financiën worden regels gesteld omtrent de vaststelling van de hoogte van het kindgebonden budget.

4. Na het tweede lid wordt onder vernummering van het derde tot en met vijfde lid tot vierde tot en met zesde lid een lid ingevoegd, luidende:

3. Bij een gezamenlijk toetsingsinkomen van de ouder en zijn partner van meer dan € 29 413 wordt de som van de bedragen waarop recht bestaat op grond van het tweede lid verminderd met 5,75% van het verschil tussen het gezamenlijke toetsingsinkomen en € 29 413.

5. In het vijfde en zesde lid (nieuw) wordt «kindertoeslag» vervangen door: kindgebonden budget.

4

In artikel 4 wordt «De kindertoeslag» vervangen door «Het kindgebonden budget» en in artikel 5 wordt «de kindertoeslag» telkens vervangen door «het kindgebonden budget».

5

Na artikel 6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6a. Overgangsbepaling kindertoeslag voor het jaar 2008

1. In afwijking van artikel 2, eerste lid, wordt de ouder, bedoeld in dat lid, geacht voor het berekeningsjaar 2008 ongeacht het aantal kinderen één aanspraak te hebben in de vorm van een kindertoeslag, met dien verstande dat die aanspraak geacht wordt te bestaan met ingang van 1 januari 2008, maar niet eerder dan de kalendermaand na de maand waarin het oudste kind is geboren dan wel tot zijn huishouden gaat behoren, tot en met 31 december 2008, maar uiterlijk tot de kalendermaand waarin het jongste kind de leeftijd van 18 jaar bereikt.

2. In 2008 bedraagt de kindertoeslag:

a. bij een gezamenlijk toetsingsinkomen van die ouder en zijn partner van niet meer dan € 29 413: € 954;

b. bij een gezamenlijk toetsingsinkomen van die ouder en zijn partner van meer dan € 29 413: € 954 verminderd met 5,75% van het verschil tussen dat gezamenlijke toetsingsinkomen en € 29 413.

6

In de artikelen 7 en 12 wordt «Wet op de kindertoeslag» vervangen door: Wet op het kindgebonden budget.

Toelichting

Algemeen

Deze nota van wijziging strekt ertoe, conform de afspraak uit het coalitieakkoord, de in het onderhavige wetsvoorstel opgenomen kindertoeslag om te vormen tot een kindgebonden budget. De omzetting in een uitkering per kind is conform het Coalitieakkoord. Het kabinet hecht aan het gezin als plaats waar kinderen worden opgevoed en waar essentiële waarden en normen worden overgedragen. Ouders hebben hiervoor behalve voldoende tijd en vaardigheden, ook middelen nodig. Vanuit het gegeven dat meer kinderen ook meer kosten met zich meebrengen, vertaalt het kabinet dit uitgangspunt door invoering van een budget per kind. Evenals bij de kindertoeslag is de vormgeving inkomensafhankelijk.

Het wetsvoorstel zal gefaseerd in twee opeenvolgende jaren worden ingevoerd. In 2008 wordt de bestaande kinderkorting omgezet in een toeslag, waarbij voor dat jaar dan nog één bedrag per huishouden geldt. Met ingang van 1 januari 2009 wordt een kindgebonden budget in de vorm van een bedrag per kind ingevoerd. Dit kindgebonden budget wordt evenals de toeslag uitgevoerd door de Belastingdienst/Toeslagen.

Artikelsgewijs

Onderdeel 1

Door middel van deze nota van wijziging wordt de kindertoeslag vervangen door het kindgebonden budget. In verband hiermee wordt ook het opschrift gewijzigd.

Onderdeel 2

De definitiebepaling wordt aangepast in verband met vervanging van de kindertoeslag door het kindgebonden budget en de wijziging in de verantwoordelijkheidsverdeling: met ingang van het kabinet Balkenende IV is de eerste verantwoordelijkheid voor het wetsvoorstel belegd bij de Minister voor Jeugd en Gezin, met medeondertekening door de Staatssecretaris van Financiën.

Onderdeel 3

Uit het eerste lid van artikel 2 vloeit voort dat de ouder aanspraak heeft op een kindgebonden budget voor ieder kind voor wie aan die ouder op grond van artikel 18 van de Algemene Kinderbijslagwet kinderbijslag wordt betaald of zou worden betaald indien de artikelen 7, tweede lid en 7a van die wet niet van toepassing zouden zijn. Het tweede lid van artikel 2 schrijft nu voor dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld over de hoogte van het kindgebonden budget per kind. Gezien de verantwoordelijkheid van de staatssecretaris van Financiën voor de Belastingdienst/Toeslagen zal het Ministerie van Financiën worden betrokken bij de totstandkoming van de lagere regelgeving. In het wetsvoorstel wordt dit tot uitdrukking gebracht doordat is bepaald dat de voordracht tot het vaststellen van een algemene maatregel van bestuur waarbij regels worden gesteld over de vaststelling van de hoogte van het kindgebonden budget in overeenstemming met de minister van Financiën wordt gedaan. Op grond van het derde lid (in het oorspronkelijke voorstel was dit geregeld in het tweede lid, onderdeel b) wordt, bij een gezamenlijk toetsingsinkomen van de ouder en zijn partner van meer dan € 29 413, de som van de bedragen van de kindgebonden budgetten verminderd met 5,75% van het verschil tussen het gezamenlijke toetsingsinkomen en € 29 413. Dit bedrag geldt voor 2008 waarbij is uitgegaan van de in de in het CEP 20071 geraamde tabelcorrectiefactor voor 2008 van 1,5%. Indien blijkt dat de werkelijke tabelcorrectiefactor afwijkt van de geraamde factor, zal dit bedrag in een later stadium worden aangepast.

Onderdelen 4 en 6

De artikelen 4, 5, 7 en 12 worden aangepast in verband met de vervanging van de kindertoeslag door het kindgebonden budget.

Onderdeel 5

Artikel 6a bevat overgangsrecht voor het berekeningsjaar 2008. Om uitvoeringstechnische redenen kan in 2008 niet voor ieder kind afzonderlijk een kindgebonden budget worden uitbetaald. Vandaar dat artikel 6a voor het berekeningsjaar 2008 een overgangsregeling bevat op grond waarvan in 2008 recht op een kindertoeslag per huishouden bestaat, in plaats van een recht op kindgebonden budget per kind. De bedragen die worden genoemd in artikel 6a gelden voor 2008 waarbij is uitgegaan van de in de in het CEP 2007 geraamde tabelcorrectiefactor voor 2008 van 1,5%. Indien blijkt dat de werkelijke tabelcorrectiefactor afwijkt van de geraamde factor, zullen deze bedragen in een later stadium worden aangepast.

De minister voor Jeugd en Gezin,

A. Rouvoet


XNoot
1

Centraal Economisch Plan 2007; CPB april 2007.

Naar boven